Afspraken tussen rijk en medeoverheden over stabielere en beheersbare financiering

Het Rijk heeft onder leiding van minister Hugo de Jonge van Binnenlandse zaken, minister Steven van Weyenberg van Financiën en staatssecretaris Marnix van Rij van Financiën met provincies en gemeenten afspraken gemaakt over hun financiën. Centraal daarbij stond de balans tussen taken en middelen. Een stabiele en beter beheersbare financiering moet daar aan bijdragen.

Rijk, gemeenten (VNG), provincies (IPO) en de Unie van Waterschappen zaten tijdens het Bestuurlijk Overleg Financiële Verhoudingen de afgelopen weken in constructieve sfeer om de tafel om afspraken te maken over een stabiele en betere beheersbare financiering voor de komende jaren.

Afgesproken is dat vanaf 2026 de oploop van de opschalingskorting definitief wordt geschrapt. Daardoor krijgen gemeenten 675 miljoen euro extra en provincies ruim 40 miljoen meer. Verder is besloten om de nieuwe financieringssystematiek (bbp-systematiek) al vanaf dit jaar in te voeren, zodat de financiering stabieler wordt. Deze overgang heeft, met uitzondering van het jaar 2025, geen financiële gevolgen voor gemeenten en provincies.

Om in de toekomst verantwoordingslasten te beperken en bestedingsvrijheid te bevorderen wordt, naast de lopende inspanningen om de financiële verhoudingswet aan te passen, een plan uitgewerkt om te komen tot een vermindering van het aantal (nieuwe) specifieke uitkeringen.

Ook is gesproken over een gedeelde verantwoordelijkheid om aan de balans tussen ambities, taken, middelen en uitvoeringskracht te werken. Zo gaan Rijk en gemeenten gezamenlijk werken om de beheersbaarheid van de uitgaven in relatie tot de wettelijke zorgtaken van de Wmo 2015 te borgen. Rijk en gemeenten werken er gezamenlijk aan om het openeinde-deel van de regeling te beëindigen.

Afgesproken is dat in de toekomst (een nader te bepalen deel van de) Wmo 2015 niet langer via de algemene uitkering van het gemeentefonds gaat, maar via een aparte financiering. Afhankelijk van de gekozen bekostigingsvorm wordt een passende, geobjectiveerde indexering ontwikkeld die rekening houdt met de kostenontwikkeling en demografie en vergrijzing. Op het BOFv van juni zal er een voorstel worden besproken op welke wijze die uitgangspunten verder worden uitgewerkt, ook in samenhang met het al lopende houdbaarheidsonderzoek.

Op het fysiek terrein spelen een aantal fundamentele ontwikkelingen die veel van overheden vragen. Erkend is dat er onderzoek nodig is naar de vraag of de bbp-systematiek evenredig meebeweegt met de ontwikkeling van de kosten op de beleidsterreinen openbaar vervoer, infrastructuur en natuur. Daarover wordt tijdens het BOFv van juni verder gesproken. Daarbij gaat het om de balans tussen ambitie, taken, middelen en uitvoeringskracht. Voor deze drie beleidsterreinen zal tot een verdere concretisering van de handelingsperspectieven en oplossingsrichtingen worden gekomen.

VNG en IPO bestuur gaan het bovenstaande met een positieve insteek bespreken met de leden.