Lezing 'Wanneer kennis kritiek wordt', door minister Dijkgraaf, op 11 maart 2022, in Leiden
Minister Robbert Dijkgraaf hield een lezing met als thema 'Wanneer kennis kritiek wordt', op 11 maart 2022 in Leiden.
[het gesproken woordt geldt!]
Beste mensen,
Dank voor uw komst naar Leiden vandaag. De stad die zich een jaar lang ‘City of Science’ mag noemen.
Het is de eerste keer dat het een Nederlandse stad gelukt is deze prestigieuze titel in de wacht te slepen.
Voor de universiteit, de stad Leiden en de Nederlandse wetenschap een grote eer, die mij met plaatsvervangende trots vervult.
Tegelijkertijd sta ik hier met enig ongemak, want het is deze weken lastig om over andere zaken te spreken dan de oorlog in Oekraïne.
Onder onze ogen zien we een ongekend brute invasie van een Europees soeverein land. De grootste geopolitieke en humanitaire crisis op ons continent sinds de Tweede Wereldoorlog. Met verreikende gevolgen die we onmogelijk kunnen overzien. Al onze gedachten zijn bij de inwoners van Oekraïne, van wie zo velen hun land moeten ontvluchten.
Daarbij bevinden we ons nog steeds in de grootste gezondheidscrisis van de afgelopen decennia. Iedere dag overlijden wereldwijd meer dan zevenduizend mensen aan covid-19. Ook van deze crisis is de afloop op z’n minst onzeker.
Hoewel deze wereldschokkende gebeurtenissen zich maar al te gemakkelijk laten rijmen met historische parallellen – oorlog en ziekte teisteren de mensheid voortdurend – is er een fundamenteel verschil met het verleden: deze crises vinden plaats in het informatietijdperk.
Nog nooit heeft nieuws zich zo gemakkelijk en wijdvertakt over de wereld verplaatst, letterlijk met de snelheid van het licht. Kennis is de munteenheid van de nieuwe economie, de basis voor ongekende fortuinen en machtsposities.
En ook een gevreesd wapen. Desinformatie stroomt met eenzelfde gemak door de digitale kanalen. De oorlog in Oekraïne is óók een informatieoorlog. En net zoals de ene crisis de andere heeft verdrongen op de voorpagina’s van de kranten, zo hebben ook de brengers van nepnieuws en alternatieve feiten moeiteloos hun aandacht verplaatst van corona naar Poetin.
Daarom is het tóch gepast om vandaag te spreken over de rol van kennis in onze samenleving en in de wereld.
Ik doe dat op een vertrouwde plek, maar vanuit een nieuwe positie. Velen van u kennen mij als een oud-collega, als “één van ons”. Ik hoop van harte dat ik dat mag blijven. Ook de komende jaren als minister. Misschien als een quantumdeeltje dat zich tegelijkertijd in twee posities kan bevinden.
Sinds het moment dat ik mocht aantreden als minister, merk ik wel dat ik langzaam van de ene werkelijkheid in een andere beland. Deze blikwisseling is ook van toepassing op ons samenzijn hier vandaag. Ik kijk graag met u naar een voor mij vertrouwde wereld, die van de wetenschap, maar nu vanuit het perspectief van de politiek.
Het thema van vandaag is: ‘Wanneer kennis kritiek wordt’.
De stand van de wetenschap en onze omgang met kennis gaan mij aan het hart. En er is genoeg om ons zorgen over te maken.
Laten we daarom stilstaan bijeen aantal kritieke uitdagingen in wetenschap en samenleving.
U weet als geen ander dat de wereld steeds afhankelijker wordt van de wetenschap. Van de nieuwe technologieën en innovaties die het voortbrengt.
Kennis is de enige natuurlijke grondstof die groeit in het gebruik. Iedere dag weten we meer dan gisteren. Onderzoek graaft per definitie dieper. Technologie wordt steeds krachtiger en vindt telkens nieuwe toepassingen.
Kennis raakt zo meer en meer verweven met ons alledaagse bestaan. Er is bijna geen element van het leven dat er niet door geraakt wordt, van de stikstof die een boerenbedrijf uitstoot tot de app waarop we het nieuws lezen. De wetenschap zit letterlijk in onze binnenzak en onze bloedsomloop.
Doordat de wetenschap zo dicht op onze huid zit, zo diep genesteld in de haarvaten van de maatschappij, wordt het snel een vanzelfsprekendheid.
Eén van mijn favoriete definities van technologie is “alles wat bedacht is na je geboorte”. Voor mijn kinderen is wifi even vanzelfsprekend als elektriciteit was voor mij. En stromend water voor mijn ouders.
We nemen de vooruitgang gemakkelijk voor lief. En vergeten de obstakels die vorige generaties moesten overwinnen.
Tegelijk verdwijnt kennis verder achter de horizon. In alle complexiteit is de wetenschap voor de leek steeds moeilijker te doorgronden. Technologie dreigt een “black box” te worden die bijna niemand meer kan openen. In het geval van kunstmatige intelligentie begrijpen zelfs computers niet precies wat ze doen.
Door deze schaarbeweging van groeiende invloed enerzijds en groeiend onbegrip anderzijds, beweegt de wetenschap zowel naar ons toe als van ons af.
Een voor de hand liggend voorbeeld hiervan – sterker nog, een ín uw hand liggend voorbeeld – is uw telefoon. Vroeger kon je daar alleen maar mee bellen. Het zat aan een snoer en stond in de gang. De onderliggende technologie was niet moeilijk te begrijpen. Je kon het zelf aan elkaar solderen.
Tegenwoordig zit ons hele huishouden, werk en sociale leven in dit apparaat. Het volgt alles wat we doen en zeggen. Maar de meesten van ons, mijzelf inbegrepen, hebben geen flauw idee wat zich in die miljarden minuscule transistoren afspeelt. Laat staan in het internet dat op zijn beurt weer miljarden smartphones met elkaar verbindt. Wie durft daar nog met een soldeerbout aan te komen?
Onze gezondheid is ook zo’n domein waarin we deze tegengestelde bewegingen zien. We willen allemaal graag zo lang en gezond mogelijk leven. En dat is ook voor steeds meer mensen mogelijk dankzij spectaculaire biomedische doorbraken.
Maar ook hier struikel je over de vooruitgang, zonder dat je precies weet hoe de machinerie werkt. Van de laatste genetische bewerkingen tot diagnoses op basis van zelflerende algoritmes, leggen wij onze gezondheid in de handen van experts.
Zo zijn er inmiddels vele manieren waarop de wetenschap ons in haar magische greep houdt. Wanneer dit gepaard gaat met zichtbare vooruitgang van welzijn en welvaart, is dit natuurlijk een groot goed.
Toch ken ik geen sector die zo vaak voor miljoenen mensen goed nieuws brengt als de wetenschap, maar ondertussen tóch zo onder druk staat. Want de snelheid waarmee wetenschap onze levens verandert, brengt ook spanningen en zorgen met zich mee.
Drie van deze spanningen en zorgen wil ik vandaag centraal stellen:
Allereerst: de toenemende afstand tussen wetenschap en samenleving.
Ten tweede: de kwetsbaarheid van kennis als onmisbare gids voor de toekomst.
En als derde: de relatie tussen wetenschap en politiek die onder toenemende spanning staat.
Ik loop ze graag samen met u langs.
Als eerste, de afstand tussen wetenschap en samenleving.
Toen de wereld twee jaar geleden geconfronteerd werd met het coronavirus, was al snel duidelijk dat de enige uitweg uit de pandemie een vaccin was. Aanvankelijk leek het erop dat we daar lang op moesten wachten, misschien wel tot het jaar 2033. Een schrikwekkend perspectief.
Maar de wetenschap verraste ons in positieve zin. Het is een heroïsche prestatie van de wereldwijde onderzoeksgemeenschap dat de eerste vaccins al in november 2020 werden goedgekeurd. En dat ze beter werkten dan we durfden dromen.
Dankzij die vaccins werd het virus voor velen niet langer levensbedreigend. Het collectieve gezondheidsrisico voor onze samenleving nam zienderogen af. Er was een weg uit de crisis.
De grote meerderheid was opgelucht. De les leek even simpel als helder: de wetenschap werkt.
Maar wat bleek…
Er stond ook een kleine minderheid op die anders aankeek tegen dezelfde werkelijkheid. Feiten werden in twijfel getrokken. De brengers van die feiten bedreigd. Het vaccin bestempeld als onbetrouwbaar, een vergif, onderdeel van een wereldwijd complot.
Voor mij was dit de grootste verrassing van de coronapandemie. Niet de snelheid waarmee het zich verspreidde. Niet de ernst van de ziekte. Niet het succes van de vaccins. Maar het feit dat sommigen een levensreddend geschenk niet wilden of konden accepteren. Dat zelfs de strijd tegen een pandemie gepolitiseerd kon worden. Dat desinformatie zich net zo snel over de aardbol verspreidde als de virusdeeltjes.
Dat een deel van de samenleving onbereikbaar blijkt, onontvankelijk voor de hulp van wetenschap, zelfs waar het leven en dood betreft, daar maak ik me grote zorgen over. Samen met iedereen die de wetenschap en het welzijn van de samenleving aan het hart gaat.
Het is natuurlijk niet de eerste keer in de geschiedenis dat mensen zich keren tegen vooruitgang, of die niet als zodanig herkennen of willen herkennen.
De wetenschap komt van ver en heeft door de eeuwen heen met veel weerstand, zeg maar ronduit: vijandigheid, te maken gehad.
Ik begrijp die weerstand wel. Het is nooit prettig als de werkelijkheid anders in elkaar blijkt te zitten dan je dacht. Als de wetenschap je een zekerheid afneemt.
Of je vertelt, soms zelfs dwingt, je gedrag te veranderen. In het geval van een pandemie, je vraagt je sociale leven ingrijpend te wijzigen of iets in je lichaam te laten injecteren waarvan je niet begrijpt wat het precies doet.
Als de wetenschap de samenleving een onverwachte kant op duwt, roept dit een natuurlijke tegenreactie op.
Het is niet vreemd dat een deel van de samenleving dan terugduwt, zelfs als dat het eigen en andermans leven in gevaar brengt.
Neem roken. We weten al bijna zestig jaar hoe dat de gezondheid bedreigt. Maar ondanks alle campagnes, alle waarschuwingen, steeds hogere accijnzen en strengere rookverboden, laten velen zich hun sigaret niet afpakken.
Zo zijn er vele andere voorbeelden van momenten waarop kennis op de deur klopt, maar mensen liever niet opendoen.
Door de beweging die ik eerde noemde, de groeiende invloed en complexiteit van de wetenschap, lijkt het moeilijker dan ooit een hoopgevende boodschap aan de man te brengen. We vragen meer van de samenleving en het wordt ingewikkelder uit te leggen waarom.
Daarmee dreigt het absorptievermogen van de samenleving af te nemen. Al die kennis blijft maar moeilijk plakken.
Hierbij helpt het niet dat we overspoeld worden door een vloedgolf aan informatie. Mensen moeten zelf een filter gebruiken om daar niet in te verdrinken. Dat lukt lang niet iedereen. Men klampt zich gemakkelijk vast aan de lekke reddingsboei van nepnieuws die slechts valse veiligheid biedt. Waardoor het alleen maar moeilijker wordt om zin van onzin te onderscheiden.
Die vicieuze cirkel moeten we doorbreken.
Als we willen dat meer mensen inzien hoe belangrijk het is om kennis te vergroten, dan moeten we de kloof tussen wetenschap en samenleving verkleinen.
Dat vraagt meer van de wetenschap. En dat vraagt meer van de politiek.
De opdracht aan de wetenschap is zichtbaarder en toegankelijker te worden. Gelukkig lopen we daar in Nederland in voorop.
Publiek engagement wordt steeds meer een vanzelfsprekendheid gevonden. Vooral jonge wetenschappers vinden creatieve wegen om een nieuw publiek te bereiken. Hiervan is dit jaar is in Leiden een staalkaart aan inspirerende voorbeelden te zien.
Ik ben fundamenteel optimistisch dat we de kloof ook echt kunnen verkleinen. Want ieder mens is in de kern een onderzoeker en past de wetenschappelijke methode in het eigen leven toe. Zonder logisch denken kom je de dag niet door. We accepteren allemaal zonder morren de werking van de zwaartekracht. Ieder kind stelt kritische vragen en probeert dingen uit.
We moeten er ook voor waken niet iedereen die twijfelt over de wetenschap over een kam te scheren. Het is beslist geen uniforme groep.
Tolstoj schreef in Anna Karenina dat gelukkige families allemaal op elkaar lijken, maar ongelukkige families ieder op hun eigen manier ongelukkig zijn.
Vergelijk dit met de wetenschap.
Het is de meest beproefde weg naar de waarheid. En dat is eigenlijk de enige en allerbeste reden om haar boodschap te accepteren.
Maar er zijn vele verschillende redenen om de wetenschap en haar boodschappers te betwijfelen of af te wijzen: onbegrip, onzekerheid, desinformatie, politieke ideologie, culturele barrières, of slechte ervaringen in het verleden.
Het mooie van de wetenschap is dat ze ook dit verschijnsel kan bestuderen. Er is veel kennis onder sociale wetenschappers hoe je specifieke doelgroepen kunt bereiken en de samenleving beter kunt betrekken.
Corona is in dit opzicht een wake-up call én een uniek leermoment. Het is de ‘perfecte’ casus om met eigen ogen te zien wat er gebeurt als zich een wereldwijde bedreiging voordoet, kennis ons een uitweg biedt, maar een deel van de mensen om uiteenlopende redenen moeilijk te bereiken blijkt.
Ik zie het als mijn taak, eerst als wetenschapper en nu als minister, om ertoe bij te dragen dat zoveel mogelijk mensen wél de deur van het slot halen. Om met de wetenschap aan de zijde, ook hún houvast te bieden in onzekere tijden.
Maar naast alle beste bedoelingen om meer mensen te bereiken, moeten we ook realistisch zijn.
Zo kom ik op mijn tweede zorg: de kwetsbaarheid van kennis.
Er wordt ook door een kleine groep actief en met de slechtste bedoelingen twijfel gezaaid over kennis zelf. En over de intenties van de mensen die ons kennis komen brengen.
Wetenschappers wordt regelmatiger het leven onmogelijk gemaakt. Er zijn hier collega’s in de zaal die persoonlijk worden bedreigd. Met hate-mail en tribunalen en erger. Deze bedreigingen vinden plaats in de donkerste krochten van het internet. In het hart van onze democratie. En aan hun eigen voordeur.
We doen hen en onszelf tekort als we dit accepteren.
We mogen niet toestaan dat wie van onderzoek z’n werk heeft gemaakt, in angst en met beveiliging door het leven moet gaan.
Wie z’n bestaan wijdt aan het vinden van de nieuwste inzichten, van de zoektocht naar de waarheid, dient de levens van ons allemaal. We weten alleen niet altijd van wie, wanneer en hoe. Maar als de geschiedenis ons één ding leert is het dat kennis altijd nuttiger blijkt dan gedacht.
De wetenschap is in zijn aard kwetsbaar. Onderzoek is een paradoxale bezigheid. De hardste wetmatigheden vind je door je zo open mogelijk op te stellen. Hoe vrijer wetenschappers hun onbegrip en twijfels kunnen delen, fouten kunnen maken en deze zelf weer corrigeren, hoe beter onderbouwd en doordacht hun inzichten uiteindelijk worden. En hoe meer we er als maatschappij mee gediend zijn.
Daarom verdient de wetenschap, en al die onderzoekers die ons veilig houden, zelf een veilig onderkomen. Dat wij als samenleving dienen te beschermen.
Hier ligt een expliciete taak voor de politiek.
Het is niet voldoende om áchter de wetenschap en de wetenschappers te staan. Wij moeten vóór hen staan. En voor de boodschap die ze brengen.
Voor de feiten die niet liegen. Die zoveel meer zijn dan een mening. En die uiteindelijk het laatste woord moeten hebben.
Mijn verhaal vandaag is ook een oproep aan de politiek in de volle breedte. Van nu en straks. Aan al mijn opvolgers en die van mijn collega’s, in volgende kabinetten. Én aan al die parlementariërs die onze inwoners nu en de komende decennia vertegenwoordigen.
Als we weerbaar willen zijn als samenleving, neem het dan op voor de feiten.
Als we al die destructieve en intimiderende krachten willen keren, neem het dan op voor de feiten.
En als je net als ik voelt dat onze toekomst afhankelijk is van al die onderzoekers, neem het dan op voor de feiten.
Want hoe vaak die feiten ook voor zich spreken… net zo vaak wordt er niet naar ze geluisterd.
Ga daarom samen met mij voor de feiten staan en bescherm zo onze wetenschappers.
Op basis van de wetenschap tot een goede oplossing van een probleem komen, maar deze vervolgens niet ten volle kunnen benutten… dat is een uitkomst die we eenvoudig niet kunnen accepteren.
De waarheid verdient een stem. En die stem moet vrij en luid kunnen klinken.
De coronapandemie heeft vele kwetsbaarheden in onze samenleving blootgelegd. De positie van ouderen en jongeren. De diepe economische en sociale ongelijkheden. De fragiliteit van onderwijs en cultuur. Maar ook onze cruciale afhankelijkheid van de wetenschap. Kennis bewees zich eens te meer als ‘need to have’ in plaats van ‘nice to have’.
Investeren in kennis zorgt er niet alleen voor dat onze economische motor draait. Investeren in kennis zorgt er niet alleen voor dat ons welzijn wordt vergroot. Investeren in kennis versterkt ook onze nationale veiligheid en weerbaarheid.
Als er niet jarenlang was geïnvesteerd in vrij onderzoek en als de onderzoekers van destijds zich hadden laten stoppen door tegenslag, dan was het nog maar de vraag hoe snel we een goed werkend vaccin in handen zouden hebben gehad. Je zou bij wijze van spreken in februari 2020 in een tijdmachine moeten stappen en tientallen jaren terugreizen om te zeggen: “ga die mRNA-techniek uitvinden die we over zoveel jaar nodig hebben als de coronapandemie uitbreekt.”
Het vrije en ongebonden onderzoek van nu kan bij een volgende bedreiging, wanneer kennis wéér kritiek blijkt, opnieuw onze redding zijn. Van dit belang moeten we in Nederland nog meer doordrongen raken.
Dit betekent ook dat we onze wetenschappers meer rust en ruimte moeten geven om hun onmisbare werk te kunnen doen.
De volgende crises staan immers al opgelijnd: klimaat, stikstof, digitale veiligheid. Ik moet er niet aan denken dat de tegenkrachten van nepnieuws en fake science en alternatieve feiten deze grote opdrachten gaan frustreren. Want we zullen daarvoor de volle breedte van de wetenschap nodig hebben. En de persoonlijke inzet en onverschrokkenheid van onze beste wetenschappers.
Wat dat betreft is onze aanwezigheid in deze zaal, de Lorentz-zaal, toepasselijk.
Hendrik Antoon Lorentz was een wetenschapper waar veel mensen in zijn tijd naar opkeken. Diepe bewondering voor hadden. Einstein noemde hem zijn geestelijk vader en een levend kunstwerk. Bij zijn begrafenis in 1928 werd een paar minuten het landelijk telegraafverkeer stilgelegd.
U kent hem ongetwijfeld als één van die Nederlandse Nobelprijswinnaars waar we trots op zijn. Ik loop nu iedere dag langs zijn bronzen beeld in de eregalerij van het ministerie van OCW.
Wat misschien niet iedereen weet, is dat hij naast zijn baanbrekend werk in de theoretische fysica, ook een belangrijke rol speelde in het ontwerp en de bouw van de Afsluitdijk, als bescherming tegen de dreiging van het water, zo’n honderd jaar geleden.
Destijds was er grote weerstand tegen de afsluiting van de Zuiderzee. Maatschappelijke onrust over onbedoelde gevolgen.
Lorentz nam in 1918 als voorzitter van een staatscommissie hoogstpersoonlijk de berekeningen over de getijdestroom ter hand. Zijn naam, zijn statuur, zijn bewezen betrouwbaarheid deed de gemoederen bedaren. En uiteindelijk bleken, vijf jaar na zijn dood, de berekeningen ook te kloppen!
Het aanzien en vertrouwen dat Lorentz genoot is misschien niet meer van deze tijd. Maar het feit dat we ons ook honderd jaar na Lorentz nog altijd dankzij het baanbrekende pionierswerk van wetenschappers kunnen beschermen tegen grote bedreigingen… dat staat nog altijd buiten kijf.
De dijk die we nu te bouwen hebben is er een van kennis en onderzoek. Wetenschap kan niet alleen een betere wereld brengen, het kan ons ook verdedigen tegen toekomstige bedreigingen. Mits het op de juiste wijze wordt gebruikt.
Hiermee kom ik op mijn derde punt, de relatie tussen wetenschap en politiek.
De rol van de wetenschap is meer dan het vinden van oplossingen voor mondiale uitdagingen. Wetenschap signaleert ook nieuwe problemen en legt diepere oorzaken en verbanden bloot.
Als wetenschapper bemens je de cockpit van ons bestaan. Je kijkt vooruit. Met een radarscherm waarop zwakke signalen uit een verre toekomst verschijnen.
Je analyseert en verbindt gegevens. Je monitort de toestand van de wereld. Je verzamelt informatie over mogelijke koersen voorwaarts.
Of het nu gaat om het klimaat, milieu, natuur, wonen, zorg, werk of gelijke kansen… bij elke uitdaging die voor ons ligt, wil je als samenleving bouwen op de laatste onderzoeken, op de nieuwste inzichten, op de meeste data, op de slimste analyses. Dat lijkt mij een absolute vanzelfsprekendheid.
Veel van de problemen waar we tegenaan lopen als samenleving, zijn ook nog eens innig met elkaar verbonden. Gezondheid en klimaat bijvoorbeeld blijken onlosmakelijk.
Daarom moeten ook de verschillende kennisstromen bij elkaar komen. Over de volle breedte van de wetenschap.
Dat is een andere les van corona. Dat we de sociale wetenschappen even hard nodig hebben als de virologie. Of kennis van communicatie of geschiedenis of zelfs natuurkunde.
Bij elke grote uitdaging die voor ons ligt, zou je moeten kijken hoe je Nederland op de lange termijn in een steeds complexere wereld sterker en veiliger kan maken.
Te beschermen tegen alles waarvan we nu al weten dat het op ons afkomt. En in kaart te brengen wat er mogelijkerwijs nog op ons af kán komen. Want ons gezichtsveld zit vol blinde vlekken.
De kennis die nu en de komende jaren tot stand komt, kan onze nationale weerbaarheid maken of breken.
Hoe we die kennis vergaren en beschermen en inzetten om de volgende crises het hoofd te bieden, dat mag in politiek Den Haag meer het gesprek van de dag worden.
U mag van mij verwachten dat ik als lid van het kabinet kritisch weeg of het beleid dat wij met elkaar maken gefundeerd is op de wetenschap. Dat feiten de basis vormen van onze politieke keuzes.
Tegelijkertijd moeten we ervoor waken dat de scheiding tussen wetenschap en politiek niet vertroebelt. En rolverwarring voorkomen. Want als je wetenschap en politiek mengt krijg je politiek.
De wetenschap kan helpen scenario’s te schetsen met hun gevolgen. De onzekerheden aangeven. De afhankelijkheden duiden. De feiten zo helder mogelijk brengen. Ook en vooral als het slecht nieuws of een onwelkome boodschap betreft.
Zij kan die belangrijke taak alleen vervullen in volle vrijheid en autonomie, zonder invloed en druk van buitenaf.
De politiek is uiteindelijk verantwoordelijk voor de keuze tussen die scenario’s. En moet dat ook in volle vrijheid kunnen doen. Zo’n beslissing is altijd ongemakkelijk.
Als politicus bevind je je per definitie in de minst comfortabele positie. Er wordt aan alle kanten aan je getrokken. Dat ongemak hoort niet op de schouders van de wetenschap te liggen.
Staan we onduidelijkheid toe over wie verantwoordelijk is voor onderzoek en wie voor een besluit, dan zagen we onbedoeld aan de stoelpoten van de wetenschappers in ons land. Dan ondermijnen we hun positie.
In het belang van onze democratie en onze wetenschap moeten we over deze scheiding ook in de toekomst heel helder blijven.
Waar ik de eerste ben die de kracht van kennis als basis voor besluitvorming onderschrijft, ben ik de laatste om een wetenschappelijke technocratie na te streven.
Die doet namelijk geen recht aan de onafhankelijkheid van de wetenschap. En aan de verantwoordelijkheid die komt kijken bij het besturen van een land in een democratische rechtstaat. Met alle idealen, waarden, moraal en ethiek die komt kijken bij het nemen van een moeilijk besluit – door politici.
Tot slot.
U heeft mij vandaag misschien meer vragen en complexe puzzels horen benoemen dan antwoorden.
Ik beloof u dat die antwoorden – al die zaken waar ik voor verantwoordelijk ben uit het regeerakkoord – er óók gaan komen.
In dat proces hoop ik dat er in de politieke arena plaats zal zijn voor de beroepsmatige oprechte twijfels waar wetenschappers zich iedere dag door laten leiden en inspireren.
Dat zou het politieke debat zoveel waarachtiger, geloofwaardiger, en waarheidsgetrouwer maken.
Tegelijk zijn er momenten waarop er absoluut geen twijfel kan bestaan. Zoals bij de realiteit van vandaag. Bij de verschrikkingen die plaatsvinden in Oekraïne, aan de oostgrens van ons vrije Europa.
Op slechts een paar duizend kilometer van hier, wordt de basis onder het bestaan van mensen weggeslagen. Gezondheid. Geluk. Familie. Het vrije woord. Het vrije denken.
De ontmanteling van het vrije leven in Oekraïne herinnert ons eraan dat vrijheid nooit vanzelfsprekend is en steeds weer beschermd en bevochten moet worden.
Want tussen mensen zand in de ogen strooien met propaganda en nepnieuws, en met een tank hun stad binnenrijden zit, verdrietig genoeg, minder ruimte dan je denkt.
De geschiedenis leert ons dat als de onvrijheid aan de macht komt, de vrije wetenschap als één van de eersten wordt geknecht.
Dank u wel.