Minister-president neemt boek Geleerd en gelovig in ontvangst

Minister-president Balkenende heeft een toespraak gehouden bij de presentatie in Leiden van het boek 'Geleerd en gelovig – 22 wetenschappers over hun leven, werk en God'.

De minister-president heeft zijn toespraak gehouden in aansluiting op het eerste Veritas Forum aan de Universiteit van Leiden, dat in het teken stond van 'Geleerd en Gelovig'.

---------------------------------------------------------------------

Professor Dekker, dames en heren,

De Engelse filosoof en staatsman Francis Bacon zei ooit: 'Weinig wetenschap verwijdert van God, veel wetenschap brengt tot Hem terug.'

Bacon, een van de wegbereiders van het verlichtingsdenken, zei dit zo'n vierhonderd jaargeleden. De discussie over de plaats van God in de geschiedenis en de stoffelijke wereld om ons heen moest toen nog beginnen. Men zou kunnen zeggen dat de wetenschap daarna met elke grote ontdekking een stap verder verwijderd is geraakt van God. Vandaag de dag is de wetenschap net zo geseculariseerd als de rest van de samenleving.

En daarin schuilt meteen het bijzondere van dit boek. Het laat zien dat wetenschap en geloof elkaar kunnen versterken. Dat 'geleerd en gelovig' helemaal niet principieel strijdig zijn, zoals veel mensen zijn gaan denken. Dr. Rhoda Hawkins formuleert het als natuurkundige in haar bijdrage heel mooi. Ze schrijft: 'Naarmate de wetenschap me meer leert over de wereld om ons heen, wordt mijn ontzag voor de Schepper steeds groter.'

Ik denk dat dit ook precies is wat Albert Einstein bedoelde, toen hij zei dat verwondering de bron is van alle ware kunst en wetenschap. Met andere woorden: hoe meer we weten, des te groter het besef dat we niet alles kunnen begrijpen.

Maar wat mij het meest trof toen ik de drukproef doorbladerde, is dat in dit boek heel duidelijk doorklinkt hoe het geloof een inspiratiebron kan zijn. Hoe geloven kracht geeft. Dát is wat deze 22 zeer persoonlijke verhalen met elkaar verbindt, hoe verschillend ze ook zijn.

Ik heb veel respect voor de mensen die hier aan het woord komen. U bent volstrekt open en eerlijk. Over uw persoonlijke geloofsbeleving. Over de doorwerking van het geloof in uw werk. En ook over de innerlijke worsteling die dat voor sommigen van u heeft betekend. Daar is moed voor nodig, want u leeft en werkt in een rationele wereld. Zoals celbioloog dr. Sander van Dooren het eufemistisch formuleert: 'Een christen die verzeild raakt in het wetenschappelijk onderzoek doet er goed aan een beetje eelt op de ziel te kweken.' Dat geldt ook voor de politiek, kan ik u melden.

Het ligt voor de hand dat ik het thema van dit boek onwillekeurig ook op mezelf heb betrokken. Wat betekent het geloof voor mij? Wat doe ik ermee? En hoe uit zich dat?

Laat ik vooropstellen dat ik veel verwantschap voel met de mensen in dit boek. Het geloof is ook mijn belangrijkste anker en inspiratiebron. Dat was zo toen ik verbonden was aan de Vrije Universiteit en het wetenschappelijk bureau van het CDA. En dat is zo gebleven toen ik een andere verantwoordelijkheid kreeg. Ik voel dat ik zonder mijn geloof in God eenvoudigweg niet goed kan functioneren.

Stel nu dat ik het 23e verhaal in dit boek zou hebben geschreven. Welke titel zou daar dan boven staan? Toen ik daar bij stilstond, dacht ik aan het bekende woord van Jakobus (2: 14): 'Aan de werken herkent men het geloof.' Niet als pretentie, maar als opdracht.

Dat zit in heel persoonlijke dingen. Het goede willen doen. Maatschappelijke verantwoordelijkheid willen dragen. Je talenten maximaal benutten. En vooral: oog hebben voor de zwakkeren in de wereld. Het zit allemaal ingebakken in de traditie waarin ik opgroeide: niet alleen geloven in de kerk, maar ook - of misschien wel juist - daarbuiten. Zo herinner ik me nog goed hoe we in de jaren zestig op het Christelijk Lyceum in Goes actie voerden voor de inwoners van Biafra; een Afrikaanse regio die toen door hongersnood werd geteisterd. Dat deed je gewoon.

Maar hoe zit het dan met de relatie tussen het geloof en mijn huidige werk? Die is er ook. Op dit punt sta ik met twee benen stevig in de traditie van Abraham Kuyper. Er loopt een rechte lijn van Kuyper naar het proefschrift waarin ik 16 jaar geleden een pleidooi hield voor een overheid die ruimte geeft aan het maatschappelijk middenveld. Een overheid die burgers beschouwt als verantwoordelijke mensen. En een overheid die vanuit gemeenschappelijke waarden normen durft te stellen én te handhaven. Die uitgangspunten probeer ik als minister-president dagelijks in praktijk te brengen.

En er is nog een punt van herkenning. Wat ik in dit boek tussen de regels door lees, is dat het geloof voor veel wetenschappers in de eerste plaats hun manier van kijken bepaalt. Het geloof maakt ze geen betere wetenschappers, maar ze stellen wel andere vragen.

Zoiets geldt ook voor politici. Neem bijvoorbeeld het klimaatdebat. Daar gaat een wereld achter schuil van cijfers, uitgewerkte scenario's, technische innovaties in de energiesector en geld. Maar de vraag hoe we als rentmeesters omgaan met Gods schepping en hoe we die overdragen aan de volgende generatie heeft voor mij wel degelijk ook een religieuze dimensie. Dat maakt mij in moreel opzicht geen betere politicus, maar het bepaalt wel mijn manier van kijken.

'Een zekere eenheid in het denken, zowel binnen als buiten diensttijd', noemt professor Jan Boersema dat in zijn verhaal. Dat lijkt mij een prachtige leefregel.

Dames en heren,

Misschien staan geloof en wetenschap juist wel veel dichter bij elkaar dan vaak wordt gedacht. In essentie gaat het op beide terreinen immers om een zoektocht naar een waarheid die we nooit helemaal vast kunnen pakken, maar die er wel is.

Daarmee gaat dit boek over een relatie die actueel blijft, ook voor studenten en jonge wetenschappers die nog niet tot zulke grote hoogte zijn gestegen als u. Aan hen zal dit boek ongetwijfeld houvast en inspiratie bieden in hun eigen zoektocht. Goed dus dat u dit initiatief hebt genomen. En mijn dank dat ik het eindresultaat in ontvangst mocht nemen.

Dank u wel.