Speech van minister Weerwind bij het congres van het 150-jarig bestaan van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG)
Toespraak van minister Weerwind voor Rechtsbescherming tijdens het symposium ter ere van het 150-jarig bestaan van de Koninklijke Beroepsvereniging van Gerechtsdeurwaarders (KBvG).
Dames en heren, beste allemaal, goedemiddag,
Wat bijzonder om hier op uw 150-jarig jubileum te zijn en een paar woorden tot u te mogen richten. Dat doe ik graag, want uw beroepsgroep gaat mij aan het hart. Voor een minister voor Rechtsbescherming zijn de gerechtsdeurwaarders een onmisbare schakel in het rechtssysteem, in de werkelijke bescherming van en door het recht. Een systeem dat vaak als kil en onpersoonlijk wordt ervaren. Des te belangrijker is de rol van hen die dit systeem een menselijk gezicht geven en dat doet u.
U komt als een van de weinige vertegenwoordigers van de wet bij de mensen thuis, en dat geeft u een grote verantwoordelijkheid. U vertolkt als geen ander de harde letter van de wet naar de menselijke maat, van wat moet, naar wat kan, en mag. Hoe u deze verantwoordelijkheid invult, daar heb ik ontzettend veel respect voor.
We hebben net in het prachtige filmpje gezien hoe de deurwaarders met hun tijd zijn meegegaan. Van straffe uitvoerders van de wet naar een sociaal beroep waarin contact met mensen, inlevingsvermogen en oplossingsgerichtheid centraal staan. En het mooie is: deze omwenteling heeft u als beroepsgroep zelf voor elkaar gekregen.
U signaleerde knelpunten, u heeft om extra ruimte gevraagd en zei tegen de overheid: help ons. De maatschappij verandert, help ons mee te veranderen. Ik kan u zeggen: niet elke groep heeft deze zelfreflectie en assertiviteit.
In het filmpje staat Dreverhaven centraal, de hoofdpersoon uit het boek Karakter, van Ferdinand Bordewijk. Het is een van mijn favoriete boeken, en een van mijn favoriete romanpersonages. De deurwaarder Dreverhaven die, rechtlijnig als hij in het leven staat, contact probeert te leggen met zijn zoon Jacob-Willem Katadreuffe, die hij als gevoelig, te sociaal, en menselijk, beschouwt.
Je zou kunnen zeggen dat we met dit boek precies op het draaipunt zitten van de oude deurwaarder naar de nieuwe. Zoals Dreverhaven ergens in het boek zegt: “Niet het proces is interessant, maar de mens, omdat hij zoiets vernuftigs als recht en rechtsgang heeft opgebouwd”. Einde citaat.
Hij heeft natuurlijk gelijk. De wet is een reflectie van onszelf, en de manier hoe wij hiermee omgaan hebben wij zelf in de hand. Binnen de wet bestaat ruimte ter interpretatie, en als de wet niet meer voldoet moeten we ermee aan de slag. Denk aan de toeslagenaffaire, waar duizenden eerzame burgers het slachtoffer werden van een onwrikbare uitleg van onbarmhartige regels.
U, als gerechtsdeurwaarders, heeft dit als geen ander begrepen. U ziet in de praktijk, oog in oog met de schuldenaar, wat een wet of een gerechtelijke uitspraak met mensen doet.
Het is tekenend dat Bordewijk om het onbuigzame karakter van de hoofdpersoon te illustreren voor het beroep van deurwaarder koos. Die was streng, dwingend, niet voor rede vatbaar. De fausthammer was er niet meer, maar de ijzeren vuist was in alle facetten terug te zien.
De fausthammer – een ijzeren staaf, ook wel deurwaardersstaf genoemd – was een ijzeren staaf met op het eind een gebalde vuist. In de late middeleeuwen een symbool van rechtsgeldigheid en autoriteit, maar je kon er ook goed op de deuren mee bonzen. Anders werd er niet opengedaan.
Tegenwoordig hebben we de deurbel. Een klein kastje, met een enorme impact. Want die bel staat wat mij betreft symbool voor het werk van de deurwaarder. Je hebt ze in soorten en maten, maar ze betekenen – op het moment dat de deurwaarder die bel indrukt – allemaal hetzelfde.
Dat geluid is voor de bewoners de overgang van een oude naar een nieuwe werkelijkheid. Van een wereld zonder consequenties, naar een wereld mét. Van een wereld met zelfvertrouwen, naar een met schaamte. Maar ook: van een wereld zonder perspectief, naar een wereld mét.
Want in veel gevallen is een bezoek van de deurwaarder niet alleen het begin van een nare tijd, maar ook een nieuw begin. De start van wederopbouw, een oplossing voor problemen uit het verleden en de kans op een nieuw leven – ook al wordt dat op dat moment vaak niet zo beleefd.
Het is aan de standvastigheid maar ook aan de sociale vaardigheden van de deurwaarder te danken dat de rechtsgang zijn beloop krijgt, maar ook dat deze mensen voor de maatschappij behouden blijven. Dat afspraken afspraken zijn, dat schuldeisers in hun recht staan, maar ook dat de menselijke maat geldt. Dat er respect is voor mensen met schulden, omdat wij weten dat wij allemaal dikke pech kunnen hebben.
Een scheiding, een failliet bedrijf, een verkeerde beslissing: de grens tussen een onbekommerd leven en een met zorgen is vaak een hele dunne. Dan is het fijn als er een dienaar van de wet is die je niet als pinautomaat ziet, maar als mens van vlees en bloed.
Het valt te prijzen dat de KBVG zelf een onderzoek heeft geëntameerd naar de oplopende schuldenlast en verbeteringen voor invordering. Het tekent de maatschappelijke betrokkenheid van uw organisatie en uw leden.
Met dit onderzoek (van Jungmann en Moerman) in de hand heb ik inmiddels een verkenning aangekondigd, samen met de demissionair minister voor Armoedebeleid, om te kijken hoe wij de civiele invordering beter kunnen laten aansluiten op de huidige tijdgeest. De resultaten verwacht ik begin komend jaar.
Ook is in juni een motie van de Kamer aangenomen om te kijken naar een bredere rol van de gerechtsdeurwaarder; ook hier ga ik samen met collega’s mee aan de slag. Waarbij we goed moeten kijken naar de balans tussen de gerechtelijke en de sociale component, en de belangen van schuldeiser en schuldenaar. En waarin we nadrukkelijk laten zien dat de gerechtsdeurwaarder onafhankelijk te werk gaat, en geen verlengstuk is van de schuldeiser.
Tegelijk besef ik dat dit soms makkelijker is gezegd dan gedaan. Niet zelden krijgen jullie te maken met agressie en intimidatie. We kennen tegenwoordig een fenomeen als de ‘autonomen’ of ‘soevereinen’: mensen die zich op geen enkele manier aan het recht of sociale verhoudingen gebonden voelen. De president van de Hoge Raad, mevrouw De Groot, waarschuwde hier onlangs nog voor. Mensen die zich buiten de maatschappij plaatsen en wegzakken in een moeras van complottheorieën.
Ik heb de ervaringen gezien en gehoord en heb het grootste respect voor hoe de deurwaarders hiermee omgaan. Met engelengeduld, met inlevingsvermogen en met respect. En tegelijk met duidelijkheid en overtuiging, want als iets ons allen bindt, dan is het de rechtsstaat. En die rechtsstaat, en de grondwet, gebiedt ons om elke inwoner van Nederland gelijk te behandelen. Ook diegenen die niet gelijk behandeld willen worden.
Dit gezegd hebbende, begrijp ik ook dat u als beroepsgroep naar de overheid kijkt. Schulden, autonomen, een verharde maatschappij: u bent hier niet verantwoordelijk voor, maar moet er wel mee dealen. En hoewel de deurwaarders en de overheid in het verleden nog wel eens een robbertje vochten met elkaar, zijn wij nu weer on speaking terms. En dat doet mij deugd.
Zoals in het filmpje aan bod kwam, zijn er in het verleden afspraken gemaakt over onafhankelijkheid en positie, over toezicht, en over tarieven. Ik noem ook de beslagvrije voet, waarmee het systeem van invordering eerlijker is geworden. Nu speelt een discussie over het kwaliteitsfonds, waaruit innovatieve projecten betaald kunnen worden. De beroepsgroep heeft in het verleden al aangetoond inventief te zijn door onder andere Vish (Verwijsindex Schuldhulpverlening) en het beslagregister.
En tot slot is er het dilemma van de afnemende populatie van deurwaarders. Hoe gaan we dit het hoofd bieden? Hoe zorgen we ervoor dat dit mooie en belangrijke werk aantrekkelijk blijft? Welke innovaties liggen in het verschiet om processen efficiënter te maken en verdere automatisering te stimuleren, zonder het menselijke contact te verliezen?
Beste mensen, ik sluit af. In 150 jaar heeft de beroepsgroep vele obstakels overwonnen maar u bent relevanter dan ooit. Nederland heeft jullie nodig. Ik, als minister voor Rechtsbescherming, heb jullie nodig. En het is niet eens zozeer een hoop, maar meer een verwachting, als ik zeg dat u de komende 150 jaar met uw tijd zal meegaan en net zo relevant blijft.
Mijn deur staat in elk geval altijd voor u open, daar heeft u geen fausthammer voor nodig. Ik feliciteer u van harte, en wens u een feestelijke dag toe.
Dank u wel.