Fiscale nieuwsflits 8 januari 2008
IB/Vpb: Vaststelling marktwaarde
• Dit besluit vervangt het besluit van 12 december 2006, nr. CPP2006/2579M. De bijlage bij het besluit is aangevuld met de gegevens inzake de marktwaarde voor het jaar 2007. Overigens zijn geen inhoudelijke wijzigingen opgenomen.
Dit besluit geeft een praktisch handvat voor het bepalen van de rekenrente bij het berekenen van de contante waarde van renteloze verplichtingen. Met renteloze verplichtingen wordt bedoeld verplichtingen waarin tariefafspraken geen rol spelen, bijvoorbeeld omdat in het verleden geen koopsom of premies zijn ontvangen.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening in Staatscourant nr. 3 waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met de dagtekening van het besluit.
Besluit van 20 december 2007, CPP2007/3321M, Wet IB 2001 3.25 en VpB 1969 8
SW: Kwijtschelding
• In dit besluit is het beleid over kwijtschelding als bedoeld in art. 67 SW geactualiseerd per 1 januari 2008. Hiermee is geen beleidswijziging beoogd.
In art. 67 SW zijn diverse kwijtscheldingsbepalingen opgenomen. Het beleid over tegemoetkomingen bij bijzondere gebeurtenissen zoals oorlogen en rampen (Enschede, Volendam) en de fiscale gevolgen voor asbestslachtoffers zijn opgenomen in het besluit van 13 februari 2007, nr. CPP2007/289M. Het overige beleid voor art. 67 SW is opgenomen in het thans gepubliceerde besluit.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2008. Het is gepubliceerd in Staatscourant nr. 3.
Besluit van 21 december 2007, CPP2007/2996M, Sw 1956 67
Nsw 1928: Openstelling landgoed
• Dit besluit is een actualisering van de aanschrijving van 8 februari 1991, nr. NMF-90-10647 en no. IB 90/1016, de aanschrijving openstelling van Natuurschoonwet-landgoederen.
Op verzoek van de eigenaar kan een landgoed of een gedeelte daarvan voor de toepassing van de Natuurschoonwet 1928 (Nsw) als voor het publiek opengesteld worden aangemerkt. Deze openstelling heeft gevolgen voor de heffing en de invordering van de verschuldigde rechten van successie, schenking en overgang (art. 7, eerste lid Nsw). De eigenaar stelt de openstellingsregels op en legt ze ter goedkeuring voor aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de minister van Financiën.
Om in aanmerking te kunnen komen voor goedkeuring moeten het landgoed en de openstellingsregels aan algemene voorwaarden voldoen. Deze algemene voorwaarden zijn in dit besluit opgenomen. De voorwaarden dienen als richtsnoer bij de beoordeling van de openstellingsregels. Daarnaast moet het landgoed ook daadwerkelijk toegankelijk zijn. De goedkeuring dient voor elk landgoed afzonderlijk te worden aangevraagd.
Nu het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928 is gewijzigd (Stb. 2007, 162), wordt de aanschrijving van 8 februari 1991 hierbij geactualiseerd.
Dit besluit is gepubliceerd in de Staatscourant nr. 3 en heeft terugwerkende kracht tot en met 1 juni 2007.
Besluit van 20 december 2007, CPP2007/1092M, Nsw 1928 7 en Sw 1956 21
LB: Al of geen dienstbetrekking respectievelijk loon
• De staatssecretaris laat weten af te zien van cassatieberoep in een procedure waarin het hof oordeelde dat geen sprake was van een gezagsverhouding en dus evenmin van een dienstbetrekking, respectievelijk loon. Hij licht zijn beslissing toe.
Belanghebbende (X bv) is op 1 september 1999 een consultancy-agreement aangegaan met Y bv, waarvan A de digra is. Ook voordien verrichtte A werkzaamheden voor X bv. Op 10 oktober 1999 brengt Y bv onder meer advisory services in rekening bij X bv. Het bedrag, € 70 507, ziet op de periode tot 1 oktober 1999. In geschil is of A in dienstbetrekking werkzaam is geweest bij X bv en of genoemd bedrag loon vormt.
Het hof komt tot de slotsom dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat in de periode tot 1 september 1999 een gezagsverhouding heeft bestaan tussen X bv en A. Het hof wijst erop dat Y bv in die tijd nog andere opdrachtgevers had en A een aanzienlijk gedeelte van zijn tijd aan werkzaamheden voor deze opdrachtgevers heeft besteed. Het hof acht verder aannemelijk dat de services (nagenoeg) volledig werkzaamheden betreffen die zijn verricht vóór de inwerkingtreding van de agreement op 1 september 1999. Of aan dit oordeel de gevolgen kunnen worden verbonden die het hof er aan verbindt, valt volgens de staatssecretaris te betwijfelen. Hij ziet echter toch af van cassatieberoep en licht deze beslissing toe.
Over de periode vanaf 1 oktober 1999 is een tweede naheffingsaanslag opgelegd. De staatssecretaris vraagt zich af of cassatie moet worden ingesteld vanwege het feit dat het hof geen oordeel geeft over de dienstbetrekking in september 1999. Het belang daarvan is echter beperkt nu het hof vaststelt dat de services (nagenoeg) volledig werkzaamheden betreffen die zijn verricht voor de inwerkingtreding van de agreement op 1 september 1999 en aan de maand september dus kennelijk slechts een bescheiden beloning kan worden toegerekend. Daar komt bij dat X gesteld heeft dat in 1999 niet alle in de agreement beschreven werkzaamheden zijn verricht. Kennelijk heeft de overeenkomst aanvankelijk slechts in beperkte mate gewerkt en wijken de omstandigheden in september slechts weinig af van de omstandigheden die voordien een rol speelden. De staatssecretaris geeft er daarom de voorkeur aan om in de hofuitspraak te berusten.
Toelichting staatssecretaris van 12 december 2007, nr. DGB 2007-5897, n.a.v. uitspraak Hof Amsterdam van 31 oktober 2007, 2006/00477, 1999, Lb 1964 2 en 10