Toespraak Balkenende over de Crisis- en Herstelwet

Op een bestuurlijke top van de VNG gaat de minister-president in op het belang van de Crisis- en Herstelwet voor de werkgelegenheid in de bouwsector.

Toespraak van minister-president mr.dr. Jan Peter Balkenende op de bestuurlijke top van Vereniging Nederlandse Gemeenten, Den Haag 18 februari 2010

Dames en heren,

Julius Ceasar zei het al: 'Rerum omnium magister usus.' Of voor de niet-gymnasiasten onder ons: 'De praktijk is de leermeester van alle dingen.' Vanuit die gedachte stel u ik graag voor aan de heer Ad Wirken, algemeen directeur van de BVR-groep. Wij hebben elkaar vanochtend voor het eerst ontmoet tijdens een werkbezoek in Pijnacker waar de mensen van BVR een prachtig woon-zorgcentrum aan het bouwen zijn. Prachtig om te zien, maar ook een prachtig voorbeeld van duurzaam bouwen.

Alles goed en wel, zult u nu misschien denken, maar wat heeft dat met deze bestuurlijke top over de Crisis- en herstelwet te maken? Het antwoord is: alles. En ik zal u uitleggen waarom. Wat mij vanmorgen namelijk trof in het verhaal van de heer Wirken is dat het precies aangeeft waarom we deze wet zo verschrikkelijk hard nodig hebben. Het is een verhaal over een modern en gezond bouwbedrijf dat alles op alles moet zetten om de huidige economische storm de doorstaan. En ik dacht: ik kan u dat vertellen, maar het is veel beter als de heer Wirken dat als man uit de praktijk zelf doet. Vandaar dat ik hem heb gevraagd om vanmiddag met mij mee te komen naar deze bestuurlijke top. Dat is misschien wat ongebruikelijk, maar dat is de Crisis- en herstelwet ook.

[Vraaggesprek met de heer Wirken]

Dames en heren,

Ik denk dat we het verhaal van de heer Wirken heel serieus moeten nemen. Net als al die andere verhalen die ons uit de praktijk bereiken. De ruimtelijke besluitvorming in Nederland loopt vast in een vaak goedbedoelde maar doorgeschoten hang naar zorgvuldigheid. Daarover zijn gelukkig steeds meer mensen het eens.

De Crisis- en herstelwet is dan ook niet de eerste poging om daar wat aan te doen. We werken aan de uitvoering van het advies van de commissie-Elverding. We bereiken doorbraken met het programma Randstad Urgent. En we hebben een spoedwet voor de aanpak van wegen. Met de Crisis- en herstelwet doen we daar nog een flinke schep bovenop. Dat bijt elkaar niet, zoals sommige critici van de wet beweren, maar het versterkt elkaar juist.

Wat de Crisis- en herstelwet bijzonder maakt, is dat we voor het eerst dwars door sectoren heen het mes zetten in een groot aantal wetten, regels en procedures tegelijk, met als kern: vereenvoudiging en versnelling. Daarvoor kijken we niet alleen naar het bestuursprocesrecht, maar bijvoorbeeld ook naar de natuurbeschermingswet, de milieueffectrapportage en de onteigeningswet. Het hele ruimtelijke domein is dus in beeld. We zijn met een stofkam door alle ruimtelijke wetgeving heen gegaan om te kijken waar tijdwinst te boeken is. En dat telt op. Voor sommige projecten is zelfs een versnelling van anderhalf jaar mogelijk.

Een deel van de wetswijzigingen zat al in de pijplijn en is permanent. Andere maatregelen uit de Crisis- en herstelwet hebben een looptijd tot 2014. Dat betekent dat deze wet ook een experimenteel karakter heeft - een interessant punt. Er was en is veel koudwatervrees voor wetswijzigingen in de sfeer van de ruimtelijke ordening. Niet alleen in Den Haag, maar ook onder vakjuristen. Vaak wordt er jaren over gepraat, maar als puntje bij paaltje komt, blijft het lastig om concrete stappen te zetten.

Met de Crisis- en herstelwet draaien we het om. We gaan gewoon aan de slag met een aantal tijdelijke maatregelen waarvan we serieus denken dat die effect hebben. We evalueren zorgvuldig. En als dan blijkt dat ze in de praktijk niet of onvoldoende effect hebben, stoppen we ermee. Maar wat wel werkt, kunnen we handhaven. Die cultuuromslag hebben we echt nodig.

Vorig najaar hebben kabinet en Tweede Kamer alles op alles gezet om de wet per 1 januari in te kunnen laten gaan. Maar helaas heeft de Eerste Kamer meer tijd nodig. Dat is natuurlijk het goed recht van de senaat, maar ik vind het wel oprecht jammer. Het is te hopen dat we over een paar weken na een goed debat snel door kunnen, in het belang van al die mensen in de bouw die niets liever willen dan gewoon aan het werk blijven.

Elke dag worden de orderportefeuilles in de bouw leger. Elke dag wordt het moeilijker om mensen aan de slag te houden. Elke dag vallen er ontslagen. Met de Crisis- en herstelwet zijn zo'n 200.000 manjaren werk gemoeid. Werk dat we voor het grootste deel naar voren halen in de tijd, bovenop de 2,65 miljard euro extra die het kabinet in het aanvullend beleidsakkoord heeft vrijgemaakt voor duurzame ruimtelijke investeringen. Zo zorgen we er in crisistijd voor dat gezonde bedrijven als BVR niet omvallen, dat mensen hun baan houden en dat de economische structuur van ons land sterker wordt. Dat is het belang van de Crisis- en Herstelwet.

En dan de gemeentes. Wat betekent de Crisis- en herstelwet voor u? Laat ik allereerst zeggen dat ik blij ben met uw actieve steun. Op initiatief van de VNG zit er een speciale voorziening in de wet voor lokale en regionale projecten van nationale betekenis. Daarover gaat deze bestuurlijke top. Het komt erop neer dat voor deze projecten al heel vroeg een gemeentelijke structuurvisie wordt vastgesteld waar alle overheden zich aan committeren. Vervolgens is er één projectbesluit met verplichte coördinatie van de uitvoeringsbesluiten. Zo krijgt het advies van de commissie-Elverding over versnelling van infrastructuurprojecten een ruimere werking. Ik juich dat van harte toe.

Ik hoop alleen wel dat u ook die andere mogelijkheden uit de Crisis- en herstelwet optimaal zult benutten. Dan denk ik bijvoorbeeld aan de regeling voor lokale bouwprojecten tussen 12 en 2000 woningen. Daarvoor is een vergaand voorstel in de wet opgenomen, met een zeer sterk vereenvoudigde procedure, één besluit en één beroepsmogelijkheid.

Maar waar ik vandaag graag uw bijzondere aandacht voor vraag, zijn de zogeheten 'ontwikkelingsgebieden' uit de Crisis- en herstelwet. Veel ruimtelijke projecten in gemeentes lopen vast doordat er sprake is van een stapeling van belangen en dus een stapeling van regels. Dat zie je bijvoorbeeld bij grootschalige plannen voor binnenstedelijke herstructurering. Maar je ziet het ook bij projecten waarin de bouw van woningen, kantoren of bedrijven samengaat met de aanleg van infrastructuur. Ik hoef u dat eigenlijk niet uit te leggen. Hoe complexer een project wordt, hoe vaker je als bestuurder wegzakt in het regelmoeras, terwijl je echt probeert iets goeds voor elkaar te krijgen.

Met de Crisis- en herstelwet kunnen dit soort gebieden worden aangewezen als ontwikkelingsgebied, waardoor een aantal regels daar tijdelijk niet geldt. En dat betekent - kort gezegd - dat u binnen bepaalde grenzen veel meer manoeuvreerruimte krijgt om zelf een zorgvuldige afweging van belangen te maken. Denk bijvoorbeeld aan een woningbouwlocatie in de buurt van een bedrijf dat over twee jaar verhuist. Naar de letter van de geluidswetgeving kunt u daar dan ook pas over twee jaar beginnen met bouwen. Maar in een ontwikkelingsgebied kunt u meteen aan de slag. Dat is natuurlijk veel logischer en juist op lokaal niveau kunnen dit soort overwegingen het best worden gemaakt. Eerlijk gezegd heb ik hoge verwachtingen van dit instrument. Maar het is aan u om die waar te maken.

Tot slot nog één belangrijke opmerking. Vereenvoudiging en vermindering van regels werkt alleen als ook de bestuurlijke cultuur verandert. Als bestuurders op alle niveaus ook daadwerkelijk bereid zijn om hun gedrag aan te passen. U bent hier omdat u deel wilt zijn van de oplossing van het probleem. En dat waardeer ik. Maar die oplossing begint met het besef dat u ook onderdeel bent van het probleem. Dat zeg ik niet om vervelend te doen, maar omdat we echt af moeten van de extreme voorzichtigheid en de angst voor juridische fouten waar de heer Wirken het al over had. We moeten ook echt af van overheden die elkaar voortdurend in de haren vliegen. Met wat meer bestuurlijke lef, meer onderling vertrouwen en betere samenwerking kunnen we heel veel bereiken. De Crisis- en herstelwet legt daar een basis voor.

Dames en heren,

De Gelderse gedeputeerde Co Verdaas en de Delftse hoogleraar Friso de Zeeuw schreven laatst in het Financieel Dagblad dat de crisis een goed moment is om het 'institutionele monster te temmen'. Dat is een mooi beeld en het verhaal van de heer Wirken bewijst eens te meer dat de crisis ons dwingt om nog kritischer te zijn op ruimtelijke procedures dan we toch al waren. Ik doe vandaag een dringend beroep op u om alles uit de Crisis- en herstelwet te halen wat erin zit. En om nog één keer met Julius Caesar te spreken, ik hoop dat we in 2014 met elkaar kunnen zeggen: 'Veni, vidi, vici'. Omdat we het institutionele monster dan inderdaad samen verslagen hebben. En omdat we in moeilijke tijden mensen aan het werk hebben gehouden en onze economie sterker gemaakt.

Ik wens u graag een inspirerende en leerzame middag toe.

Dank u wel.