Toespraak door minister Robbert Dijkgraaf (OCW) bij de uitreiking van de Spinoza- en Stevinpremies
Minister Dijkgraaf (OCW) sprak bij de uitreiking van de Spinoza- en Stevinpremies op woensdag 4 oktober 2023 in theater Diligentia te Den Haag. Joyeeta Gupta en Toby Kiers ontvangen dit jaar de Spinozapremie. De Stevinpremies gaan naar Bram Nauta en Corien Prins.
Beste laureaten, beste vrienden van de wetenschap,
Het is mij een groot genoegen om u toe te mogen spreken en dat nog wel in de 'allersierlijkste, allerrijkste en allervolmaaktste taal van alle talen.' Althans volgens Simon Stevin. Dat het Nederlands volmaakt was concludeerde Stevin uit eigen stelselmatig onderzoek. Van alle talen die hij kende had het Nederlands de meeste woorden van maar één lettergreep, welgeteld 742 werkwoorden in de eerste persoon enkelvoud en 1428 andere woordsoorten.
Stevin schonk onze taal dus niet alleen het woord ‘wiskunde’, maar wilde ook dat onze taal functioneerde als een wiskundige formule: zo beknopt mogelijk. Hij had daarom te doen met Archimedes. Die had weliswaar prachtig geschreven over dingen die in het water drijven, maar kon niet, zoals hijzelf, beschikken over het Nederlands. Die arme Archimedes had 'slechts het Grieks', aldus Stevin.
Voor Stevin was er nergens ter wereld een betere taal denkbaar om wetenschap mee te beoefenen dan het Nederlands. Dat wonderlijke argument heb ik trouwens nog niet gehoord in het debat over internationalisering en onderwijstaal!
Ook Spinoza was ongekend ambitieus om de mens te begrijpen volgens wetenschappelijke methoden. Hij schreef: “Ik zal de menselijke handelingen en de begeerten beschouwen als betrof het een vraagstuk van lijnen, vlakken of lichamen.”
Beste mensen,
Vandaag eren we topprestaties in de wetenschap in naam van de grote geleerden Spinoza en Stevin. Het is goed ons te realiseren dat zij aan het begin stonden van de moderne wetenschap. Zeg maar de tienerjaren van het onderzoek, nog vol ongeremd enthousiasme, overmatige fantasie en jeugdige overmoed. Tijdgenoot Francis Bacon zei het mooi – in het Latijn dan wel, niet in het Nederlands – Antiquitas saeculi juventus mundi, ofwel: de goede oude tijd was de jeugd van de wereld. Vanuit het perspectief van de zeventiende eeuw zijn wij de oudjes!
Inderdaad is sindsdien de wetenschap onnoemelijk veel volwassener, complexer en verstandiger geworden. Het jeugdige enthousiasme is gekanaliseerd. Onze kennis is exponentieel gegroeid in omvang, bereik en impact. Vormgegeven in imposante campussen en onderzoeksfaciliteiten, alles verbonden in een mondiaal netwerk. Er is meer ontdekt, bedacht en begrepen dan Spinoza en Stevin hadden kunnen dromen.
Er is vandaag de dag geen maatschappelijke kwestie die niet om wetenschappelijke inzichten vraagt. Als wetenschapper die de politiek in ging, constateer ik soms verwonderd dat we in de Ministerraad evenveel spreken over mensen als over moleculen. Ik constateer ook dat wetenschap en beleid elkaars complexiteit nog onvoldoende begrijpen. Tweerichtingsverkeer komt daardoor minder op gang dan zou kunnen. Ondertussen zitten wetenschap en technologie in de haarvaten van onze samenleving. Letterlijk zelfs, mede dankzij het werk van de recente Nobelprijswinnaars Katalin Karikó en Drew Weissman, in de vorm van het verrassend effectieve mRNA-coronavaccin.
De wetenschap is belangrijk voor de toekomst van de wereld en van doorslaggevend belang voor de toekomst van ons land. Want let wel: Nederland heel veel niet. Geen goedkope arbeid, geen ruimte in overvloed, geen aardschatten die we probleemloos te gelde kunnen maken.
Onze belangrijkste natuurlijke hulpbron is onze kennis. De enige hulpbron die vermeerdert in het gebruik, tegen geen enkele planetaire grens aanloopt en over een oneindig reservoir beschikt. En dat alles zonder uitstoot van gevaarlijke gassen.
En bovendien zijn we er in Nederland meester in om dingen samen slim aan te pakken. Als kennisland zijn we wereldkampioen samenwerken. Niet elke instelling en elke wetenschapper hoeft alles te doen. Door samen te werken en taken te verdelen bouwen we aan een virtuele Universiteit van Nederland.
Ik durf te zeggen dat we zo gezamenlijk op elk wetenschappelijk terrein de competitie met het buitenland aankunnen en in de wereldtop kunnen blijven meespelen. Daarvan bent u, laureaten, het formidabele bewijs. En met u iedereen die door hun bijdrage aan uw onderzoek deelt in de eer van de prijs.
Onze positie in de wetenschappelijke top is een kostbaar, maar niet vanzelfsprekend bezit. Kennis is geen natuurverschijnsel. Wetenschap heeft een gezonde voedingsbodem nodig, die we moeten blijven verzorgen. Dan wordt hij vruchtbaar, komt er lucht in en ontstaat er biodiversiteit. Dat onderhoud had Nederland te lang verwaarloosd. De bodem raakte uitgeput.
Onze positie als wetenschapsland werd bedreigd door kortlopende projectfinanciering, te veel tijdelijke contracten, lage honoreringspercentages en een disbalans in onderwijs- en onderzoekstaken.
Dit kabinet heeft op deze punten belangrijke stappen gezet met forse investeringen in hoger onderwijs en wetenschap. We hebben miljarden beschikbaar gesteld in de volle lengte en breedte van het onderwijs. Een totaalpakket van zo’n 10 miljard voor 10 jaar.
Samen met het veld is een sterk samenhangend investeringspakket opgesteld met drie doelen: versterken van het fundament, ruimte geven aan divers talent, en vergroten van de maatschappelijke impact.
We zitten nog midden in de reparatiefase. We zijn er echt nog niet, maar we kunnen weer vooruitkijken.
We zien nu al de resultaten in de vorm van scherpere keuzes in onderzoeksprogrammering, meer ruimte voor jong talent, meer vaste aanstellingen op universiteiten en umc’s, meer praktijkgericht onderzoek bij hogescholen, meer aansluiting tussen wetenschap en maatschappij, en extra grootschalige onderzoeksapparatuur, zoals de krachtigste MRI-scanner ter wereld, die in Rotterdam komt.
Kijk naar de jonge docenten die dit jaar met startersbeurzen de vrijheid krijgen hun onderzoek zelf vorm te geven. Een onderzoeker noemde het zelfs een junior Spinozapremie. De beurs gaf haar hetzelfde gevoel van intellectuele vrijheid.
Begin september werden mooie cijfers bekend over het stijgende aantal vaste contracten op universiteiten. We liggen op koers om ons doel te halen van 1200 extra vaste posities voor jonge onderzoekers via de sectorplannen.
In die sectorplannen hebben universiteiten in alle wetenschapsgebieden met elkaar scherpe afspraken gemaakt over waar ze samenwerken en waar ze hun eigen rol pakken. Hechte samenwerking geeft je juist vrijheid om daarbinnen je eigen profiel te versterken.
Praktijkgericht onderzoek is bij uitstek geschikt om op maat en gericht de krachten van onderwijs, onderzoek, maatschappelijke organisaties en bedrijven in de regio te bundelen. Samenleving en kennis bij elkaar brengen is ook het start– en eindpunt van een nieuwe pilot in het hbo: het Professional Doctorate — de hoogste graad aan hogescholen. Deze week zijn we ermee gestart met de eerste pioniers. Een verrijking voor het kennislandschap in Nederland.
Bij al deze investeringen telt de samenhang. Tast je één onderdeel aan, dan ontrafelt het hele weefsel van ons kennisland. Dan ontneem je de volgende generatie haar kansen. Dan verliest Nederland zijn positie in de voorhoede van onderwijs, wetenschap en innovatie. En dan stroomt talent naar plekken waar het beter tot zijn recht komt.
We moeten daarom blijven investeren. Want elke euro die de samenleving besteedt aan onderwijs en onderzoek is een investering in haar eigen toekomst en vergroot haar eigen oplossende vermogen.
Maar, adel verplicht. Ik doe daarom een oproep aan de wetenschap en alle wetenschappers: zorg ervoor dat je er echt voor de hele samenleving bent. Er ligt een uitdaging voor ons allen om de waarde van de wetenschap voor iedereen zichtbaar en voelbaar te maken.
We weten niet wat we over vijftig jaar nodig hebben aan technologie en innovatie. Wel weten we wat voor mensen we daarbij nodig hebben. Mensen die kunnen veranderen, nieuwe paden durven inslaan en daarbij samenwerken.
Die hun talent tot bloei kunnen laten komen, geworteld in een rijke voedingsbodem waar ze de ruimte en vrijheid krijgen om de grenzen te verleggen van wat we nu weten en kunnen. Waarmee ze op termijn, misschien op een onverwacht moment en langs een verrassend pad, impact kunnen maken. Hun denkkracht en hun teamspirit maken onze samenleving wendbaar en weerbaar.
Wat wij in de toekomst nodig hebben zien we vandaag al voorbeeldig geïllustreerd in ieder van de vier laureaten. U combineert inzichten uit heel diverse wetenschapsgebieden. Daarmee werpt u een nieuw licht op een rechtvaardiger verdeling tussen arm en rijk in de wereld. En op het verborgen economische verkeer tussen ondergrondse schimmels en plantwortels. U levert ons zowel de kleinste schakelingen die we bij miljarden in onze telefoons en computers meedragen, als inzicht in een veel moeilijker te maken schakeling: die tussen wetenschap en beleid.
Beste laureaten, u belichaamt daarmee alle vier onze grootste en duurzaamste bron van optimisme: de wetenschap.
Daarmee feliciteer ik u en ons allemaal.
Dank u wel.