Onderzoek: hoe gaan andere landen om met openbaarmaking van overheidsinformatie?
Vandaag heeft minister Hanke Bruins Slot (BZK), mede namens staatssecretaris van Huffelen (Digitalisering), het rapport “Openbaarmaking van overheidsinformatie” naar beide Kamers verstuurd. In dit rapport wordt de wijze waarop zes Europese landen informatie openbaar maken op grond van hun wetgeving vergeleken met Nederland. In het onderzoek geven de onderzoekers verschillende alternatieven uit deze landen ter overweging mee. Deze alternatieven zouden kunnen bijdragen aan de openbaarmaking van overheidsinformatie in Nederland. Het onderzoek werd in opdracht van de minister van BZK uitgevoerd door de Universiteit Leiden.
Voor het onderzoek is gekozen voor een selectie van zes landen, waarbij verscheidene Europese regio’s, en daarmee tradities van openbaarmaking, vertegenwoordigd zijn: namelijk twee landen met een Scandinavisch model (Zweden en Estland); twee landen uit Centraal Europa (Frankrijk en Duitsland); één land uit Oost-Europa (Slovenië); en het Verenigd Koninkrijk (Angelsaksisch land).
Bij de vergelijking tussen deze landen is per land onder andere bekeken hoe het recht op openbaarmaking wettelijk is vastgelegd, welke bestuursorganen en welke documenten onder de wet vallen en wat deze landen doen aan actieve openbaarmaking (dus zonder dat er een concreet verzoek tot openbaarmaking ligt). Ook is er in het onderzoek gekeken hoe landen omgaan met informatieverzoeken (Woo-verzoeken) en hoe handhaving en toezicht zijn geregeld in de verschillende landen.
Naast het onderzoek van de Universiteit Leiden hebben medewerkers van verschillende departementen (digitale) werkbezoeken gebracht aan enkele andere Europese landen om inzichten uit te wisselen voor het openbaar maken van overheidsinformatie. Een verslag van de bevindingen die zijn opgedaan tijdens deze werkbezoeken is beschikbaar gesteld aan de Tweede Kamer.