Vlaggenoverdracht maakt einde aan 20 jaar lang missies in Afghanistan
Met een ceremoniële vlaggenoverdracht is er vandaag een einde gekomen aan de Nederlandse bijdrage aan de missies in Afghanistan. De laatste militairen keren de komende dagen terug naar Nederland. Op Soesterberg werd met trots teruggekeken op de Nederlandse inzet. Toch zijn er ook zorgen over de toekomst.
Minister Ank Bijleveld-Schouten en Commandant der Strijdkrachten generaal Onno Eichelsheim droegen ieder een vlag over. De 1e hing van 2006 tot 2010 op Kamp Holland in Tarin Kowt. De 2e vlag wapperde sinds 2015 in kamp Marmal in Mazar-e-Sharif. Deze krijgen een plek in het Nationaal Militair Museum.
Ook minister Sigrid Kaag van Buitenlandse Zaken hield een toespraak. Dat was vanwege de zogeheten geïntegreerde benadering, waarbij militairen en diplomaten samenwerken.
Lege stoel
Tegen de 30.000 Nederlandse militairen waren goed voor rond de 40.000 uitzendingen. De mannen en vrouwen namen sinds 2002 deel aan verschillende missies in het land. 25 militairen sneuvelden. Speciaal voor hen werd tijdens de ceremonie een stoel leeg gehouden. Bijleveld stond uitgebreid stil bij de offers die zijn gebracht.
Minister Bijleveld: “Ik ben trots op onze militairen. Zij waren 100% trouw aan Nederland, hun kameraden en de opdracht die zij kregen. Die bereidheid om op te staan en te strijden voor iets dat groter is dan henzelf, die moeten wij koesteren. We kunnen niet zonder. Ik heb er diep respect voor. Beste militairen en veteranen: bedankt voor jullie inzet.”
De minister heeft wel gemengde gevoelens. “We zien de berichten over de oprukkende Taliban, het groeiende geweld, ook in de gebieden waar wij hebben gezeten. Er is veel bereikt, maar we moeten ook realistisch zijn: de resultaten zijn niet onomkeerbaar. De veiligheidssituatie is zorgelijk en het risico bestaat dat een deel van de vooruitgang verloren gaat. Hoe dan ook blijft de NAVO betrokken, mogelijk met bijvoorbeeld out of country training van de Afghaanse veiligheidsdiensten.”
Hart gestolen
De CDS putte uit zijn eigen ervaring. Eichelsheim diende 2 keer in Afghanistan. “Het land heeft mijn hart gestolen. Niet alleen vanwege de schoonheid en rauwheid, maar juist vanwege de mensen die vooruit willen, vrede wensen en daar zelf hard voor wilden werken. Ondanks die schoonheid was het vanuit Tarin Kowt en Kandahar bijna elke dag knokken met onze Apaches. Ervoor zorgen dat onze mannen en vrouwen op de grond zicht kregen op de Taliban, of ze helpen op het moment dat ze in de verdrukking kwamen.”
Eichelsheim roemt het teamwork dat hij ter plekke ervoer. “Elke dag weer en blij zijn als de collega’s weer veilig de poort binnen reden. Maar ook verdrietig als de gewonden, Afghaan of Nederlander, in het hospitaal moesten worden verzorgd, op 5 meter van ons operatiecentrum. Ik wilde aan het einde van mijn tours eigenlijk nooit weg, wilde blijven helpen, iets betekenen, bijdragen. Want dat deden we daar. Dag in dag uit.”
Kaag: “De afgelopen 20 jaar zijn fragiele maar belangrijke resultaten geboekt. We kwamen op voor de internationale rechtsorde, vrede en veiligheid en zijn we een langdurige relatie aangegaan met de Afghaanse bevolking. Een relatie die we 20 jaar later niet willen verbreken. Onze betrokkenheid bij Afghanistan gaat vandaag een nieuwe fase in.”