Toespraak minister-president bij VNG-jaarcongres
Meer gemeenschappen, meer differentiatie en meer autonomie kunnen leiden naar krachtiger gemeenten, aldus minister-president Balkenende op het VNG-congres in Den Bosch
Dames en heren,
Wist u dat:
- 42% van de bevolking van Urk jonger is dan 24?
- Meer dan een kwart van de bevolking van Laren boven de 65 is?
- 79% van de Amsterdamse huizen huurwoningen zijn?
- In Rozendaal zich 86% van de huizen in de koopsector bevinden?
- 60% van de gemeente Leiden is bebouwd? En 7% van Ede?
Niet iedereen heeft natuurlijk deze exacte percentages paraat, maar het beeld dat eruit naar voren komt is helder: er zijn grote verschillen tussen de Nederlandse gemeenten. 443 gemeenten, 443 verschillende gezichten.
Er komt veel op gemeenten af. Globaal en lokaal raken meer en meer verweven. De wereld lijkt wel kleiner, maar is ook complexer. Bestuurlijke arrangementen hebben een hoge regeldichtheid. En de burger is mondiger. U hebt gisteren al uitgebreid met elkaar gesproken over deze dynamiek.
De vraag is nu hoe we - tegen de achtergrond van deze dynamiek en complexiteit - kunnen bouwen aan versterking van gemeenten. Want alleen een sterke gemeente geeft burgers in hun directe leefomgeving vertrouwen, veiligheid en vitaliteit.
Graag wil ik vandaag drie oriëntaties met u bespreken. Oriëntaties die in mijn ogen de kracht van gemeenten - en daarmee ook de kracht van de burgers - kunnen vergroten.
1. Gemeenschappen zijn de ruggengraat van gemeenten
Om te beginnen wil ik de basale vraag aan de orde stellen: Wat zijn gemeenten? Of beter gezegd: Waaruit bestaan gemeenten? Het antwoord is - denk ik - eenvoudig, namelijk gemeenschappen.
Nederland is door de eeuwen heen vooral een verzameling gemeenschappen geweest. Gemeenschappen die zich meer en meer hebben geclusterd. Van de vele stadjes en ommelanden uit de middeleeuwen, via de gewesten en provincies van de 16e en 17e eeuw naar de bestuurlijke indeling zoals we die nu kennen: met 443 gemeenten en 12 provincies.
Een overzichtelijke indeling. Maar we moeten ons niet blind staren op de organisatorische samenstelling van Nederland. We dienen juist meer oog te hebben voor de organische manier van samenleven. Ook nu nog is onze samenleving een gevarieerde verzameling gemeenschappen. Gemeenschappen die zich niet per definitie houden aan gemeentegrenzen.
Kijk bijvoorbeeld naar de plek waar we ons nu bevinden: 's-Hertogenbosch. Naast de stad Den Bosch bestaat deze gemeente uit een diversiteit aan gemeenschappen: Rosmalen, Empel, Engelen, Orthen, Hintham en ik vergeet er ongetwijfeld nog een aantal. Sommige van deze gemeenschappen zijn tegenwoordig minder herkenbaar, ik denk bijvoorbeeld aan Orthen. Maar anderen zijn nog zeer levendig en trots op hun eigenheid, zoals Empel.
Juist in deze globaliserende wereld zien we dat burgers zich willen herkennen in hun eigen leefomgeving. Ze verlangen naar vertrouwdheid en veiligheid. Ze zoeken naar de menselijke maat, naar een gemeenschap waarin ze zich thuis voelen.
Als bestuurders is het onze taak deze tendens niet alleen te herkennen, maar ook te erkennen. Hoe belangrijk dat is, heeft het gemeentebestuur van Oosterhout ervaren. Het idee was meer zichtbaar te maken dat de omliggende dorpen wezenlijk deel uitmaken van de stad Oosterhout. Om dat te realiseren wil het bestuur af van de benaming 'kerkdorpen' en deze 'stadsdorpen' gaan noemen.
Maar het gevolg is reuring in de kerkdorpen. De herkenbaarheid staat op de helling. De gemeenschap voelt zich niet erkend. Men stelt zich teweer. En daardoor worden verbindingen tussen gemeenschappen eerder gedwarsboomd dan bevorderd.
Sterke gemeenschappen vormen een sterke gemeente. Laten we daarom samen werken aan versterking van de gemeenschappen als ruggengraat van de gemeente. Natuurlijk doen de meeste gemeenten dat al. Maar ik wil hier een pleidooi houden om daar nog actiever en nog creatiever mee om te gaan.
Het sociaal kapitaal ligt bijna letterlijk op straat in de wijken, buurten en dorpen. Maatschappelijke organisaties, vrijwilligers en mantelzorgers doen dag en nacht veel en goed werk. Met de Wet Maatschappelijke Ondersteuning in de hand, hebben gemeenten een scala aan mogelijkheden en vrijheden om samen met de civil society de gemeenschappen verder te ontwikkelen.
Een mooi voorbeeld is wat er is gebeurd met het Chrysantenveld in Geleen. Dit is een groot open terrein middenin de wijk Lindenheuvel. Jarenlang werd dit terrein gebruikt voor de illegale dump van huisvuil en andere troep. Totdat een groep actieve buurtbewoners er genoeg van had en het veld grondig ging opruimen en opknappen. Inmiddels zijn er op het Chrysantenveld - door nauwe samenwerking van buurtbewoners, welzijnsorganisaties en de gemeente - een kinderboerderij en een speeltuin gevestigd.
Buurtbemiddeling laat ook de kracht van de civil society zien. Huis-, tuin- en keukenconflicten over bijvoorbeeld parkeerproblemen, overlast van huisdieren en ontsierende satellietschotels, worden door de bewoners onderling met medewerking van een buurtbemiddelaar opgelost. 1600 buurtbemiddelaars zetten zich in heel Nederland al vrijwillig in voor het behoud van een plezierig leefklimaat en hopelijk worden dat er snel meer.
Het succes van deze voorbeelden wordt verklaard uit de menselijke maat, uit de lokale schaal. Dat is ook de kern van de wijkaanpak van het kabinet. Het behoeft geen betoog dat de financiële aspecten van de wijkaanpak als controversieel zijn ervaren het afgelopen jaar. Mijn motivatie om samen met de minister voor Wonen, Wijken en Integratie krachtig voort te gaan is gelegen in de filosofie van het Actieplan Krachtwijken: maatwerk, gebaseerd op de lokale situatie en behoeften. Het gaat niet alleen over woningbouw, maar evenzeer over wijkvoorzieningen, centra voor jeugd en gezin, werkgelegenheid, onderwijs en inburgering, cultuur, burgerschap en veiligheid in de openbare ruimte. Maar ik realiseer me zeer wel: dat alles werkt alleen met sterke gemeenschappen en sterke gemeenten.
Dames en heren,
2. Meer durven differentiëren
Ik kom toe aan een tweede oriëntatie die in mijn ogen relevant is bij het vergroten van de kracht van gemeenten. Ik zei het al aan het begin van mijn toespraak: gemeenten verschillen. Waarom dan bij de vormgeving van nieuw beleid niet meer verschil maken tussen gemeenten?
Differentiatie is niet nieuw. Het heeft in 1992 zelfs een wettelijke basis gevonden in artikel 109 Gemeentewet. Hierin staat: "Bij of krachtens de wet kan zo nodig onderscheid worden gemaakt tussen gemeenten."
Ik voel er wel voor dit wetsartikel af te stoffen en vaker toe te passen. Is gemeentelijke uniformiteit nog wel van deze tijd? Does one size still fits all? Waarom niet meer durven differentiëren?
Natuurlijk: in de praktijk komt differentiatie regelmatig voor. Maar differentiatie wordt dan vaak gekoppeld aan onderscheid maken tussen grote en kleine gemeenten. Ameland is geen Amsterdam. Zwolle is geen Zuidhorn. Dat is zonder meer waar, maar er speelt meer. Want zijn ook de verschillen tussen grote gemeenten niet alom aanwezig? Wordt Rotterdam niet met heel andere problemen geconfronteerd als Maastricht? Of wat te denken van Amsterdam en Den Haag?
Een geslaagd voorbeeld van differentiatie is in mijn ogen de Rotterdamwet uit 2005. Met behulp van deze wet kan op onconventionele wijze worden ingegrepen in achterstandswijken waar overlast en onveiligheid overheersen. Zo kunnen onder meer panden die de leefbaarheid van de buurt aantasten worden gesloten en kan de toestroom van kansarmen door middel van een huisvestingsvergunning tijdelijk worden beperkt. Natuurlijk is de wet geen panacee voor alle problemen. Maar het levert wel een bijdrage aan de oplossing van een hardnekkige situatie.
Een andere mogelijkheid om te differentiëren hangt samen met het thema vergrijzing. Momenteel worden gemeenten die kampen met een krimpend inwoneraantal geconfronteerd met een korting uit het gemeentefonds. Waarom niet in bepaalde gevallen een aparte maatstaf ontwikkelen of ten minste een hardheidsclausule toepassen? De maatschappelijke effecten van een dalend inwoneraantal - meestal als gevolg van vergrijzing - zijn enorm. Ook voor gemeenten hangt er een fors prijskaartje aan. Is het dan billijk hen te onderwerpen aan het landelijk uniforme systeem? Het genuanceerde advies "Bevolkingsdaling" van de Raad voor het openbaar bestuur en de Raad voor de financiële verhoudingen hierover verdient in mijn ogen alle aandacht.
Dames en heren,
Als we meer willen differentiëren, dan moeten we dat wel consequent doen. In de afgelopen zes jaar heb ik tijdens werkbezoeken, al dan niet samen met collega's, stad en land afgelopen. Overal ontmoet ik enthousiasme voor nieuwe initiatieven. Enthousiasme omdat burgers, organisaties, gemeenten voor hun problemen en uitdagingen een perspectief zien die op hun situatie is toegesneden. Ze willen graag zelf actie ondernemen. Ze treden het centraal gezag met enige scepsis tegemoet.
Die vrijheidsdrang zit ons Nederlanders in het bloed. Ik zou haast zeggen; de drang tot differentiatie behoort tot de Nederlandse identiteit. Maar datzelfde geldt voor het zoeken naar consensus, voor 'polderen'. Ook dat is typisch Nederlands.
Nu heb ik gezien dat bruisende lokale initiatieven en wensen wel eens worden beperkt door de drang om op overkoepelend, landelijk niveau, commissies in te stellen, akkoorden af te sluiten en modelverordeningen te maken. Lokaal maatwerk, lokaal enthousiasme komt dan vast te zitten in de Hollandse klei.
Beste gemeentebestuurders, let op uw zaak! Laat ook uw eigen koepelorganisaties u niet de vrijheid tot differentiatie ontnemen.
Dames en heren,
3. Meer autonomie voor gemeenten
Ik kom toe aan mijn derde en laatste punt. In onze bestuurlijke organisatie moet het uitgangspunt zijn welke bestuurslaag het beste in staat is om een taak uit te voeren. De burger is het meest gebaat bij een oplossingsgerichte benadering.
Daarom zijn het gemeenten die de gemeenschappen centraal moeten stellen. Daarom moet differentiatie mogelijk zijn. En daarom pleit ik voor meer autonomie voor gemeenten.
Dat pleidooi heeft ook een normatieve kant. U kent ongetwijfeld artikel 124 van de Grondwet waarin staat dat voor provincies en gemeenten de bevoegdheid tot regeling en bestuur inzake hun huishouding aan hun besturen wordt overgelaten.
Wezenlijk in dit artikel is de term 'overgelaten'. Deze drukt niet uit dat deze toekenning als het ware een 'gunst' is van de rijksoverheid. Wie thuis is in de constitutionele geschiedenis van Nederland, weet dat met de term 'overgelaten' tot uitdrukking wordt gebracht dat gemeenten en provincies een langere historie hebben dan het Rijk. De bevoegdheid tot het zelfstandig regelen en besturen van de eigen huishouding is derhalve een eigen, oorspronkelijke bevoegdheid.
Vanzelfsprekend moet bij het vergroten van de autonomie van gemeenten keer op keer bekeken worden of een gemeente voldoende bestuurskracht heeft om meer taken - of nog meer taken - uit te voeren. Maar als dat zo is, dan moet het Rijk niet schromen de autonomie van gemeenten te vergroten. Of beter gezegd: de autonomie die gemeenten ten principale hebben ten volle te respecteren. En ten volle te benutten - in het belang van burgers.
Het kabinet heeft recent al besloten dat Rijk en provincies minder toezicht gaan uitoefenen op de uitvoering van taken door gemeenten. Daarnaast krijgen provincies en gemeenten meer vrijheid in het besteden van het geld dat ze ontvangen van het Rijk. De 101 specifieke uitkeringen die er nu nog zijn, moeten aan het eind van deze kabinetsperiode zijn teruggebracht tot 37.
Kortom, we zijn al aardig op weg, maar ik denk wel dat we verder kunnen gaan bij het vergroten van de autonomie en mogelijkheden van gemeenten. Laat ik kort drie terreinen aanstippen waar wellicht nog verbeteringen kunnen worden bereikt.
Het eerste terrein is de behandeling door gemeenten van bezwaren of klachten van burgers. Als iemand nu bezwaar maakt tegen het afwijzen van zijn bouwvergunning, raakt een gemeente bijna verstrikt in het net van de Algemene Wet Bestuursrecht. De regels en procedures zijn lang, ingewikkeld en niet altijd even efficiënt.
Waarom niet volstaan met een algemene regel in de wet die zegt dat een gemeente klachten en bezwaren zorgvuldig moet behandelen? Hoe aan dit zorgvuldigheidscriterium invulling wordt gegeven, is dan aan de gemeente. Op deze manier kan er bijvoorbeeld meer ruimte ontstaan voor mediation.
Hetzelfde kan wellicht gaan gelden voor het verlenen van subsidies door gemeenten aan bijvoorbeeld inspirerende maatschappelijke initiatieven. Ook hierover staan in de Awb gedetailleerde regels. Je kunt je afvragen of die bij subsidieverstrekking nog wel nodig zijn. Iedere gemeente heeft sinds een aantal jaren toch een rekenkamer?
Het laatste terrein dat ik wil noemen waarbij je je kunt afvragen of de gemeenten niet meer autonomie kunnen krijgen, is de inburgering. Gemeenten zijn met de Wet Inburgering geconfronteerd met veel bureaucratisch gedoe. Met een wet die maatwerk belemmert. De resultaten blijven achter. Dat kan anders en beter. Gemeenten hebben als geen ander inzicht in de persoonlijke situaties van inwoners die moeten inburgeren. Waarom gemeenten dan niet zelf laten bepalen hoe deze mensen het snelst integreren in de samenleving?
Dames en heren,
Ik heb drie oriëntaties geopperd die in mijn ogen kunnen leiden naar krachtiger gemeenten. Wat centraal moet staan in ons denken over lokaal bestuur is de vraag: hoe creëren we de beste voorwaarden voor vertrouwen, veiligheid en vitaliteit van burgers. Denken vanuit oplossingen en niet vanuit vaste structuren die maatwerk in de weg staan. Dat is kort samengevat een kwestie van méér: méér gemeenschappen, méér differentiatie en méér autonomie.
Op lokale schaal is Nederland een rijke schakering van honderden, zo niet duizenden gemeenschappen, stedelijke en landelijke gebieden, gewesten.
Op globaliserende wereldschaal is heel Nederland een economisch sterke, internationaal meetellende en welvarende grote gemeente van ruim 16 miljoen inwoners.
Op lokale schaal zijn wij een land. Een land dat u en ik samen mogen besturen voor onze burgers. Dat is een voorrecht. Laten we daar zorgvuldig en met hartstocht mee omgaan. En laten we dat vooral samen doen.
Dank u wel.