Speech minister Harbers Nationale herdenking Watersnoodramp 1953 Watersnoodmuseum - 1 februari 2023
‘Vandaag herdenken wij de slachtoffers van De Ramp van 1953. Wij staan stil bij het verlies van vele dierbaren. Zij zijn in gedachten nog altijd dichtbij ons. In gedachten, maar ook in wat we doen. In de toewijding en motivatie waarmee wij elke dag werken aan waterveiligheid. Voor nu en voor de generaties na ons.’
Dat zei minister Harbers op 1 februari 2023 bij de herdenking van de Watersnoodramp in Ouwerkerk, Zeeland.
Een moeder – in paniek op de vlucht voor het water – stopt haar twee oudste kinderen op de zolder van de overburen in bed. Kort daarna ziet ze hoe dat gedeelte van het huis door de stroming wordt weggeslagen. De rest van de nacht brengt de vrouw samen met haar jongste zoon door op het overgebleven stuk van de zolder.
Het jasje van Jan Maliepaard – één van haar verdronken kinderen – ligt in dit museum in een vitrine. Naast het horloge van Hendrina Kievit uit Oude-Tonge op Goeree-Overflakkee. Na de ramp werd zij een eiland verder, op Schouwen-Duiveland teruggevonden. Ze werd herkend aan haar horloge.
De familie Van den Hoek uit de polder bij Kerkwerve overleefde de ramp. In een rubberboot die uit een vliegtuig werd gegooid en bij hen op zolder terechtkwam.
Het zijn verhalen die hier, in dit herinneringscentrum, worden verteld.
Het was de combinatie van een zware noordwesterstorm met vloed en springtij op zondagochtend 1 februari 1953. Om vier uur in de nacht braken op veel plaatsen in Zeeland en Zuid-Holland de dijken door. Plaatsen als Oude-Tonge en Nieuwe-Tonge op Goeree-Overflakkee stonden binnen een half uur twee tot drie meter onder water. ‘Een muur van water,’ zeggen overlevenden.
Grote delen van Zeeland, Noord-Brabant en Zuid-Holland, tot aan Rotterdam-Zuid toe, overstroomden. Die nacht verdronken in Nederland 1.836 mensen. In het Verenigd Koninkrijk vielen 307 slachtoffers. In België vonden 28 mensen de dood. En 224 mensen keerden die nacht niet meer terug van zee.
Ook de overige schade van de ramp was enorm. Ruim 100 duizend mensen in Zeeland en Zuid-Holland verloren hun huis en bezittingen. 3,5 duizend huizen en boerderijen verwoest. 43 duizend woningen en boerderijen beschadigd. Tienduizenden dieren verdronken. Meer dan 200 duizend hectare grond kwam onder water te staan. Zout water.
Toen de dijken later dat jaar gedicht waren, restte ‘een woestijn van aangespoeld zand’ op zoute bodem, vertelde iemand in de serie Het water komt.
1953 is in ons collectieve geheugen gegrift. Bij de mensen die het meemaakten, en bij de generaties daarna. Het is zeventig jaar geleden. Maar nog steeds ontzettend actueel. Het raakt ons nog altijd heel diep.
Ik merk dat aan de emoties die deze dag nog steeds bij zoveel mensen losmaakt. Tot op de dag van vandaag.
Ik merk het ook aan mezelf als ik de hartverscheurende verhalen hoor over moeders die het bedje met hun kinderen zien wegdrijven in de nacht en niks kunnen doen.
De vele verhalen trekken ons de geschiedenis in. En ze drukken ons met de neus op de actualiteit. Ze vertellen ons wat natuurgeweld met ons kan doen.
Hoe actueel het nog steeds is, zien we ook aan de kinderen die vandaag een rol hebben in dit programma. Zij vragen ook aandacht voor hoogwaterbescherming in tijden van klimaatverandering. En dat is terecht!
Want de natuur zwijgt niet. Nu niet. Toen niet.
Want we wisten al in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw dat veel dijken in ons land te laag en te zwak waren. Rijkswaterstaat werkte daarom aan plannen om de binnenwateren van de zee af te sluiten. De Afsluitdijk is daarvan het beste voorbeeld. Sinds 1932 hebben we daarmee een paar honderd kilometer kwetsbare kuststrook minder.
Maar na de Tweede Wereldoorlog had de wederopbouw voorrang. Ons land bewoonbaar en begaanbaar maken, dat vroeg alle aandacht. En ondanks het besef dat de kustverdediging op de schop moest – ondanks de hartenkreten van Johan van Veen – bleef dat werk liggen.
Met het meest dramatische scenario denkbaar als gevolg.
Het antwoord op de ramp was vastberaden en van een historische omvang. De Deltawerken zijn een wereldberoemd verdedigingssysteem tegen het water. Het laatste voltooide element van de Deltawerken – de Maeslantkering – is 25 jaar geleden in werking gesteld.
En nog steeds komen er mensen van over de hele wereld kijken om hun licht op te steken.
We hebben internationaal een sterke reputatie op gebied van kustverdediging en waterbeheer.
Maar ondertussen kijken wij vooruit. Want – net als de scholieren hier vandaag – vragen wij ons af: wat vertelt de natuur ons?
Hoe zit dat met die zeespiegelstijging? Zijn onze dijken hoog genoeg als het water stijgt?
Hoe zit het met dat steeds extremere weer? Kunnen de rivieren al die hoosbuien wel aan? Limburg 2021 staat nog scherp op ons netvlies.
Hoe zit het met hitte en droogte? Hoe houden we onze dijken gezond als het heel lang droog blijft?
Het zijn vragen waar de waterbeheerders zich dagelijks over buigen, samen met kennisinstituten, universiteiten, overheden en vele andere partners.
Klimaatontwikkelingen worden op de voet gevolgd. We houden nauwkeurig bij wat nodig is om Nederland veilig te houden. Elk jaar biedt de deltacommissaris een update van het Deltaprogramma aan het kabinet aan. Als de omstandigheden veranderen, dan passen we daar onze actie op aan.
We versterken onze 1.500 kilometer aan dijken waar dat nodig is. We onderhouden en verbeteren de 400 sluizen en gemalen om Nederland veilig te houden.
We onderzoeken wat we in de toekomst van de zee kunnen verwachten.
En we richten ons rivierenland in met meer ruimte voor grote hoeveelheden water in weinig tijd.
Bij al dat werk aan waterveiligheid dat we vandaag doen, dragen we het verleden met ons mee. De beelden van 1953 motiveren ons tot de dag van vandaag.
Dames en heren,
Nederland is inmiddels de best beschermde delta van de wereld. Wij zijn er continu mee bezig. Het werk is nooit af.
Water zit in het Nederlandse DNA. Sinds 1 februari 1953 zijn we continu alert. Dat is nooit meer over gegaan.
En hoewel klimaatverandering ons voor nieuwe uitdagingen stelt, is en blijft dit museum – deze herinneringsplek – een essentiële plaats voor ons nationale bewustzijn.
De verhalen die hier verteld worden zijn nu nog even relevant als zeventig jaar geleden.
Vandaag herdenken wij de slachtoffers van De Ramp van 1953.
Wij staan stil bij het verlies van vele dierbaren. Zij zijn in gedachten nog altijd dichtbij ons. In gedachten, maar ook in wat we doen. In de toewijding en motivatie waarmee wij elke dag werken aan waterveiligheid. Voor nu en voor de generaties na ons.
Dat is onze verantwoordelijkheid.
Maar het is ook wat we Jan Maliepaard, Hendrina Kievit en alle andere slachtoffers van de ramp en hun nabestaanden verplicht zijn.