Toespraak minister Hoekstra bij nationale Kristallnachtherdenking

Toespraak van minister Hoekstra bij de nationale Kristallnachtherdenking in de Portugese Synagoge in Amsterdam op 9 november 2022.

Vergroot afbeelding
Beeld: Kick Smeets / Ministerie van Buitenlandse Zaken

Dames en heren,

Beste vrienden,

Het is een bijzondere eer om hier terug te zijn, in de Portugese Synagoge, en samen met u de Kristallnacht te herdenken. Graag wil ik Chanan Hertzberger bedanken voor de uitnodiging hier te spreken, en voor het keppeltje dat hij mij onlangs gaf.

Iedere keer opnieuw ben ik onder de indruk van de enorme hoeveelheid kaarsen die ons hier omringen, en hun stille boodschap: dat er ook in het duister lichtpunten zijn van hoop en warmte. Lichtpunten die je niet alleen kunt zien, maar die je zelf kunt aansteken.  

En dat doen we ook vandaag, door hier samen te zijn. Want in deze synagoge leeft niet alleen de Joodse cultuur, maar ook onze verbondenheid.

Dames en heren, vandaag herdenken we de Kristallnacht. De nacht waarop honderden synagogen werden verwoest en meer dan 7.500 winkels aan puin werden geslagen. De nacht waarin honderden Joden de dood in werden gejaagd en meer dan 30.000 Joodse mannen naar een concentratiekamp werden gedeporteerd.

Het was, “de uiteindelijke bezegeling van het feit dat de Joden buiten de wet werden gesteld”, schreef Hugh Green destijds. Hij was de correspondent van de Daily Telegraph in Berlijn.

Maar wat hij toen nog niet kon voorzien, was dat de Kristallnacht, ondanks alle verschrikkelijkheden, slechts een voorproef was, een voorbode, van een nog veel massalere vernietiging. En hij was niet de enige die dat niet zag. Vrijwel niemand zag toen dat we zo frontaal de afgrond in zouden rijden.

De Reichspogromnacht, zo wordt deze nacht inmiddels in Duitsland genoemd. Dat woord vertelt misschien beter wat er gebeurde. Niet alleen omdat het de omvang van het verschrikkelijke leed toont, maar ook omdat het ons duidelijker maakt wie hiervoor verantwoordelijk was.

Die nacht ging het om vernietiging, geweld, en ook om moord. Door de staat georkestreerd. Door de meesten getolereerd, soms zelfs toegejuicht.

Ja, het was de staat die Joden met giftige woorden ontmenselijkte, die hen vogelvrij verklaarde, die beval synagogen te verbranden en vervolgens verbood om te blussen. Maar het waren Duitse burgers die deze woorden gretig verspreidden, die zich lieten ophitsen door propaganda – het fake news van toen – die zelf meededen of aan de kant toejuichten, die geen verzet boden.

Sir George Ogilvie-Forbes, destijds diplomaat op de Britse ambassade, beschreef dat fenomeen haarscherp:

“Wat mij vooral opviel, was het gedrag van de groepen mensen die achter elke bende plunderaars aan trokken. Ik hoorde geen uitingen van schaamte of afkeer, maar zag ondanks de totale passiviteit van veel toeschouwers wel de onnozele grijns op hun gezicht, die vaak onbedoeld verraadt dat ze zich wel degelijk bewust zijn van hun schuld.”

In die observatie zit een les die ook vandaag de dag helaas nog altijd relevant is; dat je haat nooit mag tolereren, dat je nooit passief mag zijn.

Laat ik voorop stellen: de Holocaust is met niets in onze geschiedenis te vergelijken. Ik merk dat op momenten dat ik hierover met onze kinderen spreek.

Laatst probeerde ik hen uit te leggen wat de Kristallnacht betekent. En de Holocaust, de Shoah.

Onze kinderen zijn zeven, bijna negen, net twaalf en net dertien. En zoals met veel kinderen in deze leeftijd krijg je dan vragen, en nog meer vragen.

Ik vertelde hen hoe Joodse kinderen in de oorlog werden vermoord om niets anders dan wie zij waren. Gewone kinderen, net zoals zijzelf. Bij onze kinderen zag ik de verbijstering en onbegrip in de letterlijke betekenis, in de zin van niet kunnen bevatten.

En dat is precies wat ik zelf ervaar, iedere keer opnieuw als ik over de Holocaust lees. Zes miljoen Joden vermoord door de Nazi’s. Drie op de vier Joden in Nederland overleefde de oorlog niet.

Het zijn misdaden, zo groot en gruwelijk, dat je ze niet kunt bevatten. Zelfs niet, of misschien wel juist niet, als het dichtbij komt.

De keren dat ik de Hall of Names van het Yad Vashem in Israël bezocht, en de foto’s en namen zag die schuilgaan achter de cijfers. En ook alle keren dat ik het er als kind met mijn ouders over had, en ook af en toe met mijn grootouders, bij wie Joden zaten ondergedoken, maar die daar eigenlijk zelden over spraken.

De Holocaust is naar mijn overtuiging met afstand de grootste misdaad uit de geschiedenis van de mensheid. Een misdaad die tot op de dag van vandaag ten diepste verbijstert. En waar we tegelijkertijd met z’n allen een mate van vastberadenheid aan moeten ontlenen om veel, veel eerder, veel scherper op te staan tegen onrecht.

Dat was ook de verwachting na de oorlog. Van de generatie van mijn grootouders. Dat we zouden leren. Dat het definitief klaar was met antisemitisme.

En zo leek het ook in de decennia die volgden, en ook nog toen ik opgroeide. Dat we Jodenhaat, in ieder geval in Nederland, voorgoed achter ons hadden gelaten, dat we geleerd hadden van onze fouten.

En zo leek antisemitisme jarenlang iets dat zich alleen in de absolute marges van de samenleving afspeelde, een extreme uitwas.

Beste vrienden,

Ik weet, het is inmiddels 2022. En helaas moeten we de werkelijkheid zien voor wat die is. Antisemitisme is in Nederland verre van weg. Het is er, in ons Nederland. Hier, in ons Amsterdam. En het wordt erger, het dringt door tot diep in onze samenleving.

Al zien we vaak maar een topje van de ijsberg. Het meest zichtbare deel. En dat doen we ook hier vandaag. Want deze herdenking kan alleen plaatsvinden omdat deze synagoge streng wordt beveiligd.

Daar werd ik voor het eerst mee geconfronteerd, toen ik in 2006 terugkwam naar Nederland, en in Amsterdam ging wonen, vlakbij de Obrechtsjoel in de Heinzestraat.

Op een dag zat ik in de auto te wachten op een vriend. Terwijl ik wachtte, zag ik ouders met hun kinderen de sjoel in gaan, en ik zag de bewaking.  

En ik zeg het maar hoe ik het toen dacht: “Wat zullen we nou krijgen?”

Ik zeg het maar zoals het is: het doet mijn bloed koken. Dat de Joodse gemeenschap zich opnieuw onveilig voelt in onze samenleving. En dat in een land waarin we tolerantie zó koesteren, en die buiten onze grenzen zó aanmoedigen, jongens zo oud als mijn zonen zó bang zijn, zó bedreigd worden, dat ze buiten maar liever hun capuchon over hun hoofd trekken. Want alleen zo zien anderen hun keppeltje niet.

Het is een absolute schande.

En dan heb ik het alleen nog maar over het antisemitisme dat heel zichtbaar is. Over de raddraaiers die rotzooi trappen rondom een synagoge, of jongens lastigvallen op weg naar de sjoel.

Volstrekt onacceptabel. Maar je zou kunnen zeggen, het is in ieder geval nog zichtbaar, en daarmee niet over het hoofd te zien. En het is aan te pakken.

Helaas is er daarnaast een tweede categorie, waar de haat indirecter is, en diep in de samenleving sluimert.

Het is subtieler, maar niet minder giftig. Met codetaal verpakt in een wolk van fabels en complotten.

Het is dit antisemitisme dat goed gedijt in een periode met veel onrust in de samenleving. Nadat Covid uitbrak verzevenvoudigde het aantal Franstalige antisemitische berichten op social media. In het Duits verschenen opeens dertien keer zoveel antisemitische posts online.

En ondertussen worden we ook gewoon hier in Nederland overspoeld met valse berichten en complotten. Desinformatie is een levensgevaarlijk en helaas zeer krachtig wapen waar de Joodse gemeenschap voor de zoveelste keer in de geschiedenis slachtoffer van is.

Sinds de Russische invasie van Oekraïne eind februari zijn haatzaaiende berichten over Joden op het internet nog verder toegenomen, niet in de laatste plaats omdat Rusland deze zelf verspreidt. En bestaan er buitenlandse trollenfabrieken vol medewerkers die niets anders doen dan valse berichten versturen om ons op te hitsen tegen een vijand die er niet is.

En het erge is, soms slagen ze er ook nog in. Steeds vaker worden antisemitische opvattingen door mensen in het midden van de samenleving omarmd, concludeerde de Duitse Veiligheidsdienst recent. Steeds meer ondermijnen complotextremisten het vertrouwen in de democratie en onze rechtsstaat, zo berichtte de NCTV gisteren.

Dames en heren,

Beste vrienden,

De afgelopen weken heb ik hier veel met mensen op het ministerie, en ook privé, over gesproken. En vaak is de reactie er een van verdriet; en van diepe schaamte. Eerlijk gezegd voel ik vooral woede. Antisemitisme in 2022: het maakt me echt razend.

Dit is volstrekt onacceptabel. En ik zal het ook niet accepteren.

Want we hebben geen alternatief dan die gevoelens van verdriet, van schaamte, van woede, om te zetten in vastberadenheid. In actie.

De belangrijkste geopolitieke les van de Tweede Wereldoorlog is nooit meer appeasement, maar het betekent voor mij persoonlijk ook: nooit meer onrecht tolereren, nooit meer passiviteit. Er is geen alternatief, we moeten antisemitisme in de volle breedte aanpakken.

Dus niet incidenteel, maar continu: daarom hebben we als kabinet de positie van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding structureel gemaakt.

En niet op sommige plekken, maar overal: in de samenleving, op straat, op voetbaltribunes. En online, want ook daar geldt de letter van de wet, en ook daar geldt goed fatsoen. Het is echt van de zotte, dat we daar onze eigen omgeving zo laten bekladden met haat.

Stel je eens voor dat er een poster hangt op een bushokje met een antisemitische leus. Die is binnen no-time weg, en volslagen terecht. Omdat het niet mag, omdat wij het niet willen. En ik vind dat dat online ook moet gebeuren, die haat moet daar weg.

En daarom maken we er werk van om online antisemitisme strenger te bestraffen. En bijvoorbeeld ook samen met webwinkels haatdragende boeken te weren. Tegelijkertijd wil dit kabinet de samenleving weerbaar maken tegen al het opruiende nepnieuws dat zich verspreidt.

Want mensen hebben vaak geen benul, dat je – door op de ‘deelknop’ te drukken van een dubieus bericht – meewerkt aan het verspreiden van antisemitisch gedachtegoed. Dat je het helpt verspreiden, in plaats van het in de kiem te smoren.

En eerlijk is eerlijk, die bewustwording is geen makkelijke opgave. Maar als kabinet kunnen, willen en zullen we deze handschoen oppakken.

Door mensen te stimuleren hun bronnen te checken en ze in staat te stellen valse berichten met feiten te weerleggen.

Door pal te staan voor een vrije, kritische pers. En voor een medialandschap met een veelheid aan geluiden die een gemene deler hebben: ze vloeien voort uit feiten.

Door een breed maatschappelijk debat te starten over desinformatie.

En door internationaal afspraken te maken. Bijvoorbeeld door in EU-verband platformen verantwoordelijk te houden voor desinformatie. En door samen met andere landen te strijden voor een internet waar voor antisemitisme geen plaats is.

De kern van het gesprek tussen het kabinet en het Centraal Joods overleg van vorige week was dan ook: weet dat het kabinet jullie steunt. Weet dat de minister van Justitie jullie steunt, dat ik jullie steun, dat wij jullie steunen. Zo lang en zo veel en zo vaak als nodig.

Tegelijkertijd heb ik ook een boodschap voor alle Nederlanders.

Namelijk dat de verantwoordelijkheid voor fatsoen, voor redelijkheid, altijd ook bij mensen zelf ligt. En dat de staat dat alleen niet af kan.

Onverdraagzame stemmen klinken luid, vooral omdat het aan de andere kant zo stil is. We zwijgen. Omdat we denken dat het wel overwaait. Omdat we geen olie op het vuur willen gooien, omdat we niet verzeild willen raken in een twitterstorm. Of simpelweg omdat we te druk zijn met ons eigen leven, om te zien wat er om ons heen gebeurt.

En zo groeien abjecte gedachten voor onze neus, zo laten we mensen in onze omgeving radicaliseren, zo accepteren we dat wat onacceptabel is.

Samen moeten we het tij keren.

Hier ligt een sleutelrol voor de grote groep mensen die gelukkig niet vatbaar is voor het antisemitische geluid. De groep die makkelijk het woord ‘wappies’ of ‘gekkies’ in de mond neemt, maar wel vaak zonder de noodzaak te voelen om hier iets tegen te doen. We zijn immers een tolerant land, waar vrijheid van meningsuiting een groot goed is. Ja natuurlijk.

Maar als het gaat om complottheorieën en nepnieuws, is zwijgen niet langer het respecteren van andermans mening. Vaak is de onbedoelde consequentie dan: wie zwijgt stemt toe.

Juist die stille meerderheid wil ik oproepen om onder ogen te zien dat ‘nooit meer’, ‘nu actie’ betekent. Om te beginnen in onze eigen omgeving. Waar vriendschap en vertrouwen de basis kunnen bieden voor dialoog die niet escaleert.

Want laten we eerlijk zijn, we kennen allemaal kennissen, vrienden, soms ook familie in onze omgeving die het hebben over Soros, Rothschild, Bilderberg, ‘de elite’.

Ik ken ze ook.

Het zijn gesprekken waar je vaak niet op zit te wachten. Omdat het vermoeiend is, want ja – een fabel is makkelijk de wereld in geholpen, maar slurpt tijd om te ontkrachten.

Toch ben ik me steeds meer gaan realiseren dat we, dat ik dat wel moet doen, dat we onze mond open moeten doen. Bewust tijd maken voor mensen die zo anders denken over de wereld dan ik.

Voor mensen die flirten met complottheorieën waarin Joden impliciet de hoofdrol spelen. Voor mensen die het echte nieuws niet meer geloven, maar wel de meest krankzinnige berichten op hun tijdlijn voor waar aannemen.

Ik wil met hen het gesprek aangaan. Wij moeten met hen het gesprek aangaan. En hen zeggen:

Trap er niet weer in.

Laat je er toch niet door meeslepen.

Zie in dat je onderdeel bent van een vast en voorspelbaar patroon.

En het zal ook mijn oproep zijn, hier aan u vandaag. Zoek die kennissen, vrienden en familie op; confronteer, schud wakker. Luister naar hun zorgen, maar houd hen ook een spiegel voor.

Want alleen zo kunnen we haat overstemmen en het redelijke geluid terugvinden in onze samenleving, dat we zo vaak moeten missen.

Dames en heren,

Om ons heen branden honderden lichtpunten.

Ik zag er ook een vorige maand en dat raakte mij enorm.

Tijdens mijn bezoek aan Argentinië werd mij gevraagd een beeld opnieuw te onthullen dat in maart werd gestolen, maar binnen een dag weer terug was.

Veel Argentijnen leefden in die 24 uur mee, zo belangrijk vonden ze het dat het werd teruggevonden. Het beeld is van een meisje met twee koffers.

Een onder haar linkerarm, een in haar rechterhand. De kleren die ze niet kwijt kan in haar koffers, draagt ze als extra lagen om haar lijf. Nog een laatste keer kijkt ze om. Nog een laatste keer werpt ze een blik op haar ouderlijk huis.

Het is een replica van het beeld van Anne Frank dat op het Merwedeplein staat in de Amsterdamse Rivierenbuurt.

Zij, Anne, geeft een gezicht aan dat wat dat niet te bevatten is. Aan de verschrikkelijkheden die hebben plaatsgevonden.

Maar tegelijkertijd blijft de moed van dit jonge meisje kinderen over de hele wereld inspireren, van Amsterdam tot aan Argentinië. En geeft haar onschuld, en het gegeven dat wij over de hele wereld haar verhaal vertellen, ons allemaal hoop.