Toespraak minister Bruins bij de uitreiking van de Christiaan Huygensprijs

Op woensdag 16 oktober 2024 reikte minister Bruins van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de Christiaan Huygens wetenschapsprijs uit aan Jan-Willem van Ittersum. Vooraf hield hij een toespraak.

Hoe kan ik overbrengen wat voor voorrecht het is om minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te zijn?

Nog geen week geleden ontmoette ik Claire en Tiago. Zij speelden samen met 176 ander jonge mensen voor mij een privéconcert. Anderhalf uur lang.

En een week later sta ik hier en mag ik drie zo geweldige jonge mensen toespreken. Wat een passie, wat een intensiteit! Jury, wat hebben jullie geweldig werk verricht om deze drie kandidaten uit te kiezen.

Dat mag ik dus allemaal doen als minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Ik kan mij voorstellen dat u best een beetje jaloers op mij wordt, zeker als u alleen die kant van het werk bekijkt.

Ik op mijn beurt kan jaloers worden op Christiaan Huygens en wat hij allemaal bereikt heeft. Internationale roem als wetenschapper, ontdekker van de ring rond Saturnus, uitvinder van het slingeruurwerk. Ongeëvenaard.

Maar mijn jaloezie kan ook slaan op de stand van de wetenschap in die tijd. Huygens kon nog hoppen van het een naar het ander. Hij kon de hele breedte van de wetenschappen verkennen. Of het nu in de wiskunde, natuurkunde of sterrenkunde was: overal lag het terrein uitnodigend braak.

Met schijnbaar gemak sprong Huygens ook nog van de theorie naar de praktijk. Perfectioneerde hij de telescoop, dan sleep hij zijn zelfgemaakte lenzen in zijn zelfgemaakte slijpschalen op zijn zelfgemaakte draaibank. En als hij daar moe van was dan speelde hij klavecimbel op een instrument naar zijn eigen ontwerp. Dan kan je dus wel wat.

Hoe anders is het nu. We hebben geweldig indrukwekkende genomineerden, en ik moet eerlijk zeggen dat ik ook geen idee heb waar hun proefschriften over gaan. Voor de briljante breinen van deze eeuw is het wetenschappelijke landschap drastisch gewijzigd. Onze collectieve kennis is vele malen vermenigvuldigd, maar voor de individuele wetenschapper is de kans op een loopbaan als homo universalis nihil. Al moet ik zeggen dat ik bij Rosa daaraan wel begin te twijfelen.

De moderne wetenschap vertakt zich steeds wijder. Elke discipline is een nieuwe tak, die op zijn beurt verder vertakt. Als een boom die steeds wijder en steeds hoger reikt. Het moderne wetenschapsbedrijf laat zich kenmerken door steeds verdere specialisatie. Zelfs onze formidabele Christiaan Huygens zou in deze tijd zijn focus moeten versmallen en moeten kiezen.

Beste mensen,

Ik heb al eerder het genoegen gehad om de uitreiking van de Huygensprijs bij te wonen. Dat was vorig jaar, als lid van de Raad van Advies. Het is dan ook een enorme eer om hem dit jaar als minister te mogen uitreiken.

En ook deze prijs is een opgesplitst fenomeen, doordat het ene jaar de wiskunde, het andere jaar de natuurkunde en weer een ander jaar de ruimtewetenschappen centraal staan.

Toch zie ik in alle drie de genomineerden iets van de grensdoorbrekende neigingen van Huygens terug. In alle drie de proefschriften leggen de onderzoekers dwarsverbanden, bijvoorbeeld tussen wiskunde en theoretische fysica. Met een duizelingwekkend abstractieniveau, te groot voor mijn brein om te bevatten.

In jullie verhalen valt mij ook het enthousiasme op om grenzen te ontstijgen. En bovendien valt mij de nederigheid op. Ik hoor wat jullie doen en zie de intensiteit en liefde terwijl jullie aan mij als sterveling vertellen wat jullie doen. Dat is buitengewoon indrukwekkend.

Het is heel belangrijk dat een land zijn excellentie en wetenschappelijke successen viert. Misschien zijn we het wel een beetje vergeten in Nederland, maar Nederland is nog steeds een topwetenschapsland. Ik hoop dat de Huygensprijs ook andere jonge mensen stimuleert om de diepte te verkennen en in de breedte verbanden te leggen.

Want het is hard nodig dat de instroom van studenten in de bètawetenschappen en techniek omhoog gaat. Misschien is er wel een scholier in Voorburg die van deze prijs hoort en denkt: ik moest maar eens kiezen voor een bètastudie. Hoe mooi zou dat zijn. En als experimenteel kernfysicus zeg ik daarbij: je kunt er veel plezier aan beleven. Je kunt zelfs het voorrecht smaken om minister te worden. Dus pas maar op.

Natuurlijk voel ik vanavond ook wel wat ongemak. Want dit kabinet bezuinigt, ook op de mogelijkheden voor jonge onderzoekers. Ik ben eigenlijk heel blij dat Lucas Slot een proefschrift heeft geschreven over optimalisatie in een situatie met beperkte middelen. We hebben nog vacatures bij het ministerie. Ik kan daar misschien wel wat van gebruiken.

Ik wil wel nog eens hardop zeggen dat dit kabinet vasthoudt aan het doel dat we 3% van het bbp willen investeren in onderzoek en innovatie. Al redden we dat niet in mijn ambtstermijn. Maar laten we eerlijk zijn, in de afgelopen 24 jaar dat we deze afspraak hadden, hebben vorige kabinetten dit ook nooit gehaald. Maar laten we het streven wel vasthouden. We moeten naar 3% en liefst eroverheen. Dat leren we ook van de nieuwste rapporten van de Europese Commissie. Mario Draghi heeft dit nog eens nadrukkelijk opgeschreven.

Ik mag ook investeren in heel mooie dingen. De Einstein Academy in Limburg bijvoorbeeld. Daarmee willen we vakmensen naar het beroepsonderwijs halen en technici opleiden op alle niveaus. En daarmee willen we ook al voorbereid zijn op de komst van de enorme Einstein Telescoop van 10x10x10 kilometer, onder de grond, om zwaartekrachtgolven te meten. Ik denk dat Christiaan Huygens best jaloers zou zijn als hij zou weten dat wij van plan zijn zo’n geweldig apparaat naar Nederland te halen.

Om dezelfde reden – kennis en innovatie stimuleren – hebben we 450 miljoen geïnvesteerd in de opleiding van technici voor de microchipsector, die zo belangrijk is voor Nederland en voor verdere innovaties.

Excellent en nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek ligt aan de basis van alle grote sprongen. Het is heel belangrijk dat fundamentele wetenschappelijke kennis wordt ontwikkeld aan onze universiteiten, maar het is net zo belangrijk dat talent óók kan doorstromen naar het bedrijfsleven, en dat het bedrijfsleven met zijn kennis het wetenschappelijk onderzoek kan verrijken.

En daarbij gaat het niet alleen om de bètawetenschappen. Want als je met bèta en techniek iets wilt betekenen in de samenleving, komen daar veel aspecten van gedrag, moraal en ethiek bij kijken. Dus ook sociale en geesteswetenschappen zijn enorm belangrijk om de transities van de toekomst aan te kunnen. We moeten die disciplines met elkaar verbinden.

Als we disciplines met elkaar verbinden;
als theorie en praktijk elkaar kunnen voeden;
én als wetenschap en samenleving samen de toekomst tegemoet treden,
dan groeit kennis, dan bloeit innovatie en dan blijft ook het concurrentievermogen van Nederland en Europa op peil.
Dan werken we met elkaar aan een bloeiende samenlevinbelang van kennis en innovatie is niet te overschatten.

Ik ben er buitengewoon trots op dat ik dit hier vandaag mag vieren, bij de uitreiking van de Christiaan Huygens wetenschapsprijs, met drie zo briljante genomineerden.

Ik weet niet wie het wordt, maar ik zie ernaar uit om jullie straks alle drie te feliciteren als we van de jury hebben gehoord wie de eerste is onder de drie gelijken.

Dank u wel.