Toespraak door staatssecretaris Van Bijsterveldt, bij de uitreiking van het Nationaal aandenken in Den Haag, op 13 april 2007
Dames en heren, toekomstige dragers van het onderwijs
In Nederland staan veel oorlogsmonumenten. Ook in Schipluiden, waar ik woon, staat er eentje. Langs de vijver aan de Burgemeester Musquetiersingel. Het is een groot, stenen monument. En het heeft de vorm van een zwaard. Verticaal in de grond gestoken. Op het lemmet staan de namen van veertien omgekomen dorpsgenoten. Soldaten, oorlogsslachtoffers, Engelandvaarders en verzetstrijders.
Als ik er langs fiets stap ik wel eens af, om die namen te lezen. Net als de spreuk, die eronder staat. ‘Niemand heeft meer liefde dan deze. Dat iemand zijn leven zette voor zijn vrienden’, luidt die spreuk. Geciteerd uit Johannes 15:13. Die spreuk geeft aan waarom ik de 4 mei-herdenking en 5 mei-viering in Nederland zo’n mooie, zo’n belangrijke traditie vind. Het laat ons jaarlijks inzien dat vrijheid, een belangrijke waarde in onze rechtstaat, niet vanzelfsprekend is.
In die donkere dagen van ’40 - ’45 waren er mensen die hun leven in de waagschaal stelden. Om onze vrijheid - toen die in onze rechtstaat afwezig was - te bevechten.
Ook de slachtoffers van het monument in Schipluiden, die onderstrepen dat. Want, zoals de dichter H. van Randwijk al schreef: ‘een volk dat voor tirannen zwicht, zal meer dan lijf en goed verliezen. Dan dooft het licht.’
Anders gezegd: vrijheid is iets waar we met z’n allen voor staan. En met z’n allen (elke dag) verantwoordelijkheid voor dragen.
Nederland kent veel van dit soort monumenten. Stille getuigen. Elk met hun specifieke thema, een eigen verhaal.
Van sommige monumenten kennen we het verhaal goed. Maar we kennen de verhalen van onze oorlogsmonumenten lang niet allemáál. En da’s jammer.
Want sommige van die verhalen betekenen goud voor ons.
Ze helpen het 4 en 5-mei comité goed om hun missie uit te dragen. Gesteund door dit Kabinet.
Iedereen er in een pluriforme samenleving van te doordringen: vrijheid máák je, met elkaar!
Een voorbeeld. Op de folder over oorlogsmonumenten, dat dit comité uitbrengt, staat de volgende foto. Een kruis, een Jodenster. En een derde type graf, in de vorm van een minaret. Christelijke, Joodse èn Marokkaanse oorlogsgraven in Kappelle-Biezelinge. Het verhaal dat achter dat laatste zit, lees ik voor. Opgetekend uit de mond van de soldaat Morghit Ben Daoud:
‘Ik was een Franse sergeant in het Franse leger in Marokko. Ik had de leiding over 34 soldaten. Bij het uitbreken van de oorlog vertrok ik met mijn eenheid naar Frankrijk. We moesten de Duitse troepen tegenhouden. In mei 1940 kwamen we terecht in Zeeland. Bij de strijd in Kapelle stierven twaalf van mijn soldaten. Acht werden gevangen genomen, veertien hebben het overleefd. We zijn gevlucht langs de Westerschelde. In ons ondergoed zijn we de rivier overgezwommen.
Een Nederlandse boer gaf ons droge kleren. Via Frankrijk zijn we in ’41 naar Marokko teruggekeerd.’
Marokkaanse soldaten vochten vanuit Marokko (de voormalige kolonie van Frankrijk) mee tegen de Nazi-Duitsers in Europa.
De Marokkanen weerden zich kranig, en soms konden ze weer terugkeren.
Anderen zaten maandenlang als krijgsgevangen in Zeeuwse dorpen.
En de meest ongelukkigen sneuvelden. Om in Nederlandse bodem hun laatste rustplaats te vinden.
Daar verwijst dit monument naar. Een relatief onbekend stuk geschiedenis, uit ‘ónze’ Tweede Wereldoorlog.
Misschien is dit verhaal over de Marokkaanse soldaten, jullie niet helemáál onbekend. Een jaar of drie, vier geleden voetbalden Marokkaanse jongens in stadsdeel De Baarsjes met kransen op 4 mei. Dat wees ons, heel pijnlijk, op het gebrek aan betrokkenheid en respect met die herdenkingsdag. Op zoek naar manieren om de binding te vergroten,werd het jaar daarop aandacht besteed aan die Marokkaanse soldaten. En daarmee op ons gedeelde verleden. Prachtig natuurlijk. Maar helaas hadden we er een incident voor nodig. Om dat onbekende deel van de geschiedenis, pas in de 21e eeuw ècht te belichten. En dat mogen we onszelf best een beetje aanrekenen.
Dat brengt me op het volgende. Ik kreeg net een onderzoek in handen, waarin jullie kennis over de Tweede Wereldoorlog is gepeild.
Niet schrikken, het was niet bar en boos. Het week ook niet af van het onderzoek dat vorig onder alle Nederlanders is gedaan.
Maar wel iets om serieus te nemen: uit beide onderzoeken bleek dat we die oorlog in Nederland vooral zien als een nationale aangelegenheid. We zien hem door onze eigen bril.
Als een Nederlands-Duitse aangelegenheid. Met de Jodenvervolging als centraal thema. Dat klopt, ten dele.
Maar wat we een beetje vergeten zijn, is dat het om een wéreldoorlog ging. Dat er 50, dus bijna één derde van alle landen ter wereld aan meededen. Dat de betrokkenheid van de Marokkaanse soldaten dus niet op zichzelf staat. De Antilliaanse, de Surinaamse gemeenschap. De Sikhs, de Ghanezen. Bijna alle Nederlanders - ouders, grootouders, autochtoon of allochtoon - hebben wel op de een of andere manier een betrokkenheid met deze oorlog. En daar zijn we ons dus veel te weinig van bewust.
Dit was één van de redenen dat het 4 en 5 mei-comité ervoor koos het nationaal aandenken dit jaar aan jullie uit te reiken.
Dit Kabinet heeft als motto ‘Samen werken, samen leven.’ We vinden dat iedereen in onze Nederlandse samenleving betrokken bij elkaar moet zijn. Dat geldt voor deelname aan de arbeidsmarkt. Dat geldt voor leefbare wijken, waar mensen zich om elkaar bekommeren. En dat geldt ook voor alle thema’s die raken aan actief burgerschap.
Dat betekent niets meer of minder dan: de kunst om goed met elkaar te leren samen leven. Waarvan je de basis legt op school. In het onderwijs.
De Tweede Wereldoorlog is een thema dat aan dat begrip burgerschap heel concreet vorm kan geven.
Als het onze missie is, om de traditie rond de 4 en 5 mei, levend te houden in onze multiculturele samenleving, dan moeten we zorgen dat dat iederéén in ons land aanspreekt.
En het onderwijs is een uitstekende plek om daarmee te beginnen.
Aan jullie de uitdaging je blik te verbreden. Het nationale thema in een internationaler perspectief te gaan zien. Op zoek te gaan naar die onbekendere verhalen. Die van 4 en 5 mei een geschiedenis maken, waar jonge Nederlanders van verschillende achtergronden zich allemaal bij betrokken gaan voelen.
Daar kunnen we onze monumenten voor inzetten. Ik gaf net al het voorbeeld van kapelle Biezelinge. Neem ook het beroemde Madurodam, hier in Den Haag. Wat iedereen kent. Maar waarvan het verhaal van de naamgever - een Antilliaanse verzetsheld - veel minder bekend is.
En we kunnen die onbekende verhalen ook op andere manieren aan het licht brengen. Via de canon. En via het nationaal aandenken dat ik jullie zometeen ga uitreiken. Dat daarvoor ontworpen is. En aanknopingspunten geeft het gesprek met kinderen en ouders erover aan te gaan.
Het wordt elk jaar vernieuwd.
Het wordt vandaag uitgereikt aan kinderen in groep zeven van de Nederlandse en groep vijf van de Antilliaanse basisscholen.
Het zal jullie aanspreken.
Want (dat vind ik wel mooi om mee te eindigen) het onderzoek wees óók uit dat jullie educatie over 4 en 5 mei enorm belangrijk vinden.
Daarom reik ik het jullie met plezier uit. Ik hoop dat jullie je erdoor laten inspireren. En ik wens jullie succes met een mooie opdracht!