Toespraak door Staatssecretaris Van Bijsterveldt, bij de in ontvangstname van het advies van de Onderwijsraad 'verbindende schoolcultuur'

Dames en heren,

Ik lees u om te beginnen een passage voor:

‘In ons land waar mensen met verschillende culturele achtergronden leven, is het cruciaal dat er een stevige basis is van gedeelde waarden en normen, van respect en fatsoen. Ons land is een eenheid in verscheidenheid.’

En de tweede:

‘Voor die sociale samenhang draagt iedereen verantwoordelijkheid. Ouders en opvoeders, maar ook anderen. Van politieagent tot ambulancechauffeur, van journalist tot geestelijk leider en van burgemeester tot leraar. De overheid zullen ze, vooral in moeilijke tijden, aan hun zijde weten.’

U raadt het misschien al: het zijn passages uit het Regeerakkoord ‘Samen werken, samen leven’. En alsof u er rekening mee heeft gehouden dat dit één van mijn eerste officiële optredens is: het thema van de ‘verbindende schoolcultuur’ sluit daar natuurlijk geweldig op aan.

Minister Van der Hoeven vroeg dit advies aan, vanwege mogelijke etnische spanningen op middelbare scholen - na de moord op Theo Van Gogh. De Raad heeft ervoor gekozen te laten zien waar het goed gaat: welke gemengde, dus multiculturele scholen werken aan verbinding, aan een gemeenschappelijke noemer.
En hoe ze dat doen.

Het advies laat zien dat zo’n cultuur een garantie kan zijn voor een veilig schoolklimaat. Maar ook dat het een flinke uitdaging inhoudt. Zoals één van de docenten het in dit rapport ongezouten verwoordt: ‘Je hebt dertig culturen bij elkaar. De verschillen krijg je dus cadeau. Nu is het zoeken naar de verbinding.’

Bij dat zoeken staat hetzelfde doel voorop: ieder kind, ongeacht zijn afkomst, zo goed mogelijk tot zijn recht te laten komen. De wegen erheen zijn verschillend
De één legt de nadruk op de verbinding en de toekomst, zonder de nadruk op culturele verschillen - vanuit het verleden. De ander neemt die verschillen juist als uitgangspunt. En tot slot zijn er de scholen die levensbeschouwing als bindende factor kiezen. Geen van die drie richtingen is ideaal. Ze bevatten elk specifieke voordelen én nadelen.

Over de scholen die niet het verschil in achtergrond benadrukken: zij binden leerlingen en staf met een bepaalde mentaliteit. Gericht op ontplooiing en ‘samen doen’. Ik heb begrepen dat de school, die ons vandaag een podium biedt, daar een eigen term voor heeft: het ‘Calandgevoel’. Sport en theater maken staat hier hoog op de agenda. Dat biedt veel mogelijkheden tot het samen ontwikkelen van verschillende talenten. [Mogelijk verwijzen naar de theatervoorstelling].


Dit soort scholen lopen ook tegen problemen aan. Een debat over de Deense cartoon-rellen, hier op het Caland georganiseerd door leerlingen, maakte meningen los waar het docentenkorps niet direct een antwoord op had. Soms gaat het nu eenmaal wèl over die verschillen. En dat vráágt iets van leraren.

Dan zijn er de scholen die dat cultuurverschil juist als uitgangspunt voor de verbinding kiezen. Het grote voordeel daarvan is dat leerlingen zich erkend voelen, vanwege hun culturele identiteit. Maar deze scholen moeten volgens de Raad wel oppassen voor te lage prestatieverwachtingen. Gezien de recente discussie over de citoscores en schooladvies, vind ik ook dát een belangrijk aandachtspunt.

Scholen als het Utrechtse Niels Stensen College, ook genoemd in het rapport, laten zien wat er kan gebeuren als gemengde scholen niet werken aan die verbindende schoolcultuur. Als ik het een beetje hard zeggen mag: laten lopen betekent verzuipen. Dan ontstaan er spanningen, en dat kan leiden tot het sluiten van de schooldeuren.
Dat is voor mij ook de hoofdboodschap van dit advies. Dat het er bij de gemengde scholen niet zozeer om gaat hóe ze het doen, als wel dát ze het doen.

Werken aan een bindende schoolcultuur is belangrijk. Belangrijk voor de scholen, belangrijk voor de leerlingen. En belangrijk voor de samenleving in zijn geheel.

Dat brengt me op de adviezen die Raad aan de overheid geeft. Vooruitlopend op de officiële Kabinetsreactie, haal ik er een paar punten uit:

(1) De Raad adviseert de overheid om de ‘verbindende schoolcultuur’, bezien in het licht van de wet op Actief burgerschap. Terecht constateert de Raad dat die wet daar voldoende ruimte voor biedt. In de komende jaren gaat de Inspectie bekijken hoe scholen met die wet aan de slag zijn. Ik ga de Inspectie vragen het thema schoolcultuur daar uitdrukkelijk in mee te nemen.
Ik ga de Inspectie ook vragen om in kaart te brengen welke scholen nog geen visie hebben op de verbindende schoolcultuur. En daar wil ik ook de witte scholen in mee nemen. Het leren omgaan met culturele verschillen is, naast andere waarden in de wet, een kwestie van burgerschap. Voor iederéén.

Een ander advies aan de overheid is om te stimuleren dat scholen zich een levenbeschouwelijke profilering kunnen aanmeten. Zo’n levensbeschouwelijk profilering is op zich, in déze tijd, een interessante gedachte. Scholen hèbben echter al de algemene opdracht om breed aandacht en zorg te besteden aan religie op school. In al zijn verscheidenheid.
Ik kan me heel goed voorstellen dat bepaalde scholen zich daar verder op willen profileren. Of het de taak van de óverheid is om zo’n interreligieuze profilering van scholen te stimuleren, is echter de vraag. Het lijkt me in een eerste reactie dat scholen zelf deze gedachte kunnen oppakken.

De Raad adviseert ook om gemengde scholen de kans te geven een kosmopolitisch schoolprofiel te ontwikkelen.
Dat spreekt me veel meer aan. Tot nu toe zijn het vooral kinderen uit de betere sociaal-economische milieu’s die de mogelijkheid krijgen zich internationaal te oriënteren.
Maar waarom kunnen ‘gewone’ multiculturele scholen zich geen kosmopolitisch profiel aanmeten?
Misschien wel juist multiculturele scholen, zoals de Raad zegt.
Allochtone leerlingen brengen al een stukje van de wereld mee, door hun banden met het land van hun ouders. Met andere woorden: een multiculturele school hoeft niet te zoeken naar een internationale dimensie: die hebben ze al in huis. Dat kun je positief inzetten. Bij de toedeling van pilots internationaal baccalaureaat, zullen wat mij betreft dan ook multiculturele scholen betrokken worden.

Overigens is het Europees platform daar momenteel al mee bezig. Het Paltform maakt internationalisering in het VMBO tot speerpunt, met speciale aandacht voor allochtone jongeren. Een mooi voorbeeld daarvan zag ik vorige week, op het College Schaersvoorde in Aalten. [Vertellen hoe bevlogen leraar op die school concreet met dit thema aan de slag is].

Een derde punt is het coachen van leraren van gemengde scholen op ‘culturele sensibiliteit’. Sommige scholen werken al met gerichte deelprogramma’s. Het lijkt me verstandig als scholen daar zèlf afspraken over maken met de opleidingen, in samenwerking met de intermediairen. Het gaat om maatwerk.

Over het coachen van zittende leraren: sommige leraren kiezen bewust voor het werken op een gemengde school. Anderen worden ermee geconfronteerd, omdat de omgeving, de wijk rondom de school en dus de populatie, verandert. Daar moeten schoolleiders oog voor hebben, wéten wat dat voor hun afzonderlijke docenten betekent.
Het Convenant Professionalisering Onderwijspersoneel biedt financiële ruimte voor die extra scholing.

Dames en heren,

Ik begon mijn verhaal met het voorlezen van de passages uit het Regeerakkoord. Ik ben blij dat ik, samen met u, die ambities in het onderwijs kan gaan waarmaken.

Het onderwijs wordt vaak gezien als afspiegeling van de samenleving, als maatschappij in het klein.
Maar gemengde scholen als het Caland, laten zien dat de school ook vooruit kan wijzen. Door op een positieve manier te investeren in een veilig, sociaal Nederland.
We hebben met dit advies een mooie handleiding om daar concreet aan verder te werken.