Toespraak door staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart, bij de opening van de MBO-ledenraad in Den Dolder, op 25 april 2007
Dames en heren,
‘De geest is geen vat dat gevuld moet worden, maar een vuur dat ontstoken moet worden.’
Dat zei de filosoof Plutarchus, 100 jaar na het begin van de christelijke jaartelling.
Het hangt van de tijdgeest en van onze leerlingen af, hoe we dat doen: dat ontsteken van het vuur. Nieuwe tijden vragen om nieuwe onderwijsvormen. Kijken we naar het Nederlandse beroepsonderwijs, dan zijn we het er met elkaar over eens. Het aanleren van gerichte vaardigheden om je weg te vinden in de complexe beroepspraktijk van nu: dát daagt mbo-jongeren uit. En biedt ze de meeste kansen.
Uit het onderzoek dat het ministerie door bureau Berenschot heeft laten doen, blijkt dat ook. Onze officiële reactie op dat onderzoek ontvangt u binnenkort. Maar de belangrijkste conclusie uit dat onderzoek deel ik vast met u. Die luidt:
‘Het competentiegericht onderwijs vormt het adequate antwoord op de maatschappelijke problemen rond schooluitval. En op de gebrekkige aansluiting tussen onderwijs en beroepspraktijk’.
Toch, dames en heren leden van de mbo-raad,
Toch. Slagen we er op dit moment niet in om dat vuur bij onze mbo-leerlingen voldoende te ontsteken.
De vertegenwoordigers van het JOB zijn hier vandaag aanwezig, om de noodklok te luiden. Opnieuw. Al eerder bestormden ze, bijna bezwijkend onder postzakken met 7000 klachten, de trappen van OCW. Om die aan de minister en mij aan te bieden.
Ik lees u er één voor:
‘Mijn klas is dit jaar begonnen aan de niveau 4 opleiding applicatieontwikkelaar. We zijn samengevoegd met een klas ICT-beheerders. Met als gevolg dat wij er een beetje bijhangen: zij krijgen allerlei opdrachten en uitleg over hun competenties. En wij niks. Een ander probleem is onze mentor: de enige docent die zelf kennis heeft van programmeren. Die vertrekt naar een andere locatie. Ik leer mezelf nu van alles aan, maar omdat we niks hebben om te toetsen wat er goed of fout is, kunnen we ook niks. Als ik nu naar een stageplek zou moeten solliciteren, zou ik niet weten wat ik zou moeten aanvoeren als zaken die ik nu beheers.’
Dat liegt er niet om. En deze klacht staat niet op zichzelf.
Meer dan zèstig procent van de jongeren voelt zich niet uitgedaagd en niet geïnspireerd door het beroepsonderwijs ‘nieuwe stijl’.
Dat móet anders. En dat kán anders.
Dames en heren,
Ik heb me de afgelopen vijftig dagen een beeld kunnen vormen van het MBO. Ik heb ontzettend veel energieke, enthousiaste, geëngageerde en competente mensen gezien. Ik zie een innovatieve sector. Mensen zijn bereid een stap harder te lopen. Maar soms lopen we tè hard.
Als staatssecretaris van Onderwijs voel ik mij verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs. In de volle breedte. Dus ook die van het beroepsonderwijs. Het beroepsonderwijs bereid jongeren voor op een volwaardige deelname aan de samenleving. Het MBO is essentieel voor een goed draaiende economie. Daarom moeten we de noodzakelijke vernieuwing zorgvuldig vorm geven. En zaken die niet goed gaan helder benoemen en aanpakken.
Berenschot concludeert óók:
‘Er zijn grote knelpunten in de uitvoering en de regie van, en in het toezicht op de invoering van het competentiegericht onderwijs.’
Daar moeten we dus hard aan trekken. Om de kwaliteit in het MBO op orde te krijgen. U heeft me net daarop de visie van de MBO-raad overhandigd. In de vorm van het Actieplan. Ik deel met u, op mijn beurt hoe ík het wil aanpakken.
Om te beginnen heb ik de ROC’s twee jaar langer de tijd gegeven om het competentiegericht onderwijs in te voeren.
De vernieuwingsoperatie is ingrijpender dan voorzien. Er leven bij alle betrokkenen nog teveel zorgen.
En ik wil de instellingen de kans geven die binnen twee jaar weg te nemen.
Het geeft mij de kans om de komende twee jaar ‘bovenop’ te zitten. Om de kwaliteitsslag met elkaar te maken. Ik noem een aantal punten van aandacht:
Als eerste noem ik: de bedrijfsvoering
Nieuwe werkvormen en keuze van de examens, vragen echt iets van uw bedríjfsvoering. De genoemde klachten van leerlingen gaan in hoofdzaak dáárover. Zorg dat de logistiek op orde komt. Zorg dat het onderwijs- en het examenprogramma tijdig beschikbaar zijn. En vertaal dat in adequate roosters. Leerlingen, die moeten weten waar ze aan toe zijn. En wat er van hen wordt verwacht.
Ten tweede: de kwaliteit van de examens
Examens vormen de afsluiting van de nieuwe opleidingen. En die examens komen er dus anders uit te zien. De komende twee jaar krijgen we de tijd om de praktijkervaringen met de nieuwe examens mee te nemen in de kwalificatiedossiers. Vanaf 2010. Ook de bevindingen van de toezichthouder nemen we mee.
Over de kwaliteit van de examens. Zoals u weet ga ik bij 85 van de 9000 MBO-opleidingen de examenlicenties intrekken.
De brieven zijn gistermiddag verstuurd. Zoals ik al zei: de kwaliteit van het beroepsonderwijs, die staat voorop. Daarom moet ook de kwaliteit van de examens boven elke twijfel verheven zijn. De samenleving moet weten wat het diploma waard is. Een studènt moet weten wat zijn diploma waard is. Zijn ticket naar een solide, professionele toekomst. De examens in het MBO zijn over het algemeen goed. Maar waar het onder de maat is, moeten we ingrijpen.
Dat brengt mij bij het derde aandachtspunt: regie en toezicht bij de uitvoering
De kwaliteit van het onderwijs moet boven elke twijfel verheven zijn. Daarom moet de kwaliteit van de examens boven elke twijfel verheven zijn.
En daarom moet het toézicht op die examens boven elke twijfel verheven zijn.
Ik weet dat er bij u veel klachten leven op het KCE. Daarom heb ik de Inspectie gevraagd onderzoek te doen, naar het functioneren van het toezicht. Ik wil toe naar toezicht dat zich richt op de risico’s. En uitgaat van het principe van verdiend vertrouwen. Opleidingen waar problemen zijn, moeten veel werk hebben aan het KCE. En omgekeerd. Opleidingen waar het goed gaat met de examinering, daar mag het wel een tandje minder. Uiteindelijk wil ik toe naar geïntegreerd toezicht.
Tot slot ga ik me buigen over de regie. Uit het onderzoek van Berenschot komt naar voren dat juist daar een aantal knelpunten liggen.
Er is (onder meer) onduidelijkheid over de vraag wie de regie heeft: de stuurgroep of OCW. Ook andere betrokken partijen voeren regie en bieden ondersteuning aan de instellingen. En tot slot: in de stuurgroep ontbreekt het georganiseerd bedrijfsleven. Deze partij voelt zich onvoldoende betrokken bij het herontwerp.
We zijn toe aan een herijking van het bestuursakkoord. Ik ga de komende tijd met alle betrokkenen in gesprek over een heldere verdeling van de verantwoordelijkheid. Daar hoort u dus nog van.
Brengt mij op het laatste aandachtspunt voor vandaag. Ruimte voor leraren.
We kunnen er werkelijk met elkaar alles aan doen, om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Maar het begint en eindigt natuurlijk met gedreven en kundige leraren. Uiteindelijk zijn het de leraren die de nieuwe onderwijsvormen in praktijk moeten brengen. Leraren hebben te lang het gevoel gehad van ‘over ons, zonder ons’. Dat moet anders. Leraren moeten een vanzelfsprekende plaats krijgen in de kraamkamer van beleidsontwikkeling.
In het coalitieakkoord is afgesproken dat er een commissie Leraren wordt ingesteld. Die gaat zich buigen over de werkdruk van leraren en verhoging van de kwaliteit in het onderwijs. De positie van de docent is daarbij het aandachtspunt. Dit onderwerp nemen we zeker mee.
En dat brengt me tot een afronding. Ik heb u mijn visie gegeven op de kwaliteit van het beroepsonderwijs. En wat we moeten doen om die te verbeteren. We gaan zodadelijk nog verder met elkaar in gesprek. Maar voor het zover is, wil ik met u een intentie uitspreken.
Ik begon mijn verhaal met een citaat uit de 7000 klachten van jongeren, onder meer van het MBO. Meer dan zestig procent zegt ontevreden te zijn over begeleiding, inhoud en uitvoering van het competentiegericht onderwijs. Het JOB kreeg die postzakken makkelijk gevuld.
Over twee jaar sta ik hier weer.
Dan bent u er ook. En dan opent het JOB hier opnieuw. Niet met 7000 klachten. Maar met vuurwerk. Omdat de meer dan 480.000 MBO-ers zich geïnspireerd voelen. Tevreden zijn over de kwaliteit van het beroepsonderwijs. Laten we alles daarop inzetten!