Seminar hoeksteen voor nieuw beleid ggo's
Minister Gerda Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit opende op 9 juni het symposium dat LNV organiseerde over genetisch gemodificeerde organismen, zogeheten ggo's. Doel van het symposium is om uit de klassieke voor-tegen-discussie te komen. Verder moet het beleid rond ggo's uitmonden in een rapportage aan de Europese Commissie met voorstellen tot een wijziging van het Europese beleid op het gebied van sociaal-economische aspecten rond ggo's.
Toespraak van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), mw. G. Verburg, bij de opening van het seminar 'Het ggo-beoordelingskader: wegens verbouwing in overleg' op 9 juni 2009 in Den Haag.
Dames en heren,
Het debat over genetisch gemodificeerde organismen is vanaf het allereerste begin omgeven door soms heftige controverse. Eerst ging het vooral over de veiligheid van ggo's voor mens, dier en milieu. U herinnert zich vast nog wel de commotie rond de term "Frankenstein Food".
Inmiddels zijn we ruim een decennium verder en is er veel gebeurd. Op dit moment zijn er 32 variëteiten van genetisch gemodificeerde gewassen toegelaten op de Europese markt voor gebruik in diervoeders, levensmiddelen of biobrandstoffen. En voor een kleine 60 variëteiten loopt een aanvraagprocedure bij de EFSA, de Europese voedselautoriteit.
Ondertussen hebben we oog voor méér dan alleen de veiligheid van ggo's voor mens, dier en milieu. Daarom spelen bijvoorbeeld ook sociaal-economische aspecten van ggo's een prominente rol in het debat. U moet dan denken aan vragen als: dragen ggo's bij aan verduurzaming van de land- en tuinbouw Of: passen ggo's binnen onze opvattingen over voedselkwaliteit?
Het kabinet is blij met deze verbreding van de discussie, want de smalle focus van uitsluitend veiligheid doet geen recht aan de brede aandacht voor de sociaal-economische kansen c.q. gevolgen van ggo's. Als we dat gesprek niet aangaan zal de EU over dit onderwerp sterk verdeeld blijven. En daar schiet niemand iets mee op.
Als eerstverantwoordelijke bewindslieden zijn minister Cramer en ik dan ook blij dat die discussie ook in EU-verband voortvarend wordt opgepakt. We hebben in de Milieuraad afgesproken dat de lidstaten de Commissie eind dit jaar zullen informeren over de sociaal-economische gevolgen van markttoelating van ggo's.
De resultaten van dit seminar - en van een soortgelijke internationale bijeenkomst die ik dit najaar organiseer - zullen hun weg vinden naar de Nederlandse rapportage.
Voor de internationale bijeenkomst nodig ik ook stakeholders uit van ggo-exporterende landen. Zij mogen op dat internationaal seminar niet ontbreken. Een dialoog met deze stakeholders is van belang om een completer beeld te krijgen van de sociaal-economische gevolgen van ggo's wereldwijd en om oplossingsrichtingen te verkennen, die bijdragen aan verduurzaming van internationale productieketens.
De door de lidstaten ingebrachte informatie vormt vervolgens de basis voor een rapport dat de Commissie vóór de zomer van 2010 naar de Raad en het Europees Parlement zal sturen.
Dames en heren
Ik signaleer vier ontwikkelingen die de discussie over dit onderwerp in een stroomversnelling hebben gebracht.
- Ten eerste de mondiale voedselzekerheid: in 2050 moeten de landbouw- en tuinbouw 9 miljard monden kunnen voeden.
- Ten tweede is er de verduurzamingsopgave van de landbouw, in Nederland, Europa en daarbuiten. GGo's kunnen bijdragen aan een verhoging van de oogstzekerheid en de productiviteit, aan een betere ziektepreventie en aan het verlagen van het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Denk aan de ontwikkeling van droogte-tolerante gewassen of gewassen die resistent zijn tegen bepaalde plaaginsecten.
- Drie: de sterke opmars van genetisch gemodificeerde gewassen buiten de EU.
- En als laatste trend noem ik de nog altijd stijgende Europese import van ggo's.
Laat me elk van deze ontwikkelingen kort in verband brengen met de ggo-discussie.
ls eerste noemde ik de kolossale uitdaging om in 2050 - over 40 jaar dus - wereldwijd 9 miljard mensen te eten te geven. Dat zijn er 2,2 miljard meer dan vandaag. Dat vraagt om een doelmatige en duurzame productie; daarbij ligt vergroting van het landbouwareaal niet voor de hand.
Bovendien krijgen boeren als één van de eerste beroepsgroepen heel direct met de effecten van klimaatverandering te maken. Denk aan langdurige droogtes of juist overvloedige regenval, die de oogstzekerheid ongunstig kunnen beïnvloeden. Dat merken boeren als eerste: zoals bij de droogte in Australie en wateroverlast elders in de wereld.
Om deze problemen het hoofd te bieden is innovatie nodig. We moeten alle zeilen bijzetten. Daarbij kunnen we geen enkele technologie uitsluiten die een positieve bijdrage levert. Dat geldt dus ook voor nieuwe veredelingstechnieken, waaronder genetische modificatie. In dit verband wil ik de kwestie van intellectueel eigendomsrechten aan de orde stellen: het octrooi- en kwekersrecht. Op planteigenschappen van ggo-gewassen kan octrooi worden verleend.
Sommigen menen dat octrooiverlening op planteigenschappen de sterkste marktpartijen bevoordeelt. Octrooiverlening zou een drempel opwerpen voor kleinere bedrijven bij het toepassen van de technologie. En weer anderen menen dat octrooiverlening gewenst is voor het behoud van een innovatieve plantveredelingsector.
Dames en heren, ik vind het van belang om beter zicht te krijgen op de sociaal-economische aspecten van octrooiverlening bij plantenverdeling, én op de mogelijkheden om mogelijk nadelige maatschappelijke gevolgen daarvan te beperken. Daarom laat ik samen met mijn collega van EZ hierover onderzoek uitvoeren. De uitkomsten daarvan neem ik op, in de Nederlandse rapportage over sociaal-economische aspecten van ggo's.
Dan de verduurzamingsopgave. De landbouw moet met minder toe: minder energie, minder water, minder bestrijdingsmiddelen, minder ziektes, minder emissies. Dat alles met behoud van de concurrentiepositie en de werkgelegenheid in de Nederlandse en Europese agrofood-sector. En natuurlijk zeer in het belang van u en mij als consument: goede kwaliteit en grote keuze, tegen zeer gematigde prijzen. Wij geven 12 tot 13 procent uit aan ons voedsel, dat is zeer gematigd. Ook hier kunnen genetisch gemodificeerde gewassen van betekenis zijn.
Als voorbeeld noem ik een oer-Hollandse product. Heel recent heeft de boerencoöperatie AVEBE een marktaanvraag ingediend voor een genetisch gemodificeerde aardappel. Die kan volgens de fabrikant een flinke milieuwinst opleveren omdat er minder energie en chemische hulpstoffen nodig zijn bij de verwerking. Let wel: dit is een aardappel die niet voor menselijke consumptie is bedoeld.
En in Wageningen is men bezig met de ontwikkeling van een pieper die resistent is tegen de aardappelziekte. U kunt zich voorstellen wat introductie van dit gewas kan betekenen voor de besparing op bestrijdingsmiddelen - wat een verbetering voor het milieu - en het tegengaan van oogstverlies.
Mijn derde punt. We hebben te maken met de wijde wereld buiten de EU. Daar speelt de discussie over ggo's niet, of in elk geval op een andere wijze. De teelt van ggo-gewassen is er dan ook in opmars. In 2008 bedroeg het areaal ongeveer 125 miljoen hectare in 25 landen. 125 miljoen hectare, dames en heren. Dat is 60 keer het complete landbouwareaal van ons land.
En volgens de OESO houdt de groei van het ggo areaal aan. Met name China en India zullen naar verwachting enorme bedragen investeren in de ontwikkeling van ggo's. Het gaat om miljarden: China alleen al wil de komende jaren 3,5 miljard dollar investeren aan plantenbiotechnologie. Ondertussen is meer dan de helft van de wereldsojaproductie genetisch gemodificeerd, en 70 procent van de katoen in belangrijke katoenexporterende landen zoals de Verenigde Staten, China, India en Zuid-Afrika.
Hier kunnen onze Europese aarzelingen over ggo's op gespannen voet komen te staan met de rauwe economische werkelijkheid: het aandeel van zulke gewassen op de wereldmarkt groeit - om het zo maar eens te zeggen - als kool.
De stijgende Europese import van ggo's weerspiegelt deze werkelijkheid. En dat is mijn laatste punt. Vrijwel al het conventionele mengvoer voor de veestapel in Nederland en veel andere EU-landen bevat ggo's. We importeren olie van genetisch gemodificeerd koolzaad voor biobrandstoffen en andere toepassingen. En wie van u durft er een eed op te zweren dat uw kleren voor 100 procent van ggo-vrije katoen zijn gemaakt?
Dames en heren
Wat ik zeggen wil, is dit: de vraag "Willen we ggo's in Europa?" is niet meer relevant. Europa, met z'n open markten, kan de deur niet op slot houden. En dat gebeurt ook niet, getuige het aantal ggo's dat al op de markt is toegelaten.
Wel moeten we ons afvragen hoe we zorgvuldig met de toepassing - en dan vooral de teelt - van ggo's omgaan. Daarbij gaat het zoals gezegd niet alleen over de veiligheid en het behoud van keuzevrijheid voor de consument, maar ook over de sociaal-economische aspecten.
Wat we willen is een nieuwe balans in de afwegingen die we maken over ggo's. Daarom maken wij ons sterk voor een vernieuwd beoordelingskader.
Ons standpunt over hoe dat nieuwe evenwicht eruit moet zien, is helder: We willen sociaal-economische aspecten bij de toelating van ggo's betrekken: zowel bij de teelt, als bij de import van ggo's. Wat de teelt van ggo's op het grondgebied van de Europese lidstaten betreft, wil Nederland dat de lidstaten zelf de bevoegdheid krijgen om daar al dan niet toestemming voor te geven en daarvoor de condities en voorwaarden te bepalen.
Bij de import van ggo's houden we vast aan de huidige regelgeving, met dien verstande dat de sociaal-economische dimensie bij de afweging wordt betrokken. We gaan de mogelijkheden om dat te realiseren actief inbrengen in de Europese discussie.
Daarbij kijken we naar de ervaringen die zijn opgedaan bij de ontwikkeling van vergelijkbare beoordelingskaders. Denk daarbij aan de internationale afspraken die zijn gemaakt over de productie en certificering van duurzame palmolie of duurzaam geproduceerd hout. U weet, daar is de afspraak dat de stakeholders erbij worden betrokken.
Voor dit standpunt krijgen we veel steun gekregen van andere lidstaten. Ik heb er dus alle vertrouwen in dat de Europese regelgeving in die richting zal worden aangepast.
Dames en heren,
Nederland participeert actief in het internationale ggo-debat. Ik zou graag zien dat onze bijdrage een stevig fundament in de samenleving heeft. Dat is één van de redenen voor deze bijeenkomst.
Ik nodig u uit om te discussiëren over de criteria voor een vernieuwd beoordelingskader. Welke vindt u van belang en waarom? Aan welke criteria geeft u prioriteit? En wat zijn mogelijke maatschappelijke en sociaal-economische effecten voor ondernemers en consumenten. Zijn die specifiek van toepassing op ggo's of gelden ze ook voor conventionele gewassen?
Zomaar een paar vragen, een greep uit de tientallen die er in dit verband spelen. Misschien dat u er vanmiddag al in slaagt om met antwoorden te komen. Wat ik in elk geval hoop is dat dit seminar ook in de komende tijd een stimulans zal blijken voor een open en constructief gesprek over de enorme uitdagingen waarvoor wij ons in de komende decennia gesteld zien. En natuurlijk over de keuzes, verantwoordelijkheden en kansen die daarmee verbonden zijn.
Dames en heren,
Ik wens ons een vruchtbare middag toe.