Toespraak minister-president Rutte bij slotvergadering zittende Eerste Kamer en afscheid senatoren
De minister-president spreekt de Eerste Kamer toe tijdens de slotvergadering in Huis Huguetan, vanwege de verbouwing van het Binnenhof de tijdelijke huisvesting aan de Lange Voorhout in Den Haag.
Dank u wel meneer de voorzitter.
En dank voor de gelegenheid hier vandaag een paar woorden te zeggen.
Voor mij is dit nu de vierde keer dat ik bij deze gelegenheid iets heb mogen zeggen, maar nog nooit in deze zaal.
Het is duidelijk dat de architecten hun uiterste best hebben gedaan om vertrouwde elementen terug te laten komen.
De indeling van de zaal.
De gedeelde bankjes.
De messing lampjes.
Maar toch ziet het er toch heel anders uit.
Des te indrukwekkender is het, dat ook deze plek in alles de voor de Eerste Kamer zo kenmerkende rust, traditie en politiek vakmanschap ademt.
Al hielp het niet dat in de afgelopen periode zoveel Eerste Kamerleden wisselden van fractie.
En dat die fractie vervolgens van naam wisselde, waardoor we vanuit het kabinet vaak fouten hebben gemaakt.
Dus mijn verzoek zou zijn aan degene die doorgaan: blijf alsjeblieft in je eigen fractie, dan blijft het overzichtelijk!
Maar die wijsheid en dat politieke vakmanschap uitstralen, dat kan alleen maar als de mensen die hier zitten, dat zelf doen.
Het ultieme bewijs dat de kracht van dit instituut zit in de mensen.
In de opgetelde kennis en kunde van alle senatoren samen.
En dat is van grote waarde voor ons politieke bestel.
En van die wijsheid hebben we vandaag weer een prachtig voorbeeld gehoord: voorkom een rimpel, houd het simpel.
Een gezonde afstand tot de waan van de dag, gecombineerd met de instelling te doen wat nodig is in het algemeen belang.
Nog meer dan in de andere politieke instituties, is dat wat senatoren, en wat de Eerste Kamer als geheel, typeert.
Ook namens mijn collega’s in het kabinet wil ik daarvoor vandaag nog eens extra mijn grote waardering uitspreken, nu zoveel Kamerleden afscheid nemen.
De voorzitter heeft over ieder van u al prachtige woorden gesproken, waar ik mij natuurlijk van harte bij aansluit.
Ik zeg meteen: de afgelopen jaren zijn niet altijd makkelijk geweest.
Niet voor u en niet voor het kabinet.
Het beslaat een periode die helemaal samenviel met coronacrisis.
En tot op het laatst kwamen er ingewikkelde dossiers op u af.
Daarbij was u het lang niet altijd met het kabinet eens.
Voor ons betekende dit dat we onze plannen steeds met goede argumenten moesten onderbouwen en ze hier soms op het scherpst van de snede moesten verdedigen.
Hoe lastig dit ook was, ik heb elke keer ervaren dat het debat constructief en op de inhoud werd gevoerd.
Altijd met het doel tot het beste besluit voor Nederland te komen.
Daar waren rode draden in te vinden, bijvoorbeeld bij de behandeling van de Omgevingswet en de pensioenen.
Daarbij zag ik een bereidheid tot samenwerking.
Een bereidheid elkaar te vinden, over de verschillen heen.
Die was er en die is er.
Het debat over de pensioenhervorming vorige week is daarvoor het zoveelste bewijs.
Ik hoef u niet uit te leggen hoe belangrijk die bereidheid tot samenwerking is.
Afgelopen december schreef het Sociaal Cultureel Planbureau dat driekwart van de Nederlanders zich zorgen maakt over polarisatie.
Niet alleen in hun eigen leven, maar vooral ook in de politiek.
Dat zijn conclusies waar we ons best over achter de oren mogen krabben.
In dat licht stemden de uitkomsten van de stellingen die uw Kamer vorig jaar op Open Monumentendag organiseerde, mij gelukkig.
Bezoekers van de Open Monumentendag konden die dag aangeven hoe ze over de Eerste Kamer dachten.
Ik breng er graag één in herinnering, namelijk die waarop het meest werd gereageerd:
‘De Eerste Kamer kan beter worden afgeschaft’.
Een gewaagde stelling.
Gelukkig weet u ongetwijfeld wat de uitslag was.
Het merendeel van de bezoekers was tegen.
Een beter bewijs dat uw werk gezien en gewaardeerd wordt, is er niet.
Het laat zien hoeveel waarde er wordt gehecht aan uw oordeel.
Aan uw vakmanschap.
Aan de belangrijke rol van dit huis in ons politieke bestel.
En ik kan alleen maar zeggen: dat is volkomen terecht.
Dames en heren, heel veel dank voor uw inzet en betrokkenheid in de afgelopen jaren.
Ik wens iedereen die hier vandaag voor het laatst als Kamerlid aanwezig is, het allerbeste toe voor de toekomst.
En tegen de leden die blijven of na vandaag de lege plaatsen op gaan vullen, wil ik graag zeggen: het kabinet ziet uit naar de samenwerking.
Ik weet nu al dat er momenten zullen komen dat het erom zal spannen.
Dat we alles uit de kast zullen moeten halen om u te overtuigen.
En ook daar kijk ik naar uit.
Want het cement van elke gezonde democratie, is en blijft de dialoog.
En daar staat de Eerste Kamer voor.
Voorzitter, dank u wel.