Toespraak staatssecretaris Eric van der Burg bij herdenking Slag om Arnhem

Dames en heren,

Als iemand de jonge Josef Delitz had voorspeld dat hij als twintiger een rol zou spelen in de Slag om Arnhem, en dan ook nog aan de kant van de Geallieerden, had hij het waarschijnlijk niet geloofd.

Want het lag niet voor de hand, toen Josef opgroeide als Joodse jongen in Wenen. Hij was de zoon van een kunstschilder, die in de Eerste Wereldoorlog aan het Oostfront met de Duitsers optrok als oorlogstekenaar.

Des te schokkender moet het voor Josef zijn geweest dat Hitlers’ Duitsland zich in de jaren dertig tegen Joden keerde.

En dus ook tegen hem, tegen zijn vader en tegen de rest van de familie.

Ze vluchtten in 1939 naar Londen. Josef werd er schilder en restaurateur en sloot zich bovendien aan bij het Britse leger, inmiddels zeer gemotiveerd om tegen Duitsland te vechten.

Hij leerde een zweefvliegtuig besturen en bracht als glider pilot op D-Day Britse soldaten naar de overkant van het Kanaal.

Op 17 september 1944 vloog hij 28 mannen en materieel naar Oosterbeek.  

Om in oorlogstijd zwaar beladen de Noordzee over te durven steken, moet er wel een leeuwenhart in je borst kloppen.

Mijn hart gaat open bij dit soort heldenmoed.

Bij verhalen over mensen die besloten om hun leven te wagen, om ergens anders op de wereld, in een ander land, voor ons de vrijheid te heroveren. Terwijl ze ons niet kenden, en hier nooit eerder waren geweest.

Ze kwamen van over zee en ze voeren hier bij nacht en ontij met bootjes de rivier op, het machinevuur tegemoet. Terwijl ze wisten dat de kans groot was dat ze de andere kant niet zouden halen.

Dat is heldendom.

Toen burgemeester Marcouch mij uitnodigde voor deze herdenking, wist ik direct dat ik het over dat heldendom wilde hebben.

Daarbij komen bij mij als vanzelf de laatste zinnen op van mijn favoriete theaterstuk Les Miserables, over de Franse revolutie.

Daar boven op de barricade

zie je een nieuwe horizon.

Hoor, het kloppen van jouw hart

is als een trom die nooit verstomt.

Vol van verwachting

van een wereld die morgen komt!

Die wereld van morgen liet na de Slag om Arnhem op zich wachten.

Het is verdrietig dat zovelen sneuvelden en hier op de militaire begraafplaats rusten in de grond die zij wilden heroveren.

Een enkeling zelfs zonder naam: de eenzaamste dood denkbaar.

Het is tragisch dat de bevrijding toen nog niet lukte en de oorlog nog maanden voortduurde en zich verdiepte.

Maar dat doet niets af aan de moed, de kracht en de heldhaftigheid van degenen die voor ons vochten.

Daarom wil ik hier graag de veteranen, de vertegenwoordigers van de strijders van toen, mijn respect en dankbaarheid betuigen.

You will always have my deeply felt respect and gratitude.

Van Remco Campert leerden we dat verzet niet begint met grote woorden, maar met kleine daden. Hij schrijft in zijn bekende verzetsgedicht:

‘Jezelf een vraag stellen, daarmee begint verzet’.

De vraag die ik mezelf keer op keer stel is: Als ik weet dat er groot gevaar is, dat er een flinke kans is dat ik het niet overleef, ga ik dan?

Stap ik dan toch in dat zweefvliegtuig? Ga ik dan toch het water over? Durf ik dan toch het vuur tegemoet?

Het antwoord heb ik niet. Niemand, denk ik, tot op het moment dat je echt voor de keuze staat. Zet je dan een stap terug? Of vind je dan ergens in je lijf, de moed om een stap vooruit te zetten? Zoals Josef Delitz deed, zoals u (veteranen) deed, zoals in deze tijd ook velen doen. Militairen bijvoorbeeld, maar ook de mensen die ons op een andere manier beveiligen.

Voor de meeste Nederlanders is die vraag de afgelopen decennia een theoretische geweest. Zeker, er waren conflicten waar Nederland bij betrokken was, zoals in Libanon en Joegoslavië. Daar zijn ook vanuit ons land beroepsmilitairen naartoe gegaan en we vingen slachtoffers op. Maar het oorlogsgeweld leek zich voor de meesten van ons toch ver van onze voordeur af te spelen.

Dat is sinds vorig jaar, sinds de inval van Rusland in Oekraïne anders.

Opeens beseffen we weer dat vrede een geschenk is, en allesbehalve vanzelfsprekend. Het onweert in de verte, we leven mee met de mensen dáár, en tegelijkertijd hopen we dat het niet deze kant op rolt. Sommigen doen wat ze kunnen om in ons land de 100.000 vluchtelingen op te vangen, ook hier in Arnhem. Dat zijn de helden van onze tijd.

Als ik naar Arnhem ga, begin ik vaak bij Walt aan de Koningsstraat, nog geen drie minuten hiervandaan. Ik kom er graag, en niet alleen vanwege het lekkere brood. Het is er zo levendig en harmonieus. Een vindplaats van menselijk geluk in vredestijd.

Hoe anders moet het in deze omgeving zijn geweest, direct na de Slag om Arnhem. Tienduizenden Arnhemmers werden gedwongen hun huis te verlaten. Van het centrum was bijna niks meer over. De resten van de toren van deze kerk staken nog net wankelend omhoog, als een bokser die in de touwen hangt. Zwaar beschadigd, maar niet verslagen. En kijk ons nu eens hier, in deze prachtig herbouwde omgeving.

Beste strijders van toen, familieleden, betrokkenen, Arnhemmers, beste mensen.

Laten we ons gelukkig prijzen dat we al zo lang de Slag om Arnhem in vrede kunnen herdenken. En laten we doen wat we kunnen, om het zo te houden.  

Tot slot wil ik alleen nog dit zeggen:

Als je ooit in een oorlog of een crisis terechtkomt, en geen kant op kunt, dan kan je alleen maar hopen dat er ook voor jou een held de barricaden opgaat. Een held die zegt: En nu ga ik voor jou de nacht in en het vuur tegemoet. Voor een wereld die morgen komt.