'Het is mijn ambitie dat de kinderen in Nederland gezond opgroeien'
Toespraak van minister Rouvoet op het Europees congres Jeugdgezondheidszorg in Leiden.
Dames en heren,
Als minister van Jeugd en Gezin waardeer ik het te spreken op dit internationale congres van jeugdartsen. Het is mijn ambitie dat de kinderen in Nederland gezond opgroeien. Dat ze veilig opgroeien. Om dit te bereiken is voor mij preventie een belangrijk sleutelwoord. De jeugdgezondheidszorg draagt hier in belangrijke mate aan bij.
Tijdens deze toespraak, die ongeveer 15 minuten duurt, worden er in Nederland vijf baby’s geboren. Elke drie minuten één. Dat betekent dat we er vandaag ongeveer 500 kinderen bij krijgen.
Deze kinderen krijgen, net als ieder kind in Nederland, een breed preventief pakket aangeboden. In de vorm van medisch onderzoek, gezondheidsvoorlichting, opvoedingsondersteuning, vaccinaties, screeningen en zorg op maat. Onderzoeken bevestigen dat de gezondheidswinst die we hiermee behalen, groot is.
We weten dat een voorspoedige ontwikkeling van het kind op jonge leeftijd de beste preventie is tegen problemen op latere leeftijd. De eerste levensjaren krijgen kinderen daarom veel aandacht. Zo kunnen we – waar nodig – snel ondersteuning bieden.
We doen ons best de jeugdgezondheidszorg heel laagdrempelig te houden. Gemakkelijk toegankelijk voor iedere ouder en kind en letterlijk dicht bij huis. Zoals u weet pakken wij Nederlanders voortdurend de fiets. Om boodschappen te doen, om naar de voetbalclub te gaan, om naar school te gaan. Ook de jeugdgezondheidszorg moet bij wijze van spreken op de fiets bereikbaar zijn.
Gemakkelijk toegankelijk is ook een belangrijke doelstelling bij de Centra voor Jeugd en Gezin, waar de jeugdgezondheidszorg de basis voor vormt. We zijn hier in Nederland in 2008 mee begonnen.
Een centrum voor Jeugd en Gezin is een herkenbaar inlooppunt in de buurt. Ouders én jongeren kunnen hier terecht met hun vragen over opvoeden en opgroeien. Zo’n centrum biedt advies, ondersteuning en hulp op maat.
In 2011 is er een landelijk dekkend netwerk van Centra voor Jeugd en Gezin in Nederland. Elke gemeente heeft straks minimaal één centrum. In grote steden komen meer centra.
De jeugdgezondheidszorg is de spil in het Centrum voor Jeugd en Gezin. Immers, jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen zien bijna alle kinderen en hebben ze zo goed in beeld. Jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen functioneren in diverse netwerken. Hierdoor kennen zij ook de kinderen die meer risico lopen en zorg op maat nodig hebben.
Met de jeugdgezondheidszorg volgen wij het opgroeien van kinderen. Deze preventieve zorg bestaat in Nederland al meer dan 100 jaar. De jeugdgezondheidszorg is alert op een groot aantal gezondheidsrisico’s, maar ook op opvoedproblematiek. Tijdige signalering hiervan maakt het mogelijk om snel oplossingen te zoeken.
Alle kinderen en jongeren in de leeftijd van 0 tot 19 jaar krijgen jeugdgezondheidszorg aangeboden. Dit gebeurt thuis, op het consultatiebureau, op school of bij de gemeentelijke gezondheidsdienst. Jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen zien ieder kind 20 keer. Of meer, indien nodig. In de eerste levensjaren heel vaak en daarna op de belangrijkste momenten in hun ontwikkeling. Het gaat om bijna vier miljoen kinderen van 0 tot 19 jaar. Dat is een kwart van onze totale bevolking.
Het aanbod van de jeugdgezondheidszorg is een landelijk programma, dat elk kind in Nederland krijgt aangeboden. Hiermee volgen we de fysieke, psychische, sociale en cognitieve ontwikkeling van het kind.
Opgroeien gaat met vallen en opstaan. Met ieder kind is wel eens iets aan de hand. Daarom vind ik het belangrijk dat de jeugdgezondheidszorg er voor álle kinderen is. De meeste ouders vinden de jeugdgezondheidszorg dan ook vanzelfsprekend en zijn erg tevreden over het aanbod.
De jeugdgezondheidszorg zorgt ook voor de uitvoering van de hielprik en het rijksvaccinatieprogramma. De komende week krijgen Mees, Merel, Max en al die andere pasgeboren baby’s een hielprik. Iemand van de jeugdgezondheidszorg komt thuis een beetje bloed afnemen. Daarna onderzoeken laboranten in screeningslaboratoria het bloed op zeldzame, maar ernstige aandoeningen.
Hiermee kunnen we zeventien verschillende, ernstige ziekten opsporen. Die vinden we per jaar bij ongeveer 200 baby’s. Dankzij de hielprik kan de behandeling van deze kinderen zo vroeg mogelijk starten en groeien zij zo gezond mogelijk op.
Snel na de hielprik krijgt de baby de eerste prik uit het Rijksvaccinatieprogramma. Dit programma loopt door tot en met het 12e jaar en beschermt tegen 12 verschillende ziekten. Ook het Rijksvaccinatieprogramma levert een grote bijdrage aan de gezondheid van onze kinderen. Infectieziekten - zoals difterie en polio - komen nauwelijks meer voor. De bijbehorende complicaties en sterfte behoren daarom tot het verleden.
De vaccinatiegraad in Nederland behoort wereldwijd tot de hoogste en ligt al jaren rond de 95 procent. Om tot zo’n hoog percentage te komen, spannen we ons voortdurend in. Het intensief voorlichten van ouders over nut en noodzaak van de vaccinaties is daar een belangrijk onderdeel van. Ouders hoeven overigens de vaccinaties van hun kinderen niet te betalen, net zo min als de hielprik of de andere preventieve zorg die de jeugdgezondheidszorg biedt.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg. Zij vullen het landelijke programma aan met onderdelen die zijn afgestemd op wat er lokaal nodig is. De inhoud van het programma is in Leiden anders dan in Lelystad. In Landgraaf anders dan in Langedijk. Iedere gemeente zorgt dat de invulling aansluit bij het aanbod van het overige lokale jeugdbeleid.
Dit wil ik graag illustreren met een recente discussie over een extra contactmoment.
Op dit moment is het gebruikelijk dat jongeren vanaf 13 jaar alleen nog bij de jeugdgezondheidszorg komen, wanneer zij zelf aangeven dat het niet goed met ze gaat. Of wanneer hun ouders of anderen dat aangeven. Onlangs is mij geadviseerd om voor alle jongeren van een jaar of 13 een extra contactmoment in te voeren. Met als reden dat tieners grote lichamelijke en psychosociale veranderingen ondergaan. Gezond gedrag staat hierbij onder druk. Vooral als het gaat om alcohol, roken, drugs en seksueel gedrag.
Een extra contactmoment kan bijdragen aan het voorkomen van ongezond gedrag. Of er kan eerder worden gesignaleerd dat het mis gaat met een jongere. Ik vind het daarom een zinvol advies.
Ik laat het aan de gemeenten over hoe en op welke leeftijd zij dit contactmoment invoeren. Want de problematiek van tieners loopt erg uiteen en verschilt per gemeente. Daar moet je rekening mee houden. Ik vind daarom dat gemeenten het beste zelf kunnen bepalen welke groep kinderen zij laten oproepen.
Dames en heren,
Een van mijn motto’s is: geen kind buiten beeld. De invoering van een digitaal dossier voor ieder kind 0 tot 19 jaar zal er toe bijdragen dat er geen kind buiten beeld is. In 2010 moeten alle organisaties in de jeugdgezondheidszorg met zo’n dossier werken. Dit dossier bevat informatie over het kind, over de gezinssituatie en over de omgeving.
Ik verwacht dat we met deze digitale dossiers de kwaliteit van de zorg voor de kinderen verbeteren. Ten eerste zijn digitale dossiers sneller over te dragen dan papieren dossiers. Ten tweede kunnen we hiermee kinderen beter volgen en we kunnen risico's eerder signaleren. Eerder signaleren betekent eerder helpen. Daar is het kind het meest bij gebaat.
Nu kom ik op een punt dat op dit moment veel aandacht krijgt binnen de jeugdgezondheidszorg: de samenwerking. Bij het opgroeien zijn al snel meer professionals en organisaties betrokken. Samenwerking is voor goede en kindgerichte zorg dan een vereiste.
De jeugdgezondheidszorg werkt samen met een groot aantal andere zorgaanbieders en instanties. Dit gebeurt in ieder geval binnen de Centra voor Jeugd en Gezin. Maar ook met de kraamzorg en verloskunde rond de geboorte. Daarna werkt zij samen met de huisarts, het onderwijs, maatschappelijk werk en welzijnsinstellingen. Ook hebben jeugdartsen veel contact met de tweedelijnszorg, zoals ziekenhuizen, geestelijke gezondheidszorg en jeugdzorg.
Lokaal zijn tal van mooie initiatieven op het gebied van de jeugdgezondheidszorg. Ook in mijn eigen woonplaats Woerden. De jeugdverpleegkundigen, jeugdartsen en assistenten van de consultatiebureaus in Woerden komen elke drie weken in leergroepen bijeen. Ze maken zich de Theorie van Presentie eigen. Ze proberen die theorie ook direct in de praktijk uit.
Wat houdt dit in? Ik probeer een uitgebreide theorie kort uit te leggen. De kern van de theorie is dat er iemand aanwezig moet zijn in kwetsbare situaties. Deze presentiewerker mag geen oordeel vellen, maar bouwt een informele relatie op. De ouders en de kinderen vertrouwen hem of haar. De presentiewerker ziet wat gedaan moet worden. De presentiewerker doet dit ook daadwerkelijk.
Deze Theorie van Presentie is ontwikkeld door professor Baart van de Universiteit van Tilburg. Ik hoor goede verhalen over deze manier van werken en ben benieuwd naar de resultaten.
Wat ik graag wil zien, is dat hulpverleners vaker uit hun spreekkamer vandaan komen. Dat zij ouders en kinderen in hun eigen leefomgeving opzoeken. Ik heb het idee dat dit ook steeds vaker gebeurt. Dat er meer aandacht komt voor ouders en kinderen die daadwerkelijk hulp nodig hebben. Outreachend werken heet dat in uw vak. Want we beseffen ons steeds meer dat er mensen zijn, dat er kinderen zijn, die hulp nodig hebben, maar niet terecht komen bij de hulpverlening. Het outreachend werken ga ik als minister van Jeugd en Gezin zeker aanmoedigen.
Met de jeugdgezondheidszorg in Nederland hebben we mijns inziens goud in handen. Dit wil ik vasthouden, maar tegelijkertijd werken we ook aan verdere vernieuwing en verbetering. We willen immers ook de toekomstige jeugd gezond houden.
Dames en heren,
Terwijl ik spreek, zijn die vijf baby’s wel geboren. Ik wens hen een gezonde jeugd toe. U wens ik nog een boeiend congres toe!
Ik dank u voor uw aandacht!