Speech minister van Justitie en Veiligheid Van Weel bij de opening onderwijsjaar Politieacademie
Toespraak van de minister van Justitie en Veiligheid Van Weel bij de opening onderwijsjaar Politieacademie op maandag 2 september 2024.
Beste mensen, en in het bijzonder: beste studenten,
Vandaag start weer een nieuw politieonderwijsjaar. Studenten staan in de startblokken om Nederland veiliger te maken. Om mensen in nood te helpen. Om het criminelen moeilijk te maken.
Ook ik sta hier in de startblokken. Ook ik heb nog veel te leren over de politie. Ik vind het daarom extra bijzonder dat ik hier vandaag mijn eerste speech als minister van Justitie en Veiligheid mag houden. Het voelt meteen goed hier in Apeldoorn te zijn, waar zoveel kennis over de politie aanwezig is. Én ik voel verwantschap, omdat ik bijna exact dertig jaar geleden het uniform aantrok op het Koninklijk Instituut voor de Marine.
En hoewel ik het politiewerk nog niet van binnen en buiten ken, heb ik hiervan al wel een eerste indruk. Niet alleen door mijn eerste gesprekken met politiemensen en de korpsleiding, maar ook omdat het politieoptreden volop in de media staat.
En dat is niet zo vreemd. Al vóór, maar zeker sinds corona zijn de tegenstellingen in de samenleving groter geworden. Mensen lijken maatschappelijke onrust sneller te voelen en sterker te uiten. Het grijze gebied wordt daarbij steeds kleiner. Iets moet zwart of wit zijn.
Dagelijks zien we de meest afschuwelijke verwensingen op sociale media voorbijkomen. Uitspraken van politici, maar ook politieoptredens worden om de haverklap gereduceerd tot een filmpje van enkele seconden en uit hun verband getrokken.
De mensen die de moeite nemen om dit te doen, zetten daarmee de toon. Zij overschreeuwen ongefilterd het stille midden.
Als politie merken jullie dit als eerste. Niet alleen online, maar ook op straat treffen jullie de uitersten van het debat.
Ik ben nog maar net begonnen in deze functie en ik kan jullie verzekeren dat de woorden ‘demonstratie’ en ‘verstoring van de openbare orde’ al vaak zijn gevallen.
Bijvoorbeeld toen ik werd bijgepraat over de pro-Palestina-protesten op de Universiteit van Amsterdam. Toen groepen met een heel andere agenda aangemelde demonstraties kaapten en vernielingen pleegden. Maar ook nadat klimaatactivisten voor de zoveelste keer de A12 blokkeerden, terwijl demonstraties daar niet waren toegestaan of boeren die op snelwegen hooibalen en autobanden in de brand staken.
Deze verschillende voorbeelden hebben één ding gemeen: er moesten honderden politieagenten extra worden ingezet.
Agenten die zich liever hadden beziggehouden met wijksurveillance, recherchewerk of de aanpak van drugscriminaliteit. Dat vind ik pijnlijk. En als mensen vervolgens over het politieoptreden ook nog eens vanuit een politieke mening oordelen, is dat extra pijnlijk. Want de politie is bij uitstek neutraal.
We moeten dan ook een scherper onderscheid maken tussen vreedzaam demonstreren en ordeverstorende acties. Ik realiseer mij dat dit aankomt op het optreden van politie, openbaar ministerie en burgemeesters. En het vergt vooral iets van de politiemensen die tussen de menigte staan.
Martin Sitalsing, politiechef Noord-Nederland, noemt dit de kunst van het niet-meegaan in de geweldsspiraal van zo’n moment. De kunst van het in contact blijven met de mensen en het maken van duidelijke afspraken, ook als er een dreigende sfeer hangt.
Terecht dat hij dit een kunst noemt. Verbinden én optreden op hetzelfde moment vraagt om buitengewone vaardigheden, zeker in een gepolariseerde omgeving. Het doet mij goed te horen dat hier binnen het politieonderwijs veel aandacht voor is, zoals bij de onderdelen de-escalerend communiceren en omgaan met weerstand.
Naast al die kennis uit lesmateriaal, vraagt jullie vak ook nog om iets anders. Namelijk de wil én de vaardigheid te handelen vanuit dezelfde kernwaarden om samen één politie te vormen. De uitdaging die hierin schuilt, is tegelijkertijd jullie kracht.
Met bijna 65.000 mensen vormt de politie een realistische afspiegeling van onze samenleving.
Ook al dragen jullie allemaal hetzelfde uniform, onder al die petten zitten individuen met unieke ideeën en eigen overtuigingen. Dat zorgt voor een brede blik.
Als jullie midden in een demonstratie staan, staan jullie daar voor de voor- én tegenstanders. Jullie beschermen de rechtsstaat en handelen binnen de kaders van de rechtsstaat. Als dat nodig is treden jullie de-escalerend op en halen daarmee de hitte uit hectische situaties.
Deze ingewikkelde taak buiten kunnen jullie alleen uitvoeren als jullie ook binnen respect hebben voor de ander.
Wit of zwart, hetero of homo, jong of oud, single of getrouwd: bij de politie moet er plek zijn voor iedereen.
Een sterke, diverse politie straalt voor mij vertrouwen uit. Het vertrouwen dat mensen worden gezien en eerlijk en gelijk worden behandeld.
Dit vertaalt zich. Mensen weten jullie te vinden.
En als puntje bij paaltje komt... bellen zelfs de grootste schreeuwers de politie wanneer zij hulp nodig hebben.
Als jullie nieuwe minister vind ik het ontzettend belangrijk dat jullie je werk goed kunnen doen. Dat jullie je kunnen concentreren op de kerntaken van de politie. Hiervoor hebben we een samenleving nodig waarin mensen meer naar elkaar omkijken in plaats van naar een ander of de overheid te wijzen.
Niet meteen de straat op omdat de overheid te weinig doet, maar weten wie er in je straat wat extra hulp kan gebruiken. Niet meteen een ander overschreeuwen, maar een praatje maken om er samen uit te komen. We hebben een wéérbaardere samenleving nodig en deze oproep zal ik de komende tijd zoveel mogelijk doen.
Ik wens de aankomende studenten een goed onderwijsjaar en een prachtige loopbaan. Een plek waar jullie banden smeden voor het leven.
Gebruik elkaar als klankbord. Geef ruimte aan ieders verschillen en steun elkaar na een heftige inzet.
Óók als je straks al 30 jaar in het vak zit. Jullie zijn immers geen robots, maar mensen met een blauw hart.
En dat blauwe hart, dát hoop ik snel te leren kennen.
Dank jullie wel.