Toespraak door minister Staghouwer tijdens de themadag Granen
Toespraak door minister Staghouwer van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op 24 maart 2022 te Nijkerk. Alleen het gesproken woord geldt.
Dames en heren,
Allereerst feliciteer ik de jarige in ons midden, het Comité van Graanhandelaren. 150 jaar is een indrukwekkende periode, die helemaal draait rond een kleine voedzame korrel.
Dezelfde graankorrel heeft ook mijn eigen levensloop bepaald. Vandaag verken ik graag met u, graanhandelaren, bakkers en akkerbouwers, welke plek graan kan spelen in de toekomst van de Nederlandse landbouw.
Eerst naar het heden.
De gebeurtenissen in de wereld geven deze feestelijke themadag een ernstige lading. De geel-blauwe vlag die we nu overal zien, staat voor de uitgestrekte Oekraïense graanvelden onder een blauwe hemel.
Uit die hemel vallen nu bommen. En of de graanvelden deze zomer weer goudgeel zullen kleuren, is een grote zorg, tot ver buiten Oekraïne.
We voelen ons verbonden met de mensen daar. We proberen allemaal iets voor ze te doen. Zo overleg ik met boerenorganisaties in Oekraïne om te kijken waar wij hulp kunnen bieden.
Al de oorlogsbeelden die ons overspoelen, knagen ook aan onze vanzelfsprekendheden. Vrede, veiligheid en een overvloed aan betaalbaar voedsel: we waarderen ze meer dan ooit.
Misschien bent u daardoor wel extra gemotiveerd om uw werk te doen. Immers, of u nu graan teelt, verhandelt of er iets lekkers van bakt, u bent bezig met de basis: ons dagelijks brood.
Ik neem u mee naar begin jaren negentig.
Een molenaar uit het Groningse dorpje Feerwerd stapte op mij af met een voorstel. Als hij nu eens de onrendabele tarwe van Groningse akkerbouwers zou gaan malen, zou ik daar dan een mooi brood van kunnen bakken?
Ik ging enthousiast aan de slag. En zo werd het Groninger Landbrood geboren. Gemaakt met tarwe van het Hogeland en het Oldambt.
Gemalen op Groningse wind en gebakken door verschillende bakkers in de provincie. Ik zie wel overeenkomsten tussen brood bakken en boeren.
Het ziet er van buiten af best gemakkelijk uit. Maar er kan een hoop misgaan als je niet kunt terugvallen op je vakmanschap.
Zo schommelde in die tijd de kwaliteit van de Groningse tarwe nogal. De molenaar moest daarop inspelen en ook ik als bakker, anders werd het brood niet lekker. Ik had daar lol in, het is werken met een echt natuurproduct.
Onze klanten hadden er iets extra’s voor over. Ze betaalden er 2,45 voor. In guldens, ja! Het waren echt andere tijden.
Toen ik onlangs kennis nam van het initiatief ‘Nedertarwe’ van Royal Koopmans, voelde ik het bakkersbloed weer stromen.
De meelfabrikant heeft samen met akkerbouwers en bakkers jarenlang gefinetuned aan een optimaal product. Oogsten, proefmalen, testen en bakproeven: als elk schakeltje in de voedselketen zijn expertise levert, klopt het helemaal.
Sinds ik minister ben heb ik al heel wat van dit soort innovatieve samenwerkingsvormen gezien en ik ben er steeds van onder de indruk. Zulke sterke ketens bouwen samen de duurzame toekomst van de landbouw.
We zien kwetsbare markten, een veranderend klimaat en nieuwe behoeftes bij de consument: dat vraagt om vindingrijke oplossingen. Een keten is trouwens pas echt sterk als elke schakel kan profiteren van de opbrengsten. Nu veel kosten stijgen, zal dat best lastig worden.
Het is een verantwoordelijkheid voor de hele keten om te voorkomen dat de voedselproducenten onderaan in de keten de klappen moeten opvangen. Dat hebben we al te vaak gezien. Graan kan in de toekomst van de landbouw een bijzondere rol spelen.
Akkerbouwers in Nederland richten zich vooral op rooigewassen, zoals aardappelen en bieten. Die leveren het meeste op, maar er is een keerzijde: ze onttrekken de meeste voedingsstoffen aan de bodem. Daarom is het goed om elke drie tot vier jaar een rustgewas te telen.
Baktarwe is een ideaal rustgewas. Goed voor de structuur, de gezondheid en het organisch stofgehalte van de bodem. Maar voor de portemonnee van de akkerbouwer is het vaak minder gunstig.
Nieuwe initiatieven en de huidige markt maken dat misschien anders. Nederlandse baktarwe is niet alleen gezond voor de bodem en leuk voor het imago. Het betekent ook dat we meer plantaardige eiwitten uit ons eigen land halen.
Dat is gezond voor de mens, het dier en ook voor de natuurlijke omgeving. Bovendien maakt het ons minder afhankelijk van kritische grondstofstromen van buiten Europa.
Op deze voordelen azen we in de nationale Eiwitstrategie die vorig jaar is uitgekomen. Vlees en zuivel zijn de grootste eiwitbronnen in het Nederlandse dieet, maar granen, in de vorm van brood, rijst en pasta komen op de derde plaats.
Daarom is het ook jammer om veevoer te verbouwen op goede grond, als die ook geschikt is voor hoogwaardige baktarwe.
Dames en heren, Nederland is een echt broodland.
We maken daar wel eens een grap over.
In andere culturen gaan ze uitgebreid aan tafel, wij lunchen met een broodje en een beker karnemelk. Maar laten we juist de weelde vieren die de graankorrel ons levert.
Al die smaken, geuren en structuren. Heel wat thuisbakkers hebben dit in de coronatijd opnieuw ontdekt.
En dat mooie product groeit gewoon buiten op de akker. Aan u allemaal, die de rijkdom van die eenvoud weet te waarderen, wens ik veel succes!
Dank u wel.