Minister Rouvoet speldt lintjes op
'Het heeft Hare Majesteit de Koningin behaagd u te benoemen tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau'. Minister Rouvoet reikte op 29 april 2009 Koninklijke Onderscheidingen uit aan: mevrouw Ronnes uit Helvoirt, de heer Zoutendijk uit Wassenaar en het echtpaar Van Bebber uit 's-Hertogenbosch. Hieronder de volledige toespraak voor deze gelegenheid.
Geachte dames en heren,
Hartelijk welkom hier op het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport, waar ook mijn Programmaministerie voor Jeugd en Gezin huist.
Ik heb het gevoel dat enkelen van u vanochtend in de veronderstelling waren dat de dag iets heel anders zou brengen. Maar onder welk mom u ook hier naar toe gelokt bent, ik kan u wel verklappen dat we in het gezelschap zijn van een aantal heel bijzondere mensen.
Mensen die zich op uitzonderlijk wijze hebben ingezet voor de samenleving. Die zich verantwoordelijk voelen voor anderen. Bijvoorbeeld voor kinderen, ook al zijn het niet hun eigen kinderen.
Mensen van onbesproken gedrag. Althans, dat is één van de criteria om in aanmerking te komen voor een Koninklijke onderscheiding. En dat is de reden dat we hier zijn vandaag, de lintjes.
Van onbesproken gedrag. Daar dacht ik op weg hier naar toe nog eens over na. Eigenlijk is het best een vreemde uitdrukking. Want van de mensen die ik straks op het podium ga roepen, moet het gedrag juist wel besproken worden. Gelukkig bent u niet onopgemerkt gebleven en hebben we een dag als vandaag om u eens flink in het Koninklijke zonnetje te zetten.
Daarom wil ik graag als eerste mevrouw Ronnes- Meulepas uit Helvoirt naar voren roepen.
Dames en heren, ik waarschuw maar even, als er zo een mobiel afgaat, dan is de kans groot dat het er één van mevrouw Ronnes is.
Zij loopt namelijk permanent met twee telefoons op zak: eentje van de jeugdzorg en eentje van de terminale zorg in Den Bosch. Voor die twee instellingen is zij dag en nacht bereikbaar, ook op feestdagen trouwens. Dus vandaag is vast geen uitzondering.
Maar dat is niet de enige reden dat zij hier staat.
Mevrouw Ronnes, uw staat van dienst, die ooit bij de katholieke plattelandsjongeren begon, laat een brede interesse zien. En waar mensen in nood zijn, staat u klaar om te helpen. Ik vind het leuk dat ik u vandaag toespreek, want onder uw activiteiten staat iets dat ik als minister voor Jeugd en Gezin bijzonder kan waarderen.
Als vrijwillige jeugdbeschermer en gezinsvoogd zet u zich in ’s-Hertogenbosch in voor gezinnen waar meerdere problemen spelen. Bovendien bent u altijd bereid collega’s te vervangen, of een extra dienst te draaien. Ook al is het oudejaarsavond.
En ik mag wel zeggen dat u zeer sterk gebruik maakt van uw eigen netwerk. U heeft het voor elkaar gekregen om alle vrijwilligersinstellingen in uw omgeving bij elkaar te brengen. Om samen mensen de beste ondersteuning te bieden. Daar was bij sommigen wel wat overredingskracht voor nodig, heb ik begrepen.
Die manier van verbinden, van samenhangende ondersteuning, daarmee brengt u ons motto: ‘ 1 gezin, 1 plan’ eigenhandig in de praktijk. En daar ben ik trots op.
Lokaal of internationaal, het maakt u niet uit. Als iemand uw hulp nodig heeft, of uw dak, dan kunnen ze bij u terecht. Of dat de buurkinderen zijn, een Chileense asielzoeker of een Turkse jongen die zijn studie nog moet afmaken. Uw deur staat open.
Ik kan niet alle organisaties benoemen waar u zich voor inzet, of heeft ingezet in de loop der jaren. Uw betrokkenheid is groot en uw organisatorisch vermogen onuitputtelijk: een Afrika-manifestatie voor de kerk, een ontmoetingsdag voor zieke en eenzame mensen, inzet voor het Rode Kruis, slachtofferhulp, stichting Lundazi adoptieplan.
En die lijst duurt nog wel even voort.
U bent toegewijd, bijzonder actief en neemt daarbij ook uw taken als burgemeestersvrouw zeer serieus. Niet alleen als er felicitaties uitgedeeld moeten worden op een diamanten bruiloft. U bent er ook bij als er ’s nachts een café uitbrandt en de familie van de slachtoffers bezocht moet worden. U gaat mee met uw man, de burgemeester, en staat mensen met raad en daad bij.
Mevrouw Ronnes, u zet zich breed in voor de samenleving en vraagt daar niets voor terug. U voelt het als uw plicht om mensen te helpen als dat nodig is. En dat is voor u vanzelfsprekend en nooit vrijblijvend.
En daarom doet het mij bijzonder veel plezier u te mogen vertellen dat het Hare Majesteit de Koningin heeft behaagd u te benoemen tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Ik speld u nu graag de bijbehorende versierselen op.
Dames en heren,
Er is hier iemand aanwezig die ieder jaar vol interesse volgt aan wie de Koninklijke Onderscheidingen worden uitgereikt. Ieder jaar opnieuw grapt hij tegen zijn vrouw dat er alwéér geen lintje voor hém bij zat.
Dit jaar kan deze meneer dat grapje achterwege laten. Want dit jaar zit hij er wel degelijk bij. Meneer Zoutendijk uit Wassenaar, mag ik u vragen naar voren te komen?
Meneer Zoutendijk, uw werkzaamheden zijn zo talrijk, dat zelfs uw vrouw niet precies weet waar u allemaal mee bezig bent.
Wat ze wel weet, en waar ze honderd procent achter staat, is dat u zich inzet voor uw medemens. En dat die inzet voor u onlosmakelijk verbonden is met de bewuste keuze zich op 17-jarige leeftijd te bekeren tot het christelijk geloof.
Wat uw drijfveren ook zijn, zowel beroepsmatig als op vrijwilligers basis heeft u heel wat op uw ‘kerfstok’. Laat mij beginnen met uw huidige functie. Sinds 2007 bent u directeur van het Sint Laurens Instituut in Rotterdam. Voor degenen die dit instituut niet kennen: het Sint Laurens is een charitatief vermogensfonds voor goede doelen op het terrein van welzijn en zorg voor jongeren en ouderen.
En die functie is u op het lijf geschreven. Want door uw gedrevenheid en inzet is het jaarbudget van het Instituut in twee jaar tijd formidabel gestegen. Van 1,5 miljoen in 2007 naar 3,5 miljoen euro in 2009!
Voordat u bij het Sint Laurens aan de slag ging, was u directeur van het Regionaal Bureau Leerplicht Holland Rijnland. Op het moment van uw aantreden ging het niet goed met dit bureau. Sterker nog, het Bureau Leerplicht dreigde opgeheven te worden. Maar met uw komst was die dreiging al vrij snel van de baan.
Binnen vier jaar was het leerplichtbureau een succes. Niet alleen omdat dat uw opdracht was, maar vooral omdat u zelf hart heeft voor deze zaak. Een kind hoort op school.
Als het niet in de klas zit of zijn schoolperiode niet afmaakt, dan is er vaak iets aan de hand. Het ging u om déze kinderen. Die wilde u helpen.
En dat is u ook gelukt; het bureau wérd een succes! Een groot succes zelfs, want de aanpak van uw bureau is op veel plaatsen in ons land overgenomen.
Gaan we nog wat verder terug in de tijd, dan komen we bij de periode dat u manager Zorg en Kwaliteit was bij Stichting De Ark. Toen u daar begon, was de hulpverlening vooral aanbodgericht. U constateerde terecht dat dit niet aansloot bij de hulp die jongeren nodig hadden. Mede dankzij uw inzet verbeterde De Ark de kwaliteit van de hulp door de overstap te maken naar vraaggericht werken.
Meneer Zoutendijk, u heeft niet alleen vanuit uw verschillende functies veel voor de samenleving gedaan, ook als vrijwilliger was en bent u bijzonder actief. Vooral voor jongeren. Daarvoor ben ik als minister voor Jeugd en Gezin u dankbaar.
Alweer 17 jaar lang bent u voorzitter van het bestuur van de Stichting Vrienden van De Uitdaging. Deze stichting heeft veel profijt gehad van de adviezen die u gegeven heeft. Ook bent u sinds 7 jaar lid van de Raad van Toezicht van de Stichting Timon, een landelijke instelling voor jeugdzorg.
Meneer Zoutendijk, u bent een initiatiefrijk man. De Vereniging Sociale Ondernemers Haaglanden, de Stichting Transmissie Gorinchem, het project Geïntegreerde Gezinsgerichte thuisbehandeling. Het is nog de vraag of deze organisaties wel zouden zijn opgericht als u zich er niet voor had ingezet.
Ik heb veel respect en bewondering voor uw inzet en de successen die u heeft bereikt. Meneer Zoutendijk, het heeft Hare Majesteit de Koningin behaagd u te benoemen tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Ik ga u nu met veel genoegen de bijbehorende versierselen opspelden.
En dan last but not least, een bijzondere verrassing. Ik mag een echtpaar naar voren roepen dat jarenlang verschillende kinderen heeft opgevangen.
Ik begreep dat meneer in de veronderstelling is dat er een lintje is voor zijn vrouw, maar pleegouder ben je niet alleen. Dat vraagt een sterke relatie en twee bijzonder grote harten die hetzelfde ritme slaan.
Mevrouw én meneer Van Bebber uit ’s-Hertogenbosch, komt u naar voren?
U staat hier met z’n tweeën, want samen heeft u laten zien dat u ernst maakt van de slogan van Pleegzorg Nederland: ‘We zoeken nog een hart met wat ruimte.’
In uw beider harten was namelijk de afgelopen 35 jaar ruimte voor 25 pleegkinderen en nog een enkele moeder ook. En dan tel ik nog niet eens de kinderen mee die mevrouw Van Bebber opving voordat ze haar man ontmoette.
Uw harten en uw huis staan wagenwijd open voor kinderen van verschillende leeftijden. Soms voor een paar maanden, een ander voor een decennium. Soms eentje en soms 2 of 3 kinderen tegelijk. Kinderen die thuis even niet meer die veilige haven vonden die tijdens het opgroeien zo belangrijk is. Dan is het goed om te weten dat er mensen zijn die hun deuren open zetten om kinderen de kans te bieden op een veilige plek. De kans op een goede start in het leven. Ik kan wel zeggen dat ik mensen als u beschouw als de boegbeelden van mijn beleid ‘Alle kansen voor alle kinderen’.
De opvang van andermans kinderen was niet altijd makkelijk. Ik weet dat u zich in die jaren lang niet altijd gehoord voelde door Den Haag. En dat u het wel eens aan de stok had met de professionals in de jeugdzorg. Samen liep wel eens tegen wat muren aan. Gelukkig gaf u daar zo nu dan eens een flinke schop tegen. En u hield vol. Dat vind ik mooi.
Er zijn namelijk veel mensen die klagen en vervolgens achterover leunen. U, meneer en mevrouw Van Bebber, bent niet van die soort. U signaleert een probleem, brengt het onder de aandacht en neemt het voortouw om tot een oplossing te komen. Zo was u in 1999 medeoprichters van het Landelijk Meldpunt Pleegouders. Onder andere met persoonlijk geschreven mailings hield u andere pleegouders op de hoogte van de ontwikkelingen in de pleegzorg.
Mede dankzij uw inspanningen is de aandacht voor pleegouders toegenomen. En in de rechtspositie is ondertussen ook wat veranderd.
Terwijl de opvang en zorg voor eigen en pleegkinderen gewoon doorging, vond u ook nog tijd om uw ervaringen op te schrijven. Twee publicaties kwamen er van uw hand: ‘Voor ieder kind een tientje en een bos bloemen’ en ‘Pleegouders maar beperkt houdbaar?’.
Ook weer met het doel aandacht te vragen voor de positie van pleegkinderen en pleegouders. De ervaringen die u met de kleine Merel had, die kon u eenvoudigweg niet voor u houden. Ervaringen waar ook andere pleegouders en pleegouders in de dop veel aan kunnen hebben.
Meneer en mevrouw Van Bebber, met een hart vol ruimte, warmte en gedrevenheid heeft u zich ingezet voor kinderen en pleegouders. Dat doet u nog steeds.
Want ondanks dat u wat gas heeft teruggenomen, en geen nieuwe pleegkinderen meer opneemt, staan uw hart en de deur nog steeds open als de nood aan de man is. Als er problemen zijn met uw pleegkinderen in een adoptiegezin of een internaat, dan kunnen ze nog altijd bij u terecht.
Ik beschouw pleegouders als een voorbeeld voor de samenleving en daarom doet het mij bijzonder veel genoegen dat ik u mag vertellen dat het Hare Majesteit de Koningin heeft behaagd u te benoemen tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Ik speld u beiden nu graag de bijbehorende versierselen op.