Afsluiting Congres Cultuur in beeld

Minister Bussemaker bezocht het Congres Cultuur in beeld en sloot de bijeenkomst af met een toespraak.

Dames en heren,

U kon vandaag deelnemen aan een rijk programma, dat mede door u zelf is samengesteld.
Van Sjostakovitsj tot serious gaming.
Van musea zonder muren tot meer kunst in het klaslokaal.
Van soepel gerund ondernemerschap tot de swingende Niet-Meer-Zo-Piep-Show. 

Ik heb een deel van het programma meegekregen. Ik ben in gesprek gegaan met jonge talenten in de theaterwereld. Ik heb een mediapresentatie meegemaakt van de watersnoodramp – door Beeld en geluid. En ik heb gezien hoe de stad Utrecht cultuurprojecten inzet om geschiedenis, cultuur, welzijn en een thema als vrede in de buurt en de wijk vorm te geven.

Vanuit de kracht van cultuur probeert deze conferentie aan te sluiten op veranderingen in de samenleving.
Veranderingen in de voorkeuren en verwachtingen van bezoekers, in de manier waarop je talent scout en ontwikkelt, in de opvattingen over hoe je tegenover andere partijen opstelt. Met een goede balans tussen wat je wilt en wat je kan, tussen je eigen ideeën en het geven en nemen om anderen te overtuigen.

Je wilt als cultuursector, en ook als overheid, goed weten hoe je op die veranderingen in kunt spelen. Daarom is een conferentie zoals deze van groot belang.

Ik wil een paar gedachten met u delen: over de veranderingen in onze samenleving, en over de stimulerende rol die ik daarbij voor de overheid zie.
Een jaar geleden stond ik hier - op deze conferentie - voor het eerst voor u als minister van cultuur. Kort na mijn aantreden.
Met een dubbele boodschap: een Regeerakkoord dat duidelijk blijk gaf van waardering voor cultuur, maar zonder extra geld na de bezuinigingen van het vorige kabinet.
Met een grote inhoudelijke betrokkenheid en waardering voor cultuur. Maar ook met het besef dat crisis en bezuinigingen niet zomaar overwaaien.

Hoe staan we er nu voor?

De cultuursector ondervindt hinder van de economische crisis. Er wordt minder gebouwd, en daardoor ligt de werkvoorraad van architectenbureaus op een dieptepunt. Vrije producenten in de podiumkunsten merken dat het publiek de hand op de knip houdt. 

En de effecten van de crisis en de bezuinigingen zullen de komende tijd nog meer zichtbaar worden. Ook op lokaal niveau.   Het zware weer is nog niet overgetrokken.
Het bedrijfsleven is minder actief als sponsor, doordat het minder te besteden heeft. Dat merken ook andere goede doelen, zoals natuurbescherming en de gezondheidszorg.

Los van de crisis zijn er ontwikkelingen in de samenstelling en in de voorkeuren van publiek. Het bezoek aan wat wel gezien wordt als de ‘traditionele, hoge’ cultuur, zoals opera en klassieke muziek, neemt af. Vooral onder jongeren.

Maar het beeld is niet eenduidig. Er zijn grote verschillen tussen sectoren en instellingen. Zo groeide het bezoek aan bioscopen en filmhuizen. Ook de rijksmusea konden meer bezoekers verwelkomen.

De ontwikkelingen zijn vaak lastig te voorspellen. De WRR spreekt in zijn rapport Naar een lerende economie van het “einde van vanzelfsprekendheden”. Spoorboekjes zijn er al lang niet meer. Het enige wat we zeker weten is dat we door de snelle technologische ontwikkelingen – die deze veranderingen veroorzaken - steeds minder voor langere tijd zeker weten.
We leiden nu bijvoorbeeld op voor banen die nu nog niet bestaan. Met die onzekerheid moeten we leren omgaan op alle maatschappelijke terreinen.

Ook ik heb als minister geen blauwdruk. Daarom is het van belang samen – als cultuursector en overheid – het gesprek te voeren over die veranderingen, en onze rol daarin.

Wat vaststaat is dat het vermogen om in te spelen op veranderingen, om met creatieve en inventieve oplossingen te komen, steeds belangrijker wordt. Creativiteit, de grondstof voor culturele uitingen, wordt steeds bepalender voor het oplossen van maatschappelijke problemen – zoals duurzaamheid, eigentijdse zorg – én voor het stimuleren van economische groei. En die creativiteit wordt ook voor u als cultuurmakers steeds belangrijker. Niet alleen bij het maken zelf, maar ook om je staande te houden in je omgeving. We moeten meebewegen, ook al hebben we nog geen precies beeld van onze bestemming. En daarbij niet bang zijn voor verandering, maar haar verbinden met het plezier van het maken, en nieuwe uitdagingen. In zijn Brieven aan een jonge dichter schreef Rilke: “Je moet niet schrikken als er zoals licht en wolkenschaduwen een onrust over je handen en je gehele doen en laten komt. Je moet eraan denken dat er iets met je gebeurt, dat het leven je niet heeft vergeten; dat het je in zijn hand houdt en je niet zal laten vallen”.

Een prachtig voorbeeld van samenwerking tussen de cultuursector en de zorg komt van de musici van het Rotterdams Filharmonisch Orkest. Zij speelden vorig jaar concerten aan bed in het Albert Schweitzerziekenhuis.
“Het is ontroerend om te zien dat de zieke mensen er zo van genoten”, vertelt de eerste violist van het orkest. “Recht in de roos”. Ik juich dit soort initiatieven enorm toe: zo is cultuur  zichtbaar in het hart van de samenleving.

Een groot deel van u heeft vandaag workshops en lezingen bezocht over het thema “de ondernemende organisatie”, een van de 4 thema’s van deze conferentie. Ook dat juich ik toe. Want ik kan als minister de intrinsieke waarde van cultuur onderstrepen, en – net als u in uw werk - laten zien hoe inspirerend, confronterend en verrijkend cultuur is. Maar de veranderingen op het gebied van ondernemerschap krijgen vanuit u, vanuit uw eigen organisaties vorm.

En we weten dat ondernemerschap op de agenda zal blijven staan. Het stond in haast alle partijprogramma’s bij de laatste TK-verkiezingen. En het zal bij de gemeenteraadsverkiezingen in 2014 in de cultuurparagraaf van veel lokale partijafdelingen staan.

En daarmee kom ik op de rol van de politiek. Die andere partij die beïnvloed wordt door de dynamiek in de samenleving, door veranderingen in de voorkeuren van burgers, van kiezers.
U heeft dat nog meer dan andere sectoren gemerkt, de afgelopen jaren.

Wat kunt u van mij als minister verwachten?

Het gaat mij er om dat we zoveel mogelijk mensen in staat stellen om cultuur te waarderen, van jongs af aan.
Het gaat mij om vertrouwen in de professionaliteit van de cultuursector, in het stimuleren van instellingen om zich te blijven vernieuwen en innovatief te blijven opstellen. Om ruimte te bieden aan jong talent. Ik zie daarbij de vorm van een piramide voor me: een brede basis, met gemeenten, scholen en culturele instellingen om alle kinderen kennis te laten maken met cultuur, en een excellente top van jonge professionals die werken op het hoogste niveau.

Het stimuleren ook van activiteiten die het bereik van cultuur vergroten. Bij dat bereik gaat het me niet alleen om bezoekersaantallen en eigen inkomsten, maar om meer: om de kracht van cultuur voor onze maatschappij, om de wisselwerking met de samenleving, van cultuur in de klas en in ziekenhuizen tot de bijdrage van ontwerpers aan onze leefomgeving.

Die kracht van cultuur maakt dat er bij alle verandering een constante is – in elk geval voor mij. Dat is blijvende steun vanuit de overheid. Door ondersteuning vanuit de overheid blijft het cultuuraanbod van hoge kwaliteit, toegankelijk en betaalbaar. Er wordt een veelzijdig aanbod gewaarborgd en ons erfgoed blijft behouden en beschermd. Die steun zal ook in de toekomst onontbeerlijk zijn.

Ik wil de goede bewegingen die ik zie – de initiatieven om samen te werken om de artistieke kwaliteit te vergroten, meer ondernemerschap, een groter bereik van cultuur – verder stimuleren. Met een cultuurbeleid dat niet de initiatieven vanuit de overheid als uitgangspunt neemt, maar ontwikkelingen in de sector. Met een cultuurbeleid dat verandering en vernieuwing stimuleert en de kracht van cultuur zichtbaar maakt.

En ik laat het daarbij niet bij mooie woorden.

-p 16 december ondertekenen Sander Dekker, de staatssecretaris van OCW, en ik het bestuurlijk kader Cultuur en Onderwijs. Dat doen we met de wethouders en gedeputeerden cultuur en onderwijs van de grotere steden, de provincies en de PO-Raad, de sectorvereniging voor het primair onderwijs. We maken zo voor langere tijd afspraken over tijd, geld en voorzieningen voor cultuuronderwijs. Het uitgangspunt is: goed cultuuronderwijs voor iedereen.

-De Cultuurkaart voor jongeren is behouden gebleven.

-Ik stimuleer de samenwerking tussen musea door kansrijke samenwerkingsprojecten financieel te ondersteunen. De stimuleringsregeling hiervoor werkt het ministerie nu uit, in samenwerking met de Nederlandse Museumvereniging, het Mondriaan Fonds en andere overheden.

En het kabinet heeft (met steun van een deel van de oppositie) in het begrotingsakkoord voor 2014 afgesproken om 50 miljoen minder te bezuinigen op de Publieke Omroep.

Ook trekt het kabinet 20 miljoen uit om de filmsector te stimuleren. In deze tijden een belangrijk signaal.

Dames en heren,

Omgaan met de nieuw realiteit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor instellingen en overheden.

De cultuursector blijft voor grote uitdagingen staan.

Om de grote belangstelling die er is voor cultuur te vertalen naar een zo groot mogelijk draagvlak. Om cultuur nog meer zichtbaar te maken, zodat het op de agenda blijft staan en we zoveel mogelijk partijen bij cultuur betrekken. Om met al uw creativiteit bij te dragen aan de oplossing van maatschappelijke vraagstukken (met name door andere vertrekpunten te kiezen, nieuwe cross-overs tot stand te brengen tussen cultuur en andere disciplines, en door na te denken over co-creatie.

Ik blijf intussen het verhaal uitdragen van de grote waarde van cultuur voor de samenleving. Want een samenleving zonder cultuur is voor mij ondenkbaar.

Zo meteen heffen we met elkaar het glas. Ik wens u een fijne afsluiting van deze conferentie. Ik hoop dat u elkaar blijft inspireren en we ook in de toekomst met elkaar blijven optrekken, want we hebben één gezamenlijke missie: dat zo veel mogelijk mensen de rijkdom van cultuur ervaren.