Toespraak Eddo Verdoner (NCAB) bij het Herinneringscentrum Kamp Westerbork

Geachte aanwezigen.

Ze zeggen wel dat iedereen twee keer sterft.

De eerste keer als je hart ophoudt met kloppen. En de tweede keer als niemand je naam meer noemt.

Dus houden we de herinnering levend aan de mensen die hier in Kamp Westerbork waren. We noemen hun namen, we vertellen hun verhalen en zo gedenken we hen.

Vandaag noem ik Rachel Gans-Waterman uit Amsterdam. Op 4 mei 1943 werd ze 38 jaar. De zon scheen die dag, maar er viel niets te vieren voor Rachel. Want op haar verjaardag, vandaag precies tachtig jaar geleden, ging ze samen met naar schatting 1.200 anderen op transport naar Sobibor. Er keerde niemand terug. 

Zoals mensen verdwijnen als we hen vergeten, zo vervagen ook gebeurtenissen als we er niet meer over praten.

Alsof alle pijn, angst en verdriet er nooit zijn geweest. Wat zich hier in de Tweede Wereldoorlog heeft afgespeeld, mag nooit in de vergetelheid raken. Laten we er dus over blijven vertellen, alsof het gisteren was.

Bijna een jaar geleden was ik bij de herdenking van het eerste transport vanuit kamp Westerbork. De plek van waaruit vele Joden, Sinti, Roma en anderen zijn gedeporteerd naar de vernietigingskampen.

Toen ik hier rondliep, voelde ik hoe de wanhoop de mensen toen steeds meer moet hebben bekropen.

Hoe ontredderd moet je je hebben gevoeld als je in dit kamp zat met je kinderen? Kinderen die vragen aan je stelden, die hun vriendjes van thuis misten, die de dreiging om zich heen voelden.

Natuurlijk wilde je ze als ouder geruststellen, maar je had het niet meer zelf in de hand.

Hoe moest je tegen je kinderen in de barakken zeggen, dat ze rustig konden gaan slapen, als je zelf voortdurend tussen hoop en vrees leefde?

Want het leek alsof er hier in kamp Westerbork nog een soort van gewoon leven mogelijk was. Er was een schooltje, een winkel en een ziekenhuis. Maar die voorzieningen waren louter een rookgordijn, dat moest verhullen wat er werkelijk gaande was.

Bij elk transport naar het oosten moeten de twijfels weer zijn opgekomen. Want je hoorde zelden nog iets van de mensen die waren afgevoerd. Hoop en wanhoop moeten elkaar voortdurend hebben afgewisseld. Terwijl de waarheid was, dat het spoor naar het oosten voor de meesten geen terugweg kende.

Ik wil de schijnwereld waarin mensen hier leefden, graag illustreren met het verhaal van het Amsterdamse jazzduo Johnny en Jones, oftewel Nol van Wesel en Max Kannewasser. Eerst werkten die twee nog bij de Bijenkorf,

maar toen ze in de jaren dertig steeds meer succes kregen, legden ze zich volledig toe op hun muziek.

De Duitse bezetter maakte het voor hen steeds moeilijker om op te treden, omdat ze Joods waren. In 1943 kwamen ze hier in het kamp terecht, waar ze vliegtuigen moesten slopen.

Toch hielden ze de moed erin; ze waren nog jong en met hun muziek konden ze de mensen nog een beetje opvrolijken.  

Op zeker moment moesten Nol en Max voor de sloop van een vliegtuig naar Weesp en grepen ze de kans even naar Amsterdam te gaan.

Daar maakten ze een opname van de Westerbork-serenade, een liedje over verliefdheid tussen de barakken en een wandeling bij maanlicht langs ‘het spoorlijntje’.

Voor mij is dat schrijnender dan welke klaagzang ook. Wat ik erin beluister is dat ze met luchtigheid de rampspoed probeerden te verlichten.

En uiteindelijk kwamen ook hun namen op de deportatielijsten. Nol van Wesel en Max Kannewasser werden in september 1944 op een van de laatste transporten gezet. Vlak voor de bevrijding stierven ze van uitputting in Bergen-Belsen.

Hoe pijnlijk zulke verhalen ook zijn, toch moeten we ze blijven vertellen. Over de mensen van toen en over wat hen is aangedaan. Over hun te vergeefse hoop en over hun wanhoop.

Ze bieden tegenwicht aan de complottheorieën die antisemitisme, haat en uitsluiting aanwakkeren.  

Complottheorieën zijn niet zomaar verhalen, maar verdachtmakingen.

Daarmee probeerden de nazi’s Joden te ontmenselijken en het wantrouwen aan te jagen.

En triest genoeg, steken ze in onze tijd opnieuw de kop op.

Dames en heren,

Laten we dus de verhalen van Kamp Westerbork levend houden.

Om de mensen van toen te herdenken.

Om nooit te vergeten waar het spoor naartoe leidde.

En om haarscherp te houden wie er menselijk waren en wie onmenselijk.

Laten we daarom de verhalen blijven vertellen.