Eerste reactie van minister-president Mark Rutte na de presentatie van het onderzoeksprogramma 'Onafhankelijkheid, Dekolonisatie, Geweld en Oorlog in Indonesië, 1945-1950'
Eerste reactie van minister-president Mark Rutte na de presentatie van het onderzoeksprogramma 'Onafhankelijkheid, Dekolonisatie, Geweld en Oorlog in Indonesië, 1945-1950' op 17 februari 2022.
Goedemiddag,
Elke generatie moet zich opnieuw tot het eigen verleden verhouden, ook wij, en dat voelen we vandaag heel sterk. Want de uitkomsten van het onderzoeksprogramma ’Onafhankelijkheid, Dekolonisatie, Geweld en Oorlog in Indonesië, 1945-1950’ zijn indringend én confronterend. Een tijdgenoot noemde het al ‘het treurspel der gemiste kansen’ en dit onderzoek schetst de tragiek van deze periode nog eens in volle omvang.
Het verhaal van de dekolonisatie is levende geschiedenis, die pijnlijke herinneringen bovenbrengt en emotie oproept. Veel inwoners van Indonesië hebben geleden of lijden nog steeds door wat er toen is gebeurd, als slachtoffer of als nabestaande.
Maar ook in ons land zijn ruim 2 miljoen mensen op de een of andere manier verbonden met de geschiedenis die dit onderzoek beschrijft. Voor sommigen geldt dat heel direct. Voor de Indiëveteranen. Voor de Nederlandse repatrianten en Indische Nederlanders, die naar ons land kwamen met de afschuwelijke herinneringen aan de Japanse bezetting en de periode die bij ons bekend staat als ‘Bersiap’ nog vers in het geheugen. En natuurlijk ook voor de 1e generatie Molukkers die in 1951 voet aan wal zette in ons land.
Veel mensen zijn via familiebanden verbonden met de Nederlands-Indonesische geschiedenis, ook ikzelf. Die 2e en volgende generaties zijn opgegroeid met de Indische verhalen, herinneringen en vaak ook de pijn en het verdriet van hun ouders en grootouders. En die moeilijke geschiedenis, komt vandaag ineens weer heel dichtbij.
De belangrijkste conclusies van het rapport zijn hard, maar onontkoombaar en het kabinet onderschrijft die conclusies. We moeten de beschamende feiten onder ogen zien.
In de jaren 1945-1949 voerde Nederland een koloniale oorlog in Indonesië, waarin, zoals de onderzoekers zeggen, sprake was van ‘stelselmatig en wijdverbreid gebruik van extreem geweld’; tot marteling aan toe. Extreem geweld, dat in de meeste gevallen onbestraft bleef.
De heersende cultuur was er een van wegkijken, afschuiven en een misplaatst koloniaal superioriteitsgevoel. Dat is, zelfs na zoveel jaren, een pijnlijke constatering en we moeten ons dat aantrekken.
Het beeld dat uit dit onderzoek oprijst, strookt niet met de conclusie die het kabinet-De Jong trok in de excessennota uit 1969, namelijk dat de krijgsmacht als geheel zich in Indonesië correct heeft gedragen. Ook dat moeten we ruim een halve eeuw later voluit erkennen, door vandaag afstand te nemen van die conclusie.
Tegelijkertijd moet de eerste verantwoordelijkheid voor deze zwarte bladzijde uit onze geschiedenis worden gelegd waar die thuishoort. En die ligt niet bij de individuele dienstplichtige of andere militairen van toen, die slecht voorbereid op een onmogelijke missie werden gestuurd, die zo goed en zo kwaad als dat ging hun plicht deden, en die in Nederland te maken kregen met een gebrek aan zorg en erkenning. Nee, die verantwoordelijkheid ligt eerst en vooral bij de gezagsdragers van toen: de Nederlandse regering, het parlement, de krijgsmacht als instituut en de justitiële autoriteiten.
In de 1e kabinetsreactie die vandaag naar de Kamer gaat, neemt het kabinet de volle verantwoordelijkheid voor hun collectieve falen, dat ten grondslag lag aan het extreme geweld in de beschreven periode. In 2020 maakte Nederland bij monde van de Koning excuses aan Indonesië voor geweldsontsporingen van Nederlandse kant in de jaren 1945-1949. Dit onderzoek is aanleiding die excuses hier en nu opnieuw onder woorden te brengen: voor het stelselmatige en wijdverbreide extreme geweld van Nederlandse zijde in die jaren en het consequent wegkijken door vorige kabinetten, maak ik vandaag namens de Nederlandse regering diepe excuses aan de bevolking van Indonesië.
Vandaag moeten we bovendien constateren dat excuses van het kabinet op hun plaats zijn aan iedereen in ons land die met de gevolgen van de koloniale oorlog in Indonesië heeft moeten leven, vaak tot de dag van vandaag. En dat omvat alle groepen, inclusief de veteranen die zich destijds als goed militair hebben gedragen.
En daarmee kom ik, tot slot, bij de misschien wel belangrijkste functie van dit onderzoek.Want heling begint bij waarheidsvinding – en bij het gesprek daarover.
Dit pijnlijke hoofdstuk uit onze geschiedenis omvat duizenden en duizenden individuele en heel verschillende verhalen, die zijn verbonden door een nog altijd onvoltooid verleden tijd. Laat daarom dit onderzoek niet het eindpunt zijn in de discussie over ons koloniale verleden, maar een volgende stap in de gezamenlijke verwerking.
Het maatschappelijk debat dat er ongetwijfeld gaat komen, moet er ook komen. Het kabinet zal aan dat debat deelnemen en het ook ondersteunen.
Het is belangrijk dat de stem wordt gehoord van de verschillende groepen in onze samenleving die het meest door dit onderzoek worden geraakt. Wat betekent het voor hen? En wat moet het voor ons allemaal betekenen, als samenleving?
Dat belangrijke gesprek maakt vandaag een nieuwe start en ik spreek mijn grote dank uit aan alle onderzoekers en de drie onderzoeksinstituten voor hun grondige, wetenschappelijke en maatschappelijk zeer relevante werk.
Dank u zeer.