Kunsthuid alternatief voor dierproeven
'Gebruik van huid die is gekweekt uit menselijke huidcellen is een uitstekend alternatief voor dierproeven. En het is een kabinetsdoelling om het aantal dierproeven te verminderen, te verfijnen en vervangen. In het besef dat dieproeven nodig zijn.' Dit zei Annemiek Bolhuis toen zij namens minister Klink een ZonMw parel uitreikte aan dr. Kees Tensen. Parels worden uitgereikt aan ZonMw projecten die een zeer mooi resultaat hebben opgeleverd.
Dames en heren,
Voor de tweede keer dit jaar mag ik een parel uitreiken. Dat doe ik met plezier, want het betekent dat ik weer iemand in het zonnetje mag zetten.
In dit geval Kees Tensen, leider van een wetenschappelijk team dat nieuwe successen heeft geboekt bij de verdere ontwikkeling van gekweekte menselijke huid.
Het gebruik van huid die is gekweekt uit menselijke huidcellen, vormt een uitstekend alternatief voor dierproeven. Want om de gewenste of juist ongewenste effecten van geneesmiddelen, cosmetica of chemische stoffen op te huid te bestuderen, wordt meestal gebruik gemaakt van proefdieren. Voor de dieren is dat vaak een zware belasting.
Gekweekte huid heeft nog een ander voordeel. Het materiaal komt overeen met de unieke menselijke huid. Daardoor kan er veel nauwkeuriger wetenschap worden bedreven. Dierproeven kunnen daarom nooit zulke betrouwbare uitkomsten geven dan wanneer gebruik wordt gemaakt van menselijke huid. Een dier is immers geen mens.
Kweekhuid draagt bij aan het verminderen van het aantal dierproeven. Daarmee past deze wetenschappelijke ontwikkeling in de trend in de maatschappij, die dierenleed steeds minder aanvaardbaar vindt. Die trend heeft zelfs geleid tot een Partij voor de Dieren in de Tweede Kamer. Een partij die mij heel alert houdt als het over dieren gaat.
De kabinetsambitie uitdragen om het aantal dierproeven te verminderen, verfijnen en te vervangen doen we in het volle bewustzijn dat dierproeven nog nodig zijn. Want we hebben dierproeven nodig om op medische gebied uit de voeten te kunnen en om de veiligheid van stoffen vast te kunnen stellen. Maar het is een feit dat dieren wezens zijn met bewustzijn en gevoel.
De intrinsieke waardigheid van het dier vraagt erom dat wij zorgvuldig en ethisch opereren. Het is allemaal nauw omschreven vastgelegd in de Wet op de dierproeven (Wod).
Ook de onderzoekers die met dieren experimenten doen omdat het nodig is, of omdat er geen alternatief voor handen is verdienen onze morele steun en bescherming.
Bij het terugdringen van het aantal dierproeven gaan we uit van de zogenoemde drie V’s: Vervanging, Vermindering en Verfijning. Het Leidse huidkweekmodel is een voorbeeld van Vervanging. Het levert zoals gezegd wetenschappelijke vooruitgang op en minder dierenleed. Er is echter nog een derde voordeel op: het model leent zich prima voor commerciële doelstellingen.
Nederland maakt zich sterk voor het verminderen van dierproeven. Eind vorig jaar heb ik bijvoorbeeld het startsein gegeven van het programma ASAT, Assuring Safety without Animal Testing. Door dat programma kan straks het stadium van de dierproeven voor veiligheidstesten worden overgeslagen. Dat scheelt niet alleen veel dierenlevens, het testen van onder meer voedingsstoffen, schoonmaakmiddelen en medicijnen kan dan ook beter, sneller en goedkoper.
In Europa leeft ook het gevoel dat dierproeven beter gereguleerd kunnen worden. Ik ben daarom heel blij dat er de Europese Commissie een voorstel heeft gedaan voor een dierproeven richtlijn. De bepalingen komen dichterbij het Nederlandse beleid. Zo hebben de beginselen van de drie V’s een sterkere plaats gekregen. Het verplicht gebruik van beschikbare alternatieven wordt expliciet benoemd. En in het voorstel worden gelijke concurrentievoorwaarden voor het bedrijfsleven en wetenschappelijk onderzoek in Europa verbeterd.
Dat laatste is niet onbelangrijk voor een commerciële toepassing van kweekhuid. Het is te benutten als modelsysteem waarmee in hoog tempo stoffen gescreend kunnen worden. Aan dergelijke ‘high-troughput’ systemen bestaat grote behoefte. Ik denk bijvoorbeeld aan de 30.000 chemische stoffen die in de EU opnieuw op veiligheid moeten worden onderzocht.
Dergelijke commerciële toepassingen leveren niet alleen geld op voor verder wetenschappelijk onderzoek, het kan er ook toe bijdragen dat het proefdiergebruik in de industrie wordt teruggedrongen.
Wetenschappelijke kennis in de praktijk brengen is een lovenswaardig streven. Ik hoorde mijn vorige directeur voor de volksgezondheid, Hans de Goeij, daar een aardige metafoor op loslaten.
Wetenschap is soms net een oester. Zo gauw de praktijk in de buurt komt, klapt de schelp dicht. En dat terwijl er in de oester zo’n prachtige parel ligt te glanzen.
Dat dichtklappen is bij dit wetenschappelijk onderzoek niet gebeurd. Deze parel heeft zijn weg naar de praktijk – te weten de ontwikkeling van kunsthuid - gevonden. Wetenschap vertaald naar de praktijk, waarbij de betrouwbaarheid van onderzoek omhoog gaat en er tegelijk minder proefdieren worden gebruikt.
U begrijpt dat ik graag de parel van ZonMw uitreik.