STAP-regeling wordt strenger en strakker
Sinds maart dit jaar kunnen mensen met een band tot de Nederlandse arbeidsmarkt zich inschrijven voor STAP-budget. Via STAP kunnen zij jaarlijks gebruik maken van 1.000 euro voor arbeidsmarktgerichte scholing. Uit de eerste resultaten blijkt dat de regeling erg populair is. Inmiddels hebben ruim 200.000 mensen budget toegekend gekregen. Daarbij is er een goede spreiding van leeftijdsgroepen, opleidingsniveau en contract/werkvorm. Het doel van het STAP-budget om een brede groep te bereiken, is tot nu toe goed gelukt. Ook biedt het scholingsregister STAP een ruim aanbod van 1.100 opleiders met 112.000 verschillende scholingsactiviteiten.
Dit zijn positieve eerste resultaten. Tegelijkertijd zijn er duidelijk ook mogelijkheden ter verbetering van de regeling. Het STAP-budget is een lerende regeling. Daarom neemt minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) maatregelen om STAP-budget gerichter te besteden. En om misbruik en oneigenlijk gebruik beter tegen te gaan en te voorkomen. Dit schrijft zij vandaag in een brief aan de Tweede Kamer.
Minister Van Gennip: “Het is mooi om te zien dat het STAP-budget grote populariteit geniet. Het laat zien dat veel mensen druk bezig zijn met hun persoonlijke professionele ontwikkeling. En dat is belangrijk op een arbeidsmarkt die voortdurend in beweging is. Tegelijkertijd hebben de afgelopen maanden duidelijke verbeterpunten blootgelegd. STAP is een lerende regeling. Dat betekent dat we continu evalueren en verbeteren. Zo is eerder aan opleiders duidelijk gemaakt dat STAP niet bedoeld is voor ‘snoepreisjes’ of om cursisten via cadeaus te werven. Op basis van de inzichten van de afgelopen maanden wordt de regeling voor volgend jaar verder aangescherpt, zodat we de juiste mensen kunnen bereiken en misbruik voorkomen.”
Strenger en strakker
De afgelopen maanden bleek dat niet arbeidsmarktgerichte opleidingen toch in het scholingsregister STAP kwamen. Daarnaast zijn er opleiders die zich met hun werkwijze en aanbod, niet aan de subsidievoorwaarden houden. Daarom gaan de keurmerken die opleiders toelaten (NRTO en CEDEO) straks strenger controleren of opleidingen van deze opleiders wel voldoen aan de eisen van STAP. In overleg met betrokken keurmerken, die hun verantwoordelijkheid hierin nemen, wordt hier nadere invulling aan gegeven.
Uit de eerste resultaten blijkt ook dat een beperkt aantal opleidingen relatief vaak gekozen wordt. Het gaat daarbij veelal om opleidingen die (grotendeels) online zijn. Voor opleiders is het aantrekkelijk om hier reclame voor te maken en cursisten te werven, omdat de extra kosten per deelnemer beperkt zijn. Om te voorkomen dat STAP als ongepast verdienmodel wordt gebruikt, wordt het aantal toekenningen per opleiding vanaf 2023 gelimiteerd.
De Toetsingskamer heeft de afgelopen maanden veel werk verzet. In september zijn 51.000 van de, toen nog 61.000, opleidingen getoetst. Ook zijn sinds de start van STAP 5.000 opleidingen, op verzoek van de Toetsingskamer, vrijwillig uit het scholingsregister verwijderd.
Aanpassing aanvraagproces
Daarnaast werkt het kabinet aan een aanpassing van het proces voor het aanvragen van STAP-budget. Het is de bedoeling dat mensen straks altijd, en op een moment dat het hen schikt, een aanvraag kunnen doen. Dit moet het oriëntatieproces vergemakkelijken en de frustratie van lange wachtrijen wegnemen.
Uitbreiding scholingsaanbod
Minister Van Gennip wil het scholingsaanbod van STAP uitbreiden en gerichter inzetten voor maatschappelijk cruciale beroepen. Zo wordt er gekeken naar mogelijkheden om meer verschillende type opleiders - waaronder kleine opleiders - toegang te bieden tot het scholingsregister STAP en om (vanaf komende zomer) meerjarige opleidingen via STAP mogelijk te maken.
Daarnaast wil het kabinet dat STAP gerichter kan worden ingezet voor scholing naar maatschappelijk cruciale sectoren. Dit heeft minister Van Gennip eerder ook toegezegd aan de Tweede Kamer in reactie op de ‘motie Dassen’. Het doel is om - met behoud van de keuzevrijheid binnen STAP - mensen te stimuleren om scholing te kiezen voor die maatschappelijk cruciale sectoren zoals zorg, onderwijs, ICT en techniek.