Toespraak minister-president Rutte bij herdenking bij Nationaal Indiëmonument

Toespraak minister-president Rutte bij de jaarlijkse herdenking bij het Nationaal Indiëmonument in Roermond, 3 september 2022.


Beste veteranen, nabestaanden, dames en heren,

Ook mijn familiegeschiedenis is onlosmakelijk verbonden met Nederlands-Indië.

Mijn 6 broers en zussen zijn er allemaal geboren.

Dus Indonesië was in mijn jeugd nooit ver weg.

Toch bezocht ik het land zelf pas in 2013 voor het eerst.

En dat maakte grote indruk op me omdat ik voelde: dit is waar zoveel familieherinneringen zijn ontstaan.

Mooie en liefdevolle herinneringen.

En ook herinneringen van pijn, verlies en groot leed.

Iets wat voor veel families in Nederland geldt.

En zeker voor u en uw familie.

Het meest tastbaar werd dat verleden toen ik het ereveld Menteng Pulo bezocht, de laatste rustplaats van duizenden Nederlandse militairen en burgerslachtoffers.

Duizenden witte kruisen, een serene en gewijde plek, een bijna onwerkelijke oase van rust en stilte midden in de metropool Jakarta.

Behalve slachtoffers van de Japanse bezetting liggen hier ook veel militairen die na de Japanse capitulatie om het leven kwamen.

Vandaag herdenken wij hen en al hun kameraden, die ook het hoogste offer brachten, en die elders hun laatste rustplaats vonden.

KNIL-militairen, Nederlandse beroepsmilitairen en veel dienstplichtige jonge mannen die vanuit Nederland naar een ver en voor hen onbekend land werden gestuurd.

Zonder noemenswaardige training of adequate uitrusting, amper voorbereid op wat hen te wachten stond.  

Voor velen was het een overweldigende en angstaanjagende ervaring.

De situatie in Indië, waar de Indonesische republiek werd uitgeroepen, was chaotisch, intens gespannen en gewelddadig.

De capitulatie van Japan had niet geleid tot vrede, maar tot een eruptie van geweld – bij ons bekend als de Bersiap - die onder alle bevolkingsgroepen slachtoffers eiste.

Nederlandse militairen en dienstplichtigen werden een strijd ingestuurd die niet te winnen was.

Op zichzelf aangewezen, continu gedwongen zeer ingrijpende keuzes te maken, onvoldoende gestuurd of bijgestuurd door de falende gezagsdragers van toen.

Een onmogelijke missie.

Dat wordt bevestigd in het wetenschappelijk onderzoek naar het optreden van Nederland in Indonesië in de jaren 1945-1949 dat in februari van dit jaar is gepresenteerd.

Ik besef: dat onderzoek heeft veel losgemaakt.

Nare herinneringen kwamen weer naar boven, en ook gevoelens van pijn en miskenning.

De conclusies waren stevig.

Feit is dat er in deze periode ook van Nederlandse zijde sprake was van wijdverbreid extreem geweld.

Dat moeten we met elkaar onder ogen zien.

Tegelijkertijd heeft het kabinet duidelijk gemaakt dat de verantwoordelijkheid moet worden gelegd waar die thuishoort: bij de gezagsdragers van toen – de regering, het parlement, de legerleiding en de gerechtelijke autoriteiten.

Dus zeker niet bij de individuele dienstplichtigen. 

Die zijn juist in een onmogelijke positie gebracht, waarvan zij en hun familie altijd de last hebben gedragen – tot op de dag van vandaag.  

Het kabinet heeft daarvoor excuses gemaakt.

En die wil ik vandaag herhalen.

Excuses aan alle veteranen die zich toentertijd als goed militair hebben gedragen.

Excuses aan al diegenen die sindsdien kampen met zware lichamelijke en mentale gevolgen, iets waarvoor lang te weinig aandacht en te weinig erkenning is geweest.

En ook excuses aan de tweede en volgende generaties, die zijn opgegroeid met de pijn en het verdriet van hun ouders en grootouders.

Die pijn nemen we daar niet mee weg.

Deze moeilijke periode uit onze geschiedenis blijft voor velen onvoltooid verleden tijd.

Daarom is het van het grootste belang dat we blijven luisteren, het gesprek blijven voeren en alle verhalen blijven horen.

En vooral ook: dat we blijven herdenken, zoals we hier vandaag gezamenlijk doen.  

Dank u wel.