Relatie farma-industrie en artsen moet transparant zijn

De financiële relatie tussen de farmaceutische industrie en medische beroepsbeoefenaren moet transparant zijn. Dat zei minister Klink op het symposium ter ere van de tiende verjaardag van stichting Code Geneesmiddelenreclame. De bewindsman overweegt met wetgeving op dat vlak te komen, maar geeft de betrokken partijen eerst de mogelijkheid door zelfregulering tot afspraken te komen. Hij is in overleg met de industrie en beroepsgroepen over de gewenste transparantie.

Dames en heren,
Onder het kopje ‘Let the sunshine in’ kwam ik in het programma van dit symposium mijn eigen naam tegen. Dat is natuurlijk een aardige verwijzing naar de Physicians Payments Sunshine Act, die momenteel wordt behandeld in het Amerikaanse Congres. Een wet die farmaceutische bedrijven verplicht openheid van zaken te geven over betalingen aan artsen en wetenschappers. Ik ben een groot voorstander van de in die wet beoogde transparantie.
De farmaceutische industrie, zorgaanbieders, wetenschappelijke onderzoekers en patiëntenorganisaties moeten het publiek volledig informeren over hun financiële relaties. Open kaart spelen is in het belang van alle betrokkenen en in het bijzonder van de volksgezondheid.
De Sunshine Act borduurt voort op Amerikaanse wetgeving in de jaren ’70 toen de overheid onder druk van de publieke opinie tot meer openheid besloot. De overheid dient haar werk inderdaad te doen in het ‘zonlicht’ van de openbaarheid in het publieke. Zoals het mooie licht dat hier door de gebrandschilderde ramen de Paleiskerk binnenstroomt.
Het was de republikeinse senator van Iowa, Chuck Grassley,- die in 2007 voorstelde een meldingsplicht voor betalingen aan artsen en wetenschappers in de wet op te nemen. Hij reageerde op een stroom publicaties in de VS over financiële verwevenheid tussen medisch opinieleiders en de pillenindustrie. Je zou kunnen zeggen de Nederlandse politieke variant van Joop Bouma.
Openheid van zaken zou het imago van de pillenfabrikanten zeker opvijzelen. Dat imago heeft - niet voor het eerst - de afgelopen periode schade opgelopen door artikelen in de krant en diverse opinieprogramma’s op radio en televisie. Daarbij is soms het beeld geschetst van een manipulerende en omkopende farmaceutische sector en een graaicultuur bij artsen en farma-wetenschappers.
Het tv-programma Radar rekende zijn kijkers onlangs voor dat de consument de afgelopen 15 jaar drie miljard euro te veel heeft betaald voor medicijnen.
Volgens verzekeraars is dat bedrag zelfs vijf miljard euro. Dat zijn cijfers om van te schrikken.
Geachte aanwezigen,
Net als voor andere onderdelen van de zorg vind ik het van allergrootste belang dat de farmaceutische sector in Nederland kiest voor transparantie. Die is ook goed mogelijk.
Ik zei onlangs in Trouw - naar aanleiding van een rapport van de RVZ – dat de farmaceutische industrie niet echt problemen maakt van openbaarmaking van betalingen aan artsen en wetenschappers. In de VS niet en in Nederland niet. Enkele grote bedrijven, waaronder Eli Lilly en Merck, hebben zelf al aangekondigd dat ze hun betalingen aan artsen openbaar willen maken. Met die transparantie illustreert de farma-sector dat ze niet met schimmige praktijken bezig zijn.
De Pharmaceutical Research and Manufacturers of America geeft een goed voorbeeld. In een nieuwe gedragscode is vastgelegd dat vrijwillig wordt gestopt met het geven van cadeaus aan voorschrijvers. Tot mijn genoegen is volgens de koepel Nefarma in Nederland ook ‘een tendens naar vermindering’ merkbaar. Dat is een eerste stap maar nog niet genoeg, wat mij betreft.
Dames en heren,
Ik overweeg serieus om te komen tot wetgeving om meer transparantie te bewerkstelligen. Maar ik zal eerst met de betrokken partijen – industrie en beroepsgroepen - overleggen over de gewenste transparantie.
In het bijzonder over de vraag of die kan worden bereikt op basis van toch zelfregulering, zoals in Nederland tot nu toe gebruikelijk is in de sector. Nefarma heeft zich al positief uitgelaten over openbaarheid van financiële bijdragen en ook de KNMG lijkt te willen meewerken aan een oplossing. Zelfregulering - wanneer beroepsbeoefenaren hun eigen normen kunnen stellen en zich eraan conformeren - vergroot het draagvlak. Bepaal zelf je agenda en regel het zelf, voordat anderen dat voor jou doen.
Inmiddels is het al weer tien jaar geleden dat onder meer daarvoor de stichting Code Geneesmiddelenreclame is opgericht. En dat feit wordt vandaag gevierd met dit symposium. Bij deze ook van harte gefeliciteerd!
Onlangs heeft het Nivel het Reclamebesluit Geneesmiddelen geëvalueerd. Daaruit bleek dat de stichting CGR vooral actief is geweest in het ontwikkelen van normen. En deze normen ook actief heeft verspreid. Ik vind de CGR dan ook bij uitstek de partij die met een voorstel kan komen voor normen voor de Nederlandse variant van de Sunshine Act. Ik kijk even naar de voorzitter om te zien of hij daar iets voor voelt.

Het is overigens niet zo dat de farmaceutische industrie altijd het voortouw neemt bij betalingen van de industrie aan artsen. Bedrijven worden geregeld ook door artsen aangespoord om met geld, presentjes of diensten over de brug te komen. De industrie heeft geen belang om dat aan de grote klok te hangen, maar achter de schermen is het een bron van klachten en ergernis.
Openbaarheid over dergelijk gunstbetoon aan artsen, of soms zelfs gunstbejag, is ook van groot belang voor de patiënt. Die moet kunnen nagaan of er sprake is van verwevenheid tussen arts en industrie. In dat geval zou hij zich kunnen afvragen waarom een huisarts bijvoorbeeld in tegenspraak met de eigen richtlijn een ander, duurder – en soms niet een veiliger - geneesmiddel voorschrijft.
In de wetenschap is openheid eveneens geboden. Het is nodig dat je kunt nagaan welke belangen met een onderzoek zijn gemoeid. Daarbij heb ik geen enkel bezwaar tegen samenwerking tussen farma-wetenschappers en farmaceutische bedrijven bij onderzoek naar werking en bijwerking van geneesmiddelen.
Maar in het licht van de soms enorme commerciële belangen én verstrekkende belangen van patiënten moeten huisartsen en medisch specialisten gewoon open kaart spelen. Ik ben daarom blij met het initiatief dat de KNMG en Nefarma hebben genomen om een invitational conference te organiseren over de relatie tussen farmaceutische industrie en onderzoekers. Vorige week is de, inmiddels tweede invitational conference gehouden. Die stond dit keer in het teken van invloed op behandelrichtlijnen. Een minstens even belangrijk onderwerp.
Als klinisch onderzoek naar wetenschappelijke maatstaven te verantwoorden is, is er niks mis mee als bedrijven daarin geïnvesteerd hebben. Afgelopen oktober is de nieuwste versie van de Declaration van Helsinki aangenomen.
Daarin gaat artikel 19 over de openbaarmaking van kerngegevens van klinisch onderzoek middels een algemeen toegankelijke databank. Eén van de kernwaarden van de wetenschap is dat je in je conclusies en aanbevelingen traceerbaar bent.
Neem de recente commotie over het baarmoederhalskankervaccin en de vermeende belangenverstrengeling van enkele leden van de adviescommissie van de Gezondheidsraad die banden hebben met een farmaceutisch bedrijf dat deze vaccins maakt. Het is heel goed geweest dat diegenen die onderzoek deden voor de producenten van de HPV-vaccins of financiële banden hadden met die bedrijven, zich hebben onthouden van stemming. Ze konden dus niet mee beslissen over aard en strekking van het advies. De conclusies waren zoals het hoort, traceerbaar. En inzichtelijk was wie banden had met de industrie.
Duidelijkheid over financiële verwevenheid is een vereiste. En die verwevenheid hoeft niet direct te duiden op laakbaar of onzorgvuldig gedrag. Het is oorbaar om wetenschappelijk onderzoek te laten financieren door derden. Dat wil de overheid zelf. Volstrekt ónoorbaar is het om een behandelrichtlijn in een door de farmaceutische industrie gewenste richting te manipuleren. Je moet zelfs de schijn tegengaan.
Dames en heren, laat er geen misverstand over bestaan. Dat een farmaceutisch bedrijf winst maakt, lijkt me volstrekt logisch. En niet alleen uit financieel-economisch oogpunt. Sterker nog, een goed renderende farmaceutische industrie kan ook beter presteren bij de ontwikkeling van nieuwe en betere geneesmiddelen. Innovatie dus.
De farmaceutische industrie is ‘gewoon’ een commerciële sector. En een commerciële sector is in beginsel goed voor de ontwikkeling, productie en distributie van geneesmiddelen. Inherent aan die setting zijn verkoopbevorderende activiteiten zoals marketing en gunstbetoon.
Artsen moeten zich daar op hun beurt terdege van bewust zijn en de patiënt moet erop kunnen vertrouwen dat de arts het geneesmiddel voorschrijft dat voor de patiënt zelf en niet voor zijn of haar arts het juiste is. Dat is in het publieke belang. Ik ga ervan uit dat artsen geen onnodig dure medicijnen voorschrijven of anderszins ondoelmatig handelen.
Farmacotherapeutische zorg kan niet zonder een goede samenwerking tussen artsen, wetenschappers en fabrikanten van geneesmiddelen. Zij moeten samenwerken. Vanaf de eerste stap van de ontwikkeling van een nieuw medicijn tot aan de zorgverlening in de dagelijkse praktijk. Maar het belang van de patiënt dient in alle fasen op de eerste plaats te komen.
Dames en heren,
Tot slot. Ik doe een klemmend beroep op u te werken aan transparantie. Laat de zon door uw sector schijnen. En daarbij is natuurlijk ook een belangrijke rol weggelegd voor de stichting Code Geneesmiddelenreclame.
De zelfregulering heeft de afgelopen tien jaar laten zien goed in staat te zijn normen te ontwikkelen en deze actief binnen de farmaceutische industrie te verspreiden. Van een lezing op de Seychellen, naar een lezing met kroketten. Ik ga er vanuit dat de CGR dit werk zal voortzetten.
Wat mij betreft mag de CGR zich daarbij nog meer gaan richten op de beroepsbeoefenaren,want daar is de kennis over de normen in veel mindere mate aanwezig dan bij de farmaceutische industrie.
Succes met uw werkzaamheden en ik wens u een inspirerende jubileumbijeenkomst.
Dank u wel