Speech minister Weerwind bij ‘Symposium 100 jaar kinderrechter’
Toespraak van minister Weerwind (Rechtsbescherming) bij het ‘Symposium 100 jaar kinderrechter’ in Amersfoort op 1 november 2022.
Vandaag staan we stil bij 100 jaar kinderrechtspraak. Terugkijken om vooruit te kunnen. Om uit het verleden die kwaliteiten mee te nemen die zich al hebben bewezen.
Niet voor niets begint uw jubileumbundel met een artikel van Coby de Graaf over Johanna Hudig, die in 1947 als eerste vrouwelijke rechter werd benoemd.
Een bijzondere vrouw over wie ik al eerder las in een boek over de geschiedenis van het ministerie van Justitie en Veiligheid. En ook al ben ik de derde in rij, ook ik wil bij haar verdiensten stilstaan.
Verdiensten in een tijd waarin de restanten van de oorlog werden opgeruimd, onder andere door bijzondere rechtspleging en met de zorg voor oorlogswezen. Een tijd waarin er door bevolkingsgroei meer en meer taken bijkwamen voor kinderbescherming.
Voordat de gepromoveerde Johanna Hudig kinderrechter werd, was zij eerst inspectrice bij de Rotterdamse kinderpolitie en daarna bij de Staatsrecherche. Ze had goodwill bij de Kinderbescherming en tijdens de moeilijke oorlogsjaren had zij veel ervaring opgedaan met de opvang van oorlogswezen.
Toenmalig rechtbankpresident De Bie beval Hudig meermalen aan bij de minister van Justitie en in zijn laatste brief schreef hij:
“Zij kent de bevolking, waaronder zij zal hebben te werken. Zij kan onderzoeken en ondervragen en kent als geen ander de mogelijkheden die de justitiële kinderbescherming biedt.”
Hudig was volgens De Bie zo geschikt, omdat zij kon putten uit zowel wetenschappelijke als praktische ervaring. Zij wist over wie en voor wie zij een beslissing moest nemen.
Is dat niet precies waar het over moet gaan in iedere schakel van de keten, als we het hebben over de bescherming van kinderen? Van jeugdbeschermer tot kinderrechter: zij moeten zicht krijgen op de kwetsbaarheid van het kind en de mogelijkheden van de ouders.
Over wie hebben we het? En welk doel willen wij samen bereiken? Dat betekent grondig feitenonderzoek en goed luisteren naar ouder én kind.
Marion Beckers omschrijft het zo treffend in uw bundel: ”Zorgvuldig wikken en wegen om een goed evenwicht te bewaren tussen niet te veel en te snel overheidsingrijpen en niet te weinig en te langzaam ingrijpen.”
Te veel, te snel, te weinig, te langzaam. Op dit moment krijgen ouders en kinderen binnen de jeugdbescherming hiermee te maken. En dat baart mij ernstige zorgen. Als overheid lukt het ons nu niet om de meest kwetsbaren in de samenleving de zorg te bieden die zij nodig hebben. Om hen de rechtsbescherming te bieden die zij nodig hebben.
Als we zien dat een kind verstrikt raakt in systemen, overlegstructuren en wachtlijsten, dan kunnen we tot maar één conclusie komen: het tij moet keren.
De afgelopen weken, maanden en jaren is al door velen de noodklok geluid. We moeten het jeugdbeschermingsstelsel structureel verbeteren en op een andere manier gaan werken in de kind- en gezinsbescherming. Hiervoor heb ik in 2021 samen met mijn collega van VWS het toekomstscenario ontwikkeld.
Samen met de VNG en vele organisaties en professionals moeten we ervoor zorgen dat kinderen en gezinnen eerder en beter worden geholpen en tijdig passende hulp krijgen.
Belangrijk daarbij is een vast gezicht vanuit een lokaal team voor ouders en kinderen. Een medewerker die hulp verleent en zo nodig optrekt met iemand vanuit het Regionaal Veiligheidsteam. Een team waarin de expertises van de Gecertificeerde Instellingen, Veilig Thuis en de Raad voor de Kinderbescherming samenkomen.
Vanmiddag kunt u zich uitgebreid laten bijpraten over het Toekomstscenario tijdens een workshop.
Hetzelfde geldt voor het programma Scheiden zonder Schade, waar ik ook graag even bij stilsta. U kent de problemen die kunnen voorkomen bij gezinnen in een complexe scheiding.
Nog te vaak gaat het conflict tussen ouders over de rug van het kind. Als dat uit de hand loopt en er sprake is van onveiligheid of ontwikkelingsbedreiging dan moet daar uiteraard op worden ingegrepen. Maar dan zijn we eigenlijk al te laat.
Primaire scheidingsproblemen horen niet automatisch in het veiligheidsdomein thuis. Met scheidingsexperts willen we ouders de juiste hulp bieden om ervoor te zorgen dat ze er zelf uitkomen. In het belang van het kind, zodat zij niet langer onnodig in de jeugdbeschermingsketen terechtkomen.
Hiervoor kijken we ook naar alternatieven die in de plaats kunnen komen van een OTS of andere beschermingsmaatregel.
U, als rechters, hebben hiervoor al een mooie nieuwe procedure ontwikkeld, zodat ouders niet meer tegenover elkaar staan als ze bij u komen, maar zij gezamenlijk hun geschil voorleggen. Zo heeft u, als rechter, meer in handen voor deze gezinnen.
Samen met u wil ik mij inspannen om te voorkomen dat kinderen in de knel komen door de problemen van hun ouders. Die inspanningen zijn pas geslaagd als álle kinderen en ouders zich gezien, gehoord en geholpen weten.
Ik weet dat dit laatste voor u allemaal geldt. U krijgt met de meest schrijnende situaties te maken. U neemt ingrijpende beslissingen en moet soms uit twee kwaden kiezen als de juiste hulp voor een gezin op zich laat wachten.
Om dit vol te kunnen houden moet u niet alleen bevlogen zijn, maar ook doelgericht en bereid te zijn het eigen doen en laten onder de loep te nemen. Niet voor niets, en nu richt ik mij even tot de familie- en kinderrechters, reflecteert u - in navolging op uw collega’s van het bestuursrecht - op de vraag wat we kunnen, nee moeten leren van de toeslagenaffaire.
Omwille van de meest kwetsbaren moeten we altijd blijven leren van ons verleden en moeten we altijd de ambitie hebben het in de toekomst beter te doen.
Dames en heren, het is voor mij duidelijk dat ons stelsel de tand des tijds niet heeft doorstaan. Dit sluit aan op een citaat van Johanna Hudig: “Men moet de wetten en de daarop gebaseerde rechtspraak met uitvoeringsorganen zien tegen de achtergrond van de tijd waarin zij zijn ontstaan. Het gaat met instellingen dikwijls als met mensenlevens. Zij maken een periode van groei en van afsterven door.”
Ik hoor hierin een oproep. Namelijk de oproep om gezamenlijk, van advocaat tot rechter, van zorgprofessional tot gemeenteambtenaar, van jeugdbeschermer tot gezin en van het Centre For Children’s Rights Amsterdam tot aan mijzelf, ons stelsel weer nieuw leven in te blazen. We hebben hiervoor elkaars expertise hard nodig. Dus laten we samen aan tafel gaan om de meest kwetsbaren van onze samenleving die zorg en die rechtsbescherming te bieden die zij verdienen.
Dames en heren, ik heb niet de illusie dat we over 100 jaar geen kinderrechters meer nodig hebben. Maar ik hoop wel dat we tegen die tijd kunnen zeggen dat zij alle middelen en mogelijkheden hebben om hun werk goed te kunnen doen.
Dank u wel en ik wens u een inspirerende dag toe.