Toespraak van minister-president Mark-Rutte bij de opening van de tentoonstelling ‘Macht – 800 jaar Binnenhof’ in het Haags Historisch Museum
Dames en heren,
Ik sta hier eigenlijk in vier hoedanigheden: als buurman, als geboren en getogen Hagenees, als historicus en natuurlijk als – per definitie tijdelijk – bewoner van het Binnenhof.
Het is voor mij dus een vierdubbel groot genoegen vandaag deze tentoonstelling te mogen openen.
Zeer veel dank voor de uitnodiging
En wat mij meteen opviel: de titel is niet ‘800 jaar macht op het Binnenhof’, maar ‘Macht - 800 jaar Binnenhof’.
Dus met een streepje tussen de woorden ‘macht’ en ‘Binnenhof’.
Alsof die twee ‘niet helemaal 1-op-1 synoniem zijn.
Dat is heel subtiel, en niet zonder betekenis.
Laat ik maar meteen zeggen: ik herken dat beeld en ik zou het ook willen koesteren.
Het Binnenhof is macht op Nederlandse schaal.
Een tijdje geleden leidde ik Emmanuel Macron rond in het Torentje – u hebt de beelden misschien gezien.
Die rondleiding duurde natuurlijk geen uren en was voor hem een licht vervreemdende ervaring.
Want, was dit het serieus?
Of zat er toch nog ergens een deur naar mijn echte werkkamer?
Wie ooit in, of in de buurt van het Élysée is geweest, begrijpt dat.
Of in de buurt van het Bundeskanzleramt .
Of het Witte Huis.
Of het Kremlin.
Dat zijn gebouwen en regeringscentra die doelbewust zijn gebouwd om te imponeren, waar je je als bezoeker nietig voelt.
En dat is iets dat we over het Binnenhof, laat staan over het Torentje, toch moeilijk kunnen zeggen.
We hebben dat wel ooit geprobeerd overigens, toen de Staten-Generaal aan het einde van de 17e eeuw de opdracht gaven de Trêveszaal te bouwen, om indruk te maken op buitenlandse gezanten.
Ik vind dat zelf als historicus altijd een interessant gegeven, hoe een overrijpe Republiek blijkbaar dacht verlies aan macht en aanzien met pracht en praal te moeten compenseren.
Ik stel me dan altijd voor hoe zo’n gepoederde, geparfumeerde en bepruikte Franse diplomaat, gewend aan de grandeur van Versailles, eerst een aantal gangen en zalen van Hollandse gereformeerde soberheid moest passeren, voordat hij in die ene zaal kwam waar wél alles goud was wat er blonk.
Dus ook toen al: macht op Hollandse schaal.
Tegelijkertijd is het Binnenhof en omgeving door de geschiedenis heen natuurlijk wel degelijk het decor geweest van snoeiharde machtspolitiek.
Die was misschien niet zichtbaar in de architectuur, maar des te meer in menselijk gedrag.
De executie in 1619, voor de hoofdingang van de Ridderzaal, van Johan van Oldenbarnevelt – voor mij de allergrootste staatsman uit onze geschiedenis – is daarin een absoluut hoogtepunt.
Of dieptepunt eigenlijk.
Maar natuurlijk ook hier vlakbij: de moord en de lynchpartij op de gebroeders De Wit in het rampjaar 1672.
Of dichter bij onze eigen tijd en iets minder bloederig: de Nacht van Schmelzer in 1966.
En natuurlijk is er ook die jammerlijk mislukte couppoging van de heren Jacobse en Van Es van de Tegenpartij in 1981, die eindigde in een schietpartij op het Binnenhof.
Dat was een vreselijke dag in onze politieke geschiedenis.
Maar bovenal is het Binnenhof door de eeuwen heen een iconische plek geweest, en nog steeds.
Iconisch als het historische hart van de mooie stad Den Haag.
Iconisch als regeringscentrum, van de graven van Holland tot nu.
En natuurlijk iconisch voor onze parlementaire democratie, zeker op Prinsjesdag.
Tegelijkertijd is het Binnenhof – en dat is ook heel Nederlands - een heel toegankelijke plek
Een plek waar dagjesmensen al 45 jaar een ijsje eten bij ijscoman Moes en waar je politici in het wild kunt tegenkomen.
Het is dus ook een beetje een nationale huiskamer en in die zin staat het Binnenhof ook symbool voor de gezonde Nederlandse afkeer van geformaliseerde macht.
Een van de mooie eigenschappen van ons land.
En precies die huiskamerfunctie van het Binnenhof maakt het natuurlijk zo jammer dat het er de komende jaren verlaten bij ligt vanwege de verbouwing.
Ik ben zelf een man van tradities en een kind van Den Haag, dus ik vind dat persoonlijk ook.
Maar helaas, het moet.
Want de geschiedenis van het Binnenhof zelf leert dat periodiek onderhoud onvermijdelijk is, sterker nog: dat uitstel zelfs bedreigend kan zijn.
Bijvoorbeeld in de tijd van koning Lodewijk Napoleon, die ons land tussen 1806 en 1810 vanuit Amsterdam regeerde.
Een van zijn adviseurs rapporteerde hem dat het Binnenhof in zo’n slechte staat was, dat het beter was grote delen te slopen.
Daaronder de Ridderzaal, alle grafelijke zalen en de stadhouderlijke vleugel.
Gelukkig floot Napoleon zijn broer in 1810 terug naar Frankrijk.
In de jaren na de Grondwetsherziening van 1848 ontstond het idee de macht van het Parlement zichtbaar te maken in een nieuw regeringscentrum, ten koste van het oude.
Dus opnieuw dreigde sloop.
Maar daartegen kwam fel verzet van de bevolking van Den Haag.
Ferry Mingelen schreef ooit een mooi boekje over het Binnenhof en omgeving, waarin hij melding maakt van bouwtekeningen uit die tijd met daarop een kolossaal wit neoclassicistisch gebouw en zelfs een brug over de Hofvijver.
Ook toen werd de slechte staat van de gebouwen als extra argument gebruikt voor de sloopplannen.
En zo hadden we dus bijna ons eigen Witte Huis gehad.
Kortom, onderhoud is behoud en 5 jaar is lang, maar afgezet tegen 800 jaar geschiedenis valt het natuurlijk ook wel weer mee.
Bovendien willen we dat nog generaties schoolklassen, toeristen, Hagenezen en – vooruit – ook politici kunnen genieten van die unieke sfeer op het Binnenhof.
Een sfeer van macht op Nederlandse schaal, met een vleugje Hollandse huiselijkheid.
En laat dat na de verbouwing vooral zo blijven.
Ik wil het Haags Historisch Museum een groot compliment maken, omdat u tijdens de verbouwing zorgt dat het Binnenhof toch in beeld blijft.
Daarvoor ben ik u dankbaar als buurman, als inwoner van Den Haag, als historicus en als tijdelijk huurder van het Torentje.
En ik wens u natuurlijk graag veel bezoekers toe en weinig bouwstof of andere verbouwingsoverlast.
Dank u wel.