Fiscale nieuwsflits 21 maart 2007
OB: Overgangsregeling heffing omzetbelasting over arbritagediensten
• In dit besluit wordt een overgangsregeling getroffen voor de heffing van omzetbelasting over arbitragediensten. De regeling heeft betrekking op de arbitragezaken die vóór 29 augustus 2006 aanhangig zijn gemaakt. Ook worden inspecteurs gemachtigd om nadere afspraken te maken over facturering.
In het Besluit van 7 juli 1983, nr. 283-9084, is goedgekeurd dat een advocaat die als arbiter optreedt, onder bepaalde omstandigheden zijn werkzaamheden als arbiter niet als ondernemer verricht. Op grond van deze goedkeuring is heffing veelal achterwege gebleven. Deze goedkeuring is bij het Besluit van 29 augustus 2006, nr. CPP2006/1796M, ingetrokken. De reden hiervoor is dat het besluit is verouderd in verband met jurisprudentie (zie onder meer het arrest van het Hof van Justitie van 16 september 1997, nr. C-145/96 (Von Hoffman) en het arrest van dit Hof van 20 november 2003, nr. C-307/01 (D'Ambrumenil)). Nader overleg met vertegenwoordigers van de branche heeft opgeleverd dat partijen met heffing worden geconfronteerd die niet is voorzien bij vóór de datum van intrekking afgesloten overeenkomsten. Deze omzetbelasting kunnen zij niet altijd aan hun contractpartijen doorberekenen.
Om tegemoet te komen aan genoemde problemen keurt de staatssecretaris goed dat heffing van omzetbelasting achterwege blijft bij arbitragezaken die vóór 29 augustus 2006 aanhangig zijn gemaakt. Een arbiter die van deze goedkeuring gebruik maakt, heeft in zoverre geen recht op aftrek van voorbelasting. Op het verleden wordt niet teruggekomen. De goedkeuring vervalt met ingang van 1 januari 2008.
Voor de facturering kan in het algemeen worden aangesloten bij de kostenveroordeling. Bij arbitrage door tussenkomst van een arbitrage-instituut kunnen met de voor het instituut bevoegde inspecteur nadere afspraken worden gemaakt over de wijze van factureren.
Dit besluit is geplaatst in Staatscourant nr. 55
Besluit van 8 maart 2007, CPP2007/285M, OB 1968 7