Rouvoet over jeugdbescherming: méér hulp, minder papier
Leidinggevenden in de jeugdzorg en jeugdbescherming moeten niet onnodig krampachtig reageren op gebeurtenissen in de jeugdsector. Zeker als die reactie voornamelijk bestaat uit meer papierwerk. Daarmee worden kinderen niet sneller geholpen.
Deze oproep deed minister André Rouvoet vandaag aan medewerkers van de Jeugdbescherming, tijdens een congres over de jeugdbescherming in Amsterdam. Rouvoet ging in op het effect van incidenten op de medewerkers in de jeugdzorg en jeugdbescherming. 'Ik weet dat sommige organisaties van hun medewerkers verwachten dat ze nóg meer dan voorheen rapporteren. Om toch vooral geen fouten te maken. Een begrijpelijke reactie, maar het betekent wel een extra belasting voor de medewerkers en een vertraging van de hulpverlening aan kinderen en ouders.’
De minister wil een werkwijze waarbij sneller een besluit wordt genomen als een kind bij de jeugdbescherming in beeld komt. Wanneer er bij Bureau Jeugdzorg een signaal is gekomen dat het met de ontwikkeling van een kind niet goed gaat, kan het nu voorkomen dat een kinderrechter pas na een jaar uitspraak doet. Die termijn kan terug naar twee maanden. In zeven proefprojecten is een nieuwe werkwijze uitgeprobeerd, die laat zien dat dit haalbaar is. Vanaf 2008 zal die werkwijze in het hele land worden ingevoerd. Het is voor het eerst dat een dergelijke normtijd gaat gelden voor drie organisaties samen: Bureau Jeugdzorg, Raad voor de Kinderbescherming en de kinderrechter.
Rouvoet bestreed in zijn toespraak dat jeugdbeschermers de laatste tijd sneller en soms onnodig om een uithuisplaatsing vragen. ‘Dat zal een enkele keer gebeuren, maar het algemene beeld klopt niet. Het aantal kinderbeschermingsmaatregelen en het aantal gevraagde machtigingen voor uithuisplaatsing houden ongeveer gelijke tred met het aantal nieuwe zaken bij de Bureaus Jeugzorg’, aldus Rouvoet.
Kinderen eerst
Dat is de richting die Rouvoet op wil. Daarom stelt hij voor de kinderbeschermingswetgeving zo te wijzigen, dat het mogelijk wordt om kinderen ook bij relatief lichte problemen onder toezicht te stellen. Rouvoet wil daarom de bepaling dat een ouder moet instemmen met een gezagsbeëindiging, uit de wet schrappen.
Als de kinderrechter een beschermende maatregel heeft uitgesproken, moet een voogdij- of gezinsvoogdijwerker sneller aan de slag dan nu het geval is. Zo wil Rouvoet dat het eerste fysieke contact tussen de uitvoerende werker en het gezin al binnen vijf dagen tot stand komt. Nu kan dat maanden duren. Verder zal de gezinsvoogdijwerker meer zeggenschap krijgen. Mochten ouders of een kind een schriftelijke aanwijzing van een gezinsvoogdijwerker negeren, kan in de toekomst de rechter deze aanwijzing bekrachtigen. Als de ouders dan nog steeds niet handelen conform de aanwijzing, kan de rechter in het uiterste geval de gebruikelijke civiele dwangmiddelen inzetten en besluiten dat het kind uit huis wordt geplaatst.