Toespraak Balkenende op Avond van Wetenschap & Maatschappij
Minister-president Balkenende heeft de openingstoespraak gehouden op de tiende Avond van Wetenschap & Maatschappij over 'Ons brein' in Den Haag.
Mijnheer Willems, dames en heren,
Vorige week was ik met het Innovatieplatform in Japan en ik heb daar zelf nog eens aan den lijve ervaren hoe ingewikkeld ons brein eigenlijk is. We bezochten daar een laboratorium waar een scherm stond dat hersenactiviteit zichtbaar maakte. Een proefpersoon bewoog zijn vinger en je zag een klein deel van de hersenen rood kleuren. Maar wat denkt u dat er gebeurde toen ik deze man een hand gaf? Het hele scherm kleurde meteen fel rood. Grote hilariteit natuurlijk en de projectleider wist nog net uit te brengen dat 'the brain was suddenly very active'. Maar een verklaring, die kon hij zo 1-2-3 ook niet geven.
De Zuid-Afrikaanse bioloog Lyal Watson zei het al: 'Als ons brein zo eenvoudig was dat we het konden begrijpen, dan zouden we het niet kunnen.' Ik geef toe, het is een doordenkertje, maar dat durf ik wel aan in een zaal met zoveel intellectuele denkkracht. Bovendien geeft dit citaat heel treffend weer hoe complex en intrigerend het thema van deze tiende Avond van Wetenschap & Maatschappij is.
'Ons brein' - slechts anderhalve kilo weefsel, maar wel 100 miljard zenuwcellen en een eindeloos aantal schakelmogelijkheden. Zo ongeveer alles wat mooi en lelijk is in het menselijk gedrag en in de wereld om ons heen begint en eindigt in de hersenen. Maar écht begrijpen, doen we ons brein nog lang niet. Een Nederlandse hersenonderzoeker formuleerde het ooit zo: 'Als je 's morgens naar je werk gaat, moet je je als het ware telkens weer moed inspreken, want het is volkomen onwaarschijnlijk dat de grote problemen waaraan je werkt tijdens je leven nog worden opgehelderd.'
Maar misschien ligt daarin ook wel het kenmerk van ware wetenschap. Intellectuele nieuwsgierigheid leidt stap voor stap tot nieuwe kennis. Een kwestie van deskundigheid, gedrevenheid en stug doorgaan. Tegelijkertijd roept elke oplossing van elk deelprobleem meteen weer nieuwe vragen op. Zo brengt de wetenschap ons verder, maar nooit bij een eindstation. Want kennis is per definitie nooit 'af'. U weet dat als geen ander.
De kwestie is wel of zo'n filosofische benadering past bij deze Avond van Wetenschap & Maatschappij. De vraag stellen is hem beantwoorden. Nee natuurlijk. De doelstelling van deze jaarlijkse bijeenkomst is immers om de wetenschap zichtbaar te maken in de samenleving. Om meer begrip en waardering te kweken voor academische prestaties. En om de betrokkenheid van wetenschappers bij het maatschappelijke debat te vergroten. Daar past absoluut geen boodschap uit een ivoren toren bij.
Zoals u misschien weet, wil ook het Innovatieplatform wetenschap hoger op de maatschappelijke en politieke agenda zetten. Dat gebeurt onder de noemer 'Vrienden van wetenschap'. Een project dat in de deskundige handen ligt van professor Robbert Dijkgraaf, voorzitter van de KNAW, en van René Smit, voorzitter van het College van Bestuur van de VU. Op www.vriendenvanwetenschap.nl is inmiddels een brede maatschappelijke dialoog gestart over de toekomst van de wetenschap in Nederland. Iedereen is van harte uitgenodigd om mee te doen, dus laat u vooral niet onbetuigd.
Uit een representatief onderzoek dat het Innovatieplatform voor dit project liet doen, komen een paar heel interessante en heldere conclusies naar voren. Om te beginnen hebben de meeste mensen eigenlijk geen idee waar de Nederlandse wetenschap zich mee bezighoudt en in uitblinkt. En dat terwijl ze wel overtuigd zijn dat wetenschappelijk werk bijdraagt aan een langer en gezonder leven, aan meer welvaart en welzijn en aan de oplossing van maatschappelijke problemen.
Ruim 60 procent van de Nederlandse bevolking is écht geïnteresseerd in wetenschap. Dat wil zeggen: ze lezen erover in kranten en tijdschriften, kijken naar TV-programma's over wetenschap en zoeken actief naar informatie op internet. Des te opvallender is het dat driekwart van de ondervraagden vindt dat wetenschappers veel meer zouden moeten laten zien waar ze mee bezig zijn. Maar dan wel in concrete taal en met concrete voorbeelden. De vraag naar informatie over wetenschap is dus blijkbaar groter dan het aanbod.
Ik geloof dat het aloude adagium 'kennis is macht' ook hier opgaat. Of misschien moet ik zeggen: 'kennis is kracht'. Normaal gesproken bedoelen we daarmee dat kennis belangrijk is voor een samenleving. Dat het de basis legt onder een succesvolle economie en een hoge kwaliteit van leven. En zo is het natuurlijk ook. Maar ik wil dit credo vandaag graag op een andere manier uitleggen. Want brede kennis over de wetenschap geeft kracht aan de wetenschap. Zichtbaarheid en maatschappelijk en politiek draagvlak zijn nu eenmaal aan elkaar gekoppeld. En het onderzoek dat ik net aanhaalde, toont overduidelijk aan dat er op dit punt kansen liggen, want de belangstelling is er.
Mij lijkt dat de samenwerkende universiteiten, de partijen in het Innovatieplatform en de organisatoren van deze avond die handschoen samen op moeten pakken. Want kennisinstellingen, bedrijfsleven en overheid hebben een gedeeld belang bij een zo sterk mogelijke verankering van de wetenschap in de samenleving.
Die samenwerking is des te harder nodig in het licht van de economische crisis en de brede heroverwegingen die het kabinet heeft ingezet. De doelstellingen zijn en blijven ambitieus: Nederland wil tot de 5 meest concurrerende economieën ter wereld behoren en daarin past ook de Kamerbrede wens voor een plek in de mondiale top-5 op het gebied van onderwijs en wetenschap. Dat zijn twee ambities die nauw met elkaar samenhangen.
Ik begrijp volkomen dat in deze ambities een kiem ligt voor een roep om meer geld, meer publieke investeringen in innovatie en onderzoek en hogere budgetten voor onderwijs. Ik begrijp dat, maar ik ga u vanavond geen gouden bergen beloven of luchtkastelen met u bouwen.
De realiteit is dat Nederland op dit moment voor publieke uitgaven aan onderwijs en onderzoek stevig op het gemiddelde zit van alle OESO-landen. Daar wil het kabinet aan vasthouden en dat zal moeilijk genoeg zijn. De realiteit is overigens ook dat met het huidige budget uitzonderlijke prestaties worden geleverd - zowel door individuele onderzoekers, als door het collectief. Nederlandse wetenschappers staan mondiaal op een tweede plaats gemeten in het aantal artikelen dat ze schrijven. En dat is werk van hoge kwaliteit, want alleen hun Zwitserse en Amerikaans collega's worden vaker geciteerd. Daar mogen we met recht trots op zijn.
Wat hieruit blijkt, is dat een toppositie blijkbaar niet alleen met geld heeft te maken. De vraag is de komende jaren vooral: hoe zetten we het beschikbare geld zo efficiënt mogelijk in? Hoe organiseren we onze kennisinfrastructuur zo dat de opbrengst per euro belastinggeld het hoogst is? En wat betekent dat voor de verdeling van de budgetten? Dat zijn ook precies de thema's waar een aantal werkgroepen zich in de heroverweging over buigt. We moeten ons dit soort vragen in de volle breedte durven stellen en er is in dit verband alle aanleiding om ook na te denken over de toekomstige inrichting en organisatie van de wetenschappelijke onderzoeksagenda. Hoe handhaven we de topposities die we hebben? Hoe bereiken we de topposities die we willen hebben? En hoe maken we dat zichtbaar voor de samenleving? Daar gaat het om.
U mijnheer Dijkgraaf, heeft daarvoor bij de opening van het academisch jaar in Utrecht een eerste voorzet gegeven door te pleiten voor meer coherentie en samenwerking in de onderzoeksagenda. Voor het tegengaan van versnippering en minder instituten op hetzelfde terrein. Voor universiteiten die kleur bekennen en een profiel durven kiezen. En voor versterking van een aantal wetenschappelijke sleutelgebieden waar Nederland traditioneel sterk in is. Kortom: durven excelleren vraagt om keuzes, dat ben ik voluit met u eens.
Tegelijkertijd zou het een gemiste kans zijn als de discussie over de toekomst van de wetenschappelijk onderzoek alleen binnen de universiteitsmuren gevoerd zou worden. Want excelleren is één ding, de verspreiding en benutting van nieuwe kennis is een ander. Helaas zien we nog steeds dat de banden tussen het innovatieve bedrijfsleven en de universiteiten in Nederland veel minder sterk zijn dan in andere landen. Nederlandse bedrijven dragen weliswaar relatief veel bij aan de financiering van toegepast onderzoek, maar de samenwerking in meer fundamentele research & development blijft achter. Daar is nog een wereld te winnen. Dus daar zou de discussie ook over moeten gaan.
Dames en heren,
Als meer kennis in de samenleving over de wetenschap meer kracht geeft aan de wetenschap - en daar zijn we het volgens mij snel over eens - dan kunnen de ontwikkelingen die ik net aanstipte daar zeker een rol bij spelen. Focus in de onderzoeksagenda, een grotere herkenbaarheid van instellingen, meer excellentie, meer samenwerking tussen bedrijven en universiteiten - het helpt allemaal om zichtbaar te maken wat al die kennis ons als samenleving oplevert. Dat is de kern van mijn betoog vanavond.
En gelukkig is ons brein zo complex, dat we ook nog in staat zijn om dat te doen. Want zoals Albert Einstein al zei: 'De meest fundamentele ideeën van de wetenschap zijn in wezen eenvoudig en kunnen in de regel worden uitgedrukt in een taal die voor iedereen begrijpelijk is.'
Dank u wel.