Toespraak minister Van Gennip bij Opening Academisch Jaar Tilburg University
Toespraak minister Van Gennip (SZW) bij Opening Academisch Jaar Tilburg University op 5 september 2022.
Geachte aanwezigen, Rector magnificus, Excellenties, Studenten, Professoren en Docenten, Schoonvader [ja, die zit hier ook in de zaal], Burgers [ja, wanneer bent u voor het laatst zo aangesproken?].
Inleiding
Het is een eer om hier vandaag te zijn. De officiële opening van het academisch jaar laat zien dat een traditie in het verleden geworteld kan zijn, stevig met twee benen in het heden kan staan, én de blik op de toekomst kan richten.
En die toekomst… die zit – behalve in de inhoud van het programma van deze middag – natuurlijk vooral hier in de zaal! Studenten die iets willen maken van hun leven, professoren en docenten die hen op dat pad willen begeleiden, gebruik makend van de kansen die onze maatschappij biedt, en zo nieuw perspectief creëren. Voor zichzelf. En voor anderen. Voor de maatschappij.
En ja, dat kan samengaan.
Het verhaal van mijn generatie
Beste studenten, onze toekomst behoort vooral jullie toe meer dan aan mij, of aan de overige sprekers. Dat realiseer ik me eens te meer als ik hier zo sta. Ook mijn oudste dochter is 18 en gaat studeren. Onwillekeurig moet ik denken aan wat David Cameron zei toen hij afscheid nam als Brits Prime Minister: ‘’I was the future once’’. Nou, dat geldt ook voor mij. Inmiddels ben ik bijna drie keer zo oud als jullie… Toen ik zelf achttien was, en Technische Natuurkunde ging studeren in Delft, was het 1987.
Een geheel andere tijd. Hoe kreeg ik de toekomst van mijn ouders overgedragen? Wat hebben we er mee gedaan? En, hoe willen wij die erfenis doorgeven? Welke visie hanteer ik daarbij? En wat is jullie rol daarbij?
Meer concreet: ‘Hoe willen wij dat de samenleving er over 10, 20 jaar uit ziet?’ Dat is een vraag die we onszelf telkens weer moeten stellen. Zeker in deze geopolitiek woelige tijd. Dat raakt ons allemaal: nu en straks. Maar, vooral jullie: de volgende generaties. Als het gaat om het klimaat, om voldoende betaalbare woningen, om een eerlijke arbeidsmarkt voor iedereen.
De rode draad in dit alles? Dat is voor mij ‘sociaal perspectief’. Of lekker ouderwets: sociaal rentmeesterschap. Dat is een opdracht aan ons allemaal. Ik wil het vandaag graag met jullie hebben over het belang daarvan.
Over wat sociaal rentmeesterschap betekent (of perspectief, want ik ben hoopvol, zéker als ik hier de zaal in kijk). Over verbinding in onze samenleving. Over gelijkwaardige kansen voor iedereen.
Juist in deze tijd, nu we als samenleving voor grote uitdagingen staan.
Maar eerst eens even terug 1987. We zaten midden in de koude oorlog. Er stond een muur tussen Oost en West, die op mij als tiener grote indruk maakte tijdens een vakantie naar Zuid-Duitsland. Vaak liepen de spanningen hoog op tussen twee uitersten: ‘de Markt centraal’ versus ‘de Staat centraal’. Steeds de dreiging dat het uit de hand zou lopen.
Ook nationaal waren er harde tegenstellingen. Demonstraties op het Malieveld. En ‘’laat Lubbers zijn karwei afmaken’’. In Zuid-Afrika was Apartheid; Nelson Mandela zat vast op Robbeneiland. Nieuws kwam tot ons via de krant en het 8-uur journaal. En ‘’Doe Maar’’ luisterde ik op cassettebandjes en LP’s: ‘’Voordat de Bom valt’’. De PTT was een staatsbedrijf. De postbode kwam soms twee keer per dag. Je wachtte weken op een nieuwe telefoonaansluiting. Een telefoon was een apparaat met een draaischijf, aan een lijn.
We brachten ons spaargeld nog naar de bank waar het met pen werd bijgeschreven op een spaarbankboekje. De Tweede Kamer bestond uit 8 partijen, waarvan het CDA met 54 zetels de grootste was, en de PvdA had 52 zetels.
De oliecrisis donderde nog na in de economie en op de arbeidsmarkt. De rente was torenhoog, en de werkloosheid ook.
Wij waren ‘the lost generation’. Er zou voor ons geen baan meer komen. Maar het was tegelijkertijd een tijd van maatschappelijke verandering met nieuwe perspectieven, beweging in een richting die nog steeds heel belangrijk is.
De welvaart, het opleidingsniveau en de kansengelijkheid, de arbeidsparticipatie van vrouwen – het nam allemaal gestaag toe.
De waarden waarin ik geloof
Dames en heren,
Toen eenmaal de muur viel, de koude oorlog eindigde, lagen de jaren negentig voor ons, met al hun mogelijkheden.
Toen ik afstudeerde waren de perspectieven ten goede gekeerd. Als je je best deed, en kansen pakte, dan was er perspectief voor iedereen.
Mogelijkheden waar we, als inmiddels pas afgestudeerden, gretig gebruik van maakten. We waren trots op ons relatief egalitaire Nederland waar sociale partners samenwerkten in de geest van het akkoord van Wassenaar. We begonnen ons als land te ontwikkelen in de richting die zo essentieel is: een samenleving die mensen gelijkwaardige kansen biedt. Mannen, vrouwen, verschillende opleiding, kleur, met migratiewortels, gay. Een samenleving waarin iedereen kansen krijgt. Een samenleving waar inzet en prestaties worden beloond. Met ruimte voor innovatie en een vangnet is voor als het tegenzit, om kwetsbaren te beschermen.
Een land dat gedragen werd door het geloof dat de volgende generatie het beter zou hebben.
Dat zijn de waarden waar ik altijd in heb geloofd. Omdat ze onze maatschappij veerkracht geven. Ze zijn ook de leidraad in mijn ministerschap. Omdat ze cruciaal zijn voor onze gemeenschappelijke toekomst. Onze toekomst, en vooral die van jullie.
Grote transities
Maar hebben we de afgelopen decennia als goede rentmeesters voor die waarden gezorgd? Hoe staat het ervoor met onze veerkracht, nu we voor grote uitdagingen staan? Zijn we nog wel dat land van ‘omzien naar elkaar’? Van solidariteit en saamhorigheid. Een land van eerlijk delen, waar verantwoordelijkheid nemen wordt gewaardeerd.
Ja, ik denk dat dat er nog steeds is. Ik ben hoopvol gestemd. Ook al zien we dat de scheidslijnen zijn toegenomen. De lontjes korter geworden. Meer ieder voor zich, het grenzeloze zelf boven de zorgzaamheid voor een ander.
Het antwoord op de uitdagingen van deze tijd komt uit de kracht van de samenleving. Maar op een andere manier dan nu, met een andere overheid dan dat we het de afgelopen jaren gedaan hebben. Niet door de burger te zien als klant, maar door veel meer oog te hebben voor maatschappelijke waarden.
Dat vraagt om een aanwezige overheid, een overheid met een verhaal. Één die normeert en corrigeert waar nodig. Die het gesprek aangaat. Geen houding van ‘laissez faire’ of ‘het loopt wel los’. Één die verder vooruit kijkt, in een tijd van korte-termijn-denken.
Ook nu wordt onze veerkracht – als mens en als maatschappij – op de proef gesteld. We staan anno 2022 opnieuw voor grote transities. Op het gebied van het klimaat, nu er nog een kans is het tijd te keren. Dat hebben we in 2015 ook afgesproken in het Akkoord van Parijs, nu zeven jaar geleden. Ik denk ook aan globalisering en geopolitiek: hier is een nieuwe blik nodig op wereldhandel en geglobaliseerde ketens. Nu de unipolaire wereldorde ten einde komt, machtsverhoudingen zijn verschoven, staan onze internationale afhankelijkheden in een nieuw daglicht.
Dus zijn een sterke NAVO en een slagvaardige Europese Unie zo belangrijk. Zodat we op dat wereldtoneel voor onze belangen en onze manier van leven kunnen opkomen.
En transities op het gebied van energie. In de gasvoorziening is nu heel zichtbaar: de geglobaliseerde markt werkt niet wanneer politiek de overhand krijgt. Met gevolgen voor voedselveiligheid. En met als consequentie mensen die op drift raken, people on the move.
En tenslotte over bestaanszekerheid en sociale cohesie.Vorige week in het spoeddebat in de Tweede Kamer heb ik daar al iets over gezegd, maar ik wil dat hier opnieuw doen: Op het moment dat er mensen zijn die de boodschappen terugleggen bij de kassa omdat ze die niet kunnen betalen. Op het moment dat er mensen zijn die het maandbedrag van hun energierekening verlagen,omdat ze hopen dat ze het met de eindafrekening straks wel kunnen cheffen. Op dát moment is er echt iets aan de hand in Nederland.
Dat raakt mij, als mens, en als bewindspersoon. Want ik ben medeverantwoordelijk om daar iets aan te doen. De grote zorgen over inflatie zijn terecht en deel ik. Als wij met elkaar een maatschappij willen bouwen waarin mensen in elkaar geloven. Waar sprake is van een sterke samenleving, hoort daarbij dat mensen structureel kunnen bouwen op een goed inkomen.
Dit zijn uitzonderlijke tijden, die vragen om uitzonderlijke maatregelen. Om kwetsbare huishoudens te beschermen, middengroepen te ondersteunen en perspectief te bieden, te zorgen dat werken loont.
Niet alleen voor de komende maanden,maar met de blik veel verder vooruit. Een structureel betere uitgangspositie voor de lagere inkomens. En de moed om over grote vraagstukken na te denken.
Migratie, demografie, bevolkingssamenstelling, inclusie. Ja, we moeten nu nadenken over de grote kwesties van morgen. In het bijzonder vergrijzing en migratie.
De cijfers zijn bekend. In 2020 telde Nederland 3,4 miljoen 65-plussers. In 2040 zijn dat er 4,7 miljoen, waarvan een derde ouder dan 80.
Dat heeft gevolgen. Voor stedelijke ontwikkeling. Voor de samenhang in wijken. Voor de zorg. Op dit moment werkt ongeveer een op de zes mensen
in de zorg. Dat loopt op naar een op de 4 in 2040. En als we tussentijds niets veranderen: 1 op de 3 in 2060. Daarbij weten we dat nu al een groot deel van de zorg wordt geleverd door mantelzorgers. En die mantelzorger, dat bent u straks.
Dat maakt de vergrijzing tot de sociale kwestie van morgen.
Natuurlijk: innovatie en medische vooruitgang gaan ons helpen. Maar dan nog zal de impact enorm zijn. Datzelfde geldt voor de gevolgen van migratie, zeker op de lange termijn. Migratie moet veel meer een bewuste keuze zijn. Niet iets dat ons overkomt.
Het is van groot belang dat we weer grip krijgen op migratie. Daarom moet Nederland een voortrekkersrol vervullen bij de ontwikkeling van een Europees vluchtelingen- en asielbeleid. En moeten we bij instroom, behoud en vertrek denken over de korte- en langetermijneffecten. Met oog voor de draagkracht en behoefte van de Nederlandse samenleving. Daarom heb ik vlak voor de zomer de Staatscommissie Demografische ontwikkelingen 2050 ingesteld. Om juist hierover gedegen na te denken.
Haperende belofte
Dames en heren, deze grote transities brengen grote onzekerheid met zich mee, en zorgen voor onrust in de maatschappij. Wantrouwen is een breed maatschappelijk fenomeen geworden. En niet alleen op de plekken waar de vlaggen omgekeerd wapperen.
Wantrouwen in elkaar en de politiek. Wantrouwen dat tot onverteerbare proporties wordt uitvergroot via de sociale media.
Vaak zou ik dan ook wensen dat de stille meerderheid meer van zich liet horen. Want daar zit – ook nu, in tijden van grote onzekerheid – de blijvende constructieve houding, de redelijkheid waar je op kunt bouwen. Zolang er maar sprake is van sociaal perspectief.
Het SCP waarschuwde in de Burgerperspectieven van vorige week bijvoorbeeld dat het vertrouwen in de politiek niet eerder zo laag was. Of lees de Atlas van Afgehaakt Nederland.
Er is sprake van grote kloven en scheidslijnen langs verschillende fronten:
- Stad / platteland
- Jong / oud
- Can and cannots
Tussen mensen met zekerheid en mensen zonder. Tussen mensen met een vast contract en mensen met flexcontracten of uitzendwerk. Tussen mensen met vermogende ouders en mensen die dat niet hebben.
Het zijn scheidslijnen die een deuk slaan in ons toekomstperspectief. Dat tast onze saamhorigheid, onze veerkracht aan. Waardoor mensen het gevoel krijgen dat ze zelf geen perspectief hebben, of dat hun kinderen het beter zullen hebben. Dat hebben we, stilletjes, laten gebeuren.
De markt centraal gezet en niet de samenleving zelf. Kijk naar de woningnood. Bouwen voor de behoeftes van de markt is iets heel anders dan bouwen voor de behoeftes van de samenleving.
Juist in een tijd dat we iedereen nodig hebben.
En juist over dat perspectief hebben steeds meer mensen vragen. De kloof die al een jaar of tien speelt, werd eerst gedreven door de vraag:“Krijgen mijn kinderen het nog steeds wel beter dan ik? Hoe hard ik ook werk?” Dat leek sinds generaties opeens geen vanzelfsprekendheid meer.
Maar met het verdiepen van de kloof is de vraag ook fundamenteler geworden, pijnlijker.
Het is de rauwe vraag naar basale bestaanszekerheid.
Het SCP heeft geconstateerd dat jonge mensen steeds langer aarzelen om hun leven vorm te geven. Krijgen daardoor later kinderen. Kopen later een huis. Krijgen later een vaste baan. Een optelsom van factoren maakt onzeker stappen te zetten. Een ‘uitgesteld’ leven.
Jullie uitgestelde leven.
Het is een teken dat de belofte van onze samenleving hapert. Dat de waarden van gelijkwaardige kansen voor iedereen, inzet en prestaties die worden beloond en een vangnet voor kwetsbaren echt aan onderhoud toe zijn.
Dat is urgent. Want als je twijfelt of je kinderen het wel beter gaan hebben dan jij, dan geef je het een beetje op. Als je elke maand met stress wacht op de 21ste dan kun je over niets anders meer nadenken. En als je het gevoel hebt dat jouw belang niet meetelt, dan haak je af.
Dat mogen wij met elkaar niet laten gebeuren. Niet voor de mensen die afhaken en niet voor onze samenleving. Want met de uitdagingen waar we voor staan hebben we echt iedereen nodig.
Wat gaan we eraan doen?
Dames en heren, dat ik in zo’n uitdagende tijd mag dienen als minister van Sociale Zaken en werkgelegenheid zie ik als een groot voorrecht en een grote opdracht. Yes, politics matters. In algemene zin denk ik dat we de markt de afgelopen decennia te veel credit hebben gegeven. Daar komen we nu van terug. Begrijp me niet verkeerd: marktwerking zorgt voor innovaties, oplossingen, vooruitgang, werk, inkomen voor Nederland. Maar als je de markt te veel zijn gang laat gaan, dan komt het niet automatisch goed.
Ook dat hebben we de afgelopen tijd gezien. Denk aan de omgang met arbeidsmigranten, waar het rapport van Emile Roemer de schijnwerpers op heeft gezet. We hebben het hier over mensen, niet over grondstoffen. We zijn met al zijn aanbevelingen aan de slag.
Denk aan de gevallen van grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer, waar we een regeringscommissaris voor hebben aangezocht. Of denk aan discriminatie op de arbeidsmarkt.
Volkshuisvesting, stikstofdossier. En natuurlijk de arbeidsmarkt en vooral de flexibilisering. Bij dat soort zaken hebben we niets aan een overheid die zegt: laat maar gaan, komt wel goed. Hier hebben we van geleerd dat wegkijken het probleem alleen maar groter maakt. Dat mag ons niet meer gebeuren.
Dan hebben we niets aan een overheid die de zaak beziet als een winst- en verliesrekening. Maar aan een overheid die visie heeft en beleid uitzet. Een overheid die aanwezig is.
Eigen portefeuille
Dames en heren, ik zit nu in de positie dat ik iets kan doen aan het achterstallige onderhoud waar we als samenleving mee te maken hebben.
- Bij het waarborgen van inkomenszekerheid en bestaanszekerheid;
- Bij het vinden van een nieuw evenwicht tussen zekerheid voor werknemers en wendbaarheid voor ondernemers;
- Bij integratie en inburgering, via een nieuw stelsel dat beter evenwicht biedt tussen ondersteuning en eigen verantwoordelijkheid.
Het zwaartepunt van mijn opdracht voor de komende 2,5 jaar ligt bij de arbeidsmarkt – het centrale punt waar heel veel samenkomt. Daar krijgen individuele en maatschappelijke ambities vorm. Zorgen we voor inkomen, maar ook voor sociale contacten. Ontwikkeling, zingeving, inspiratie, waardering en groei. Onze arbeidsmark ís niet in goed evenwicht, dat is een breed gedeelde conclusie. Er is grote krapte en een mismatch, terwijl kapitaal wordt verspild doordat te veel mensen aan de kant staan. De risico’s tussen hoge en lage inkomens, tussen vast, flex en zzp, zijn ongelijk verdeeld. Verschillen in bescherming tussen zelfstandigen en werknemers zijn sterk toegenomen.
Daar is de balans zoekgeraakt.
Hervormen van de arbeidsmarkt is een kwestie van het verzetten van vele bakens. Zodat we zowel zekerheid bieden voor werkenden, als wendbaarheid voor ondernemingen. Zodat een vast contract weer de norm wordt voor structureel werk, er een gelijker speelveld ontstaat met voor iedereen duidelijker regels. En dat leidt weer tot inkomens- en bestaanszekerheid en verdienvermogen en perspectief. Dat is ook sociaal rentmeesterschap.
Dames en heren,
Eigenlijk zou steeds de hoofdvraag moeten zijn: ‘wat voor samenleving willen wij zijn, nu en over 20 jaar?’’ Het is een wat moeilijke vraag misschien, al is voor mij het antwoord op die vraag glashelder.
Voor u misschien ook.
Maar ik zie ook dat wij die vraag als samenleving de afgelopen decennia uit de weg zijn gegaan. Misschien begrijpelijk. Het ging toch goed met de BV Nederland?
Toch denk ik dat er alle reden was geweest om het wel te doen. Want Nederland is geen BV. En Nederlanders zijn geen klanten.
In zijn mooie essay ‘Groter denken, kleiner doen’ legt Herman Tjeenk Willink de vinger op die zere plek.
We hebben het daar laten liggen. Bijvoorbeeld als gevolg van het vanaf de jaren zestig ingezette proces van deconfessionalisering. We zagen hoe religies geleidelijk minder belangrijk werden, waar er ruimte voor nieuwe perspectieven ontstond, maar ook een leegte. In zingeving, en ook in maatschappelijke verbindingen en structurering van de democratie.
Tjeenk Willink betoogt dat een hernieuwd burgerschap dat vacuüm kan dichten. Want burger zijn we allemaal. Het is eigenlijk ons allereerste baan. In goede, en in slechte tijden. ‘’Burgerschap als publiek ambt’’ noemt Tjeenk Willink dat. Maar dan moet de politiek ons wel als burger zien. Niet als klant. Niet als vijand.
Ter besluit
En daarmee kom ik terug op het begin.Toen ik u aansprak als burgers. En wellicht vond u dat wat vreemd. Maar ik deed dat niet voor niets.
Wat ik er mee wil zeggen: de overheid kan het niet alleen. We hebben iedereen nodig:
- bedrijven
- wetenschappers
- onze vrije pers
- maatschappelijke organisaties.
Mensen die kunnen denken in hun eigen belang – ja dat mag! – maar ook het algemene belang. Die kunnen denken voor hun eigen en toekomstige generaties. Mensen die bereid zijn de waarden die ons land zijn veerkracht geven steeds nieuw leven in te blazen.
De samenleving die ik voor ogen heb, komt niet tot stand als we alleen de markt zijn gang laten gaan. En ook niet als we top down de staat laten bepalen wat goed voor ons is. Maar ook niet als we allemaal alleen voor ons eigen deelbelang gaan staan. Zo’n samenleving komt tot stand als we als burgers gehoord worden en betrokken zijn. Als we ons er rekenschap van geven dat economische welvaart niet ‘vanzelf’ maatschappelijk welzijn oplevert. Door iets voor jezelf en voor elkaar te doen, in wederkerigheid. Door ons allemaal rekenschap te geven van de waarden die ons hebben gebracht bij het huidige Nederland. Waarden waar je profijt van kunt hebben. Maar waar je ook voor moet zorgen om ze weer ongeschonden en verder ontwikkeld door te geven aan de volgende generatie.
Dat is dus wat ik bedoel met sociaal rentmeesterschap. Het bieden van sociaal perspectief, aan jullie dus (en jullie kinderen)!
Dat je je daar bewust van bent en actief voor inzet, want die samenleving, dat zijn wij allemaal. Ik vraag u een betrokken burger te zijn, dan beloof ik u een aanwezige overheid.
Beste studenten, geniet van jullie studiejaar. Studeer, leef, ontwikkel je, denk, voel, bid, mediteer, reis, daag uit en discussieer. Als student, als mens, als burger. En als rentmeester van de waarden die ook jouw leven nu vormgeven.
Maak er wat moois van!
Dank jullie wel.