Toespraak door minister Dekker bij de in ontvangstneming van het rapport van de Commissie Joustra
Dames en heren,
Bijna iedereen in Nederland kent wel iemand die is geadopteerd. Zelf heb ik een neef en twee nichten die zijn geadopteerd. Zij leiden een ogenschijnlijk gewoon en gelukkig leven. En dat is altijd mijn referentiekader geweest bij het idee van adoptie. Op zich niet vreemd, aangezien de overgrote meerderheid van geadopteerden aangeeft blij te zijn te zijn geadopteerd.
Maar toen ik met meer geadopteerden sprak, kwam er een beeld naast te staan. Zij schetsten mij de keerzijde van adoptie. Want of je nu wel of niet blij bent geadopteerd te zijn, op een zekere leeftijd kunnen er prangende vragen opkomen. Wie zijn mijn biologische ouders? Waarom hebben zij mij afgestaan? Vragen die soms maar moeilijk beantwoord kunnen worden.
Met dit soort begrijpelijke verlangens van kinderen, naar het kennen van hun afkomst en identiteit, werd in het verleden niet of nauwelijks rekening gehouden. Adoptie uit het buitenland kwam destijds vooral voort uit ‘het goede willen doen’.
Op televisie zag men de vreselijke beelden van verweesde kinderen. Bijvoorbeeld uit een door oorlog verscheurd Vietnam. Of uit een door overstromingen getroffen Bangladesh. De leidende gedachte was een kansarm kind te redden en tegelijkertijd een vurige kinderwens te vervullen. Maak je je dan druk om vervalste papieren?
Het goed bedoelde, maar ook wat naïeve sentiment rondom adoptie in het verleden, is weliswaar een verklaring voor het handelen – of eigenlijk niet-handelen - van de overheid destijds. Maar het is géén rechtvaardiging.
Ik ben de commissie dankbaar voor de spiegel waarin de overheid zolang niet wilde kijken. Ook ben ik de geïnterviewden dankbaar dat zij hun verhaal wilden doen.
We weten nu wat voor impact de misstanden uit het verleden kunnen hebben op geadopteerden. Als je biologische moeder je moeder niet blijkt te zijn, je geboortedatum verzonnen of de adoptiereden een leugen, dan zakt de grond onder je voeten weg.
Al vanaf de jaren zestig kwamen adoptiemisstanden aan het licht, maar de Nederlandse overheid verzuimde om haar verantwoordelijkheid en verplichting na te komen. De overheid heeft niet gedaan wat er van haar mocht worden verwacht. Ze had een actievere rol moeten nemen om misstanden te voorkomen. En dat is een pijnlijke constatering.
Hiervoor zijn excuses op zijn plaats.
En die excuses bied ik de geadopteerden daarom vandaag namens het kabinet aan.
Ondersteuning van de overheid
Het kabinet neemt alle aanbevelingen uit het rapport over. Geadopteerden moeten nu kunnen rekenen op professionelere ondersteuning van de overheid. Zo komt er een onafhankelijk expertisecentrum dat hen helpt bij hun zoektocht naar hun afkomst. Ook kunnen zij daar terecht met vragen over DNA-onderzoek of voor laagdrempelige psychosociale hulp of juridische ondersteuning. Er rust een morele verantwoordelijkheid op de overheid om op dit vlak méér te doen.
Opschorting
Naast hulp aan geadopteerden in het nu, moeten we ook lessen trekken voor de toekomst. De commissie stelt terecht het systeem van interlandelijke adoptie ter discussie. Want als we nu niet leren van het verleden, wanneer dan wel?
We hebben te maken met kwetsbare elementen in het systeem, zoals de grote rol van private partijen en de grenzen van het mogelijke toezicht vanuit Nederland in verre landen. Landen met eigen standaarden en eigen instellingen.
Ik heb mijzelf de afgelopen tijd meerdere keren de vraag gesteld: steek ik mijn hand in het vuur voor de werkwijze van al die verschillende herkomstlanden?
En het antwoord daarop is nee, dat doe ik niet.
Want ondanks het feit dat er jaarlijks veel minder adopties plaatsvinden dan in het verleden – in 2019 waren het er nog maar 145 – er blijft te veel buiten ons zicht.
Ook al is er geen sprake meer van een wegkijken door de overheid; ook al is het toezicht op adoptieprocedures in de afgelopen jaren aangescherpt; het systeem is én blijft kwetsbaar.
Daarom moeten we ons herbezinnen op adopties uit het buitenland. Een nieuw kabinet zal uiteindelijk een definitief standpunt moeten innemen. Dat kost tijd. Maar tot die tijd schort ik het interlandelijk adoptiesysteem op.
Ik realiseer mij dat dit grote consequenties heeft voor mensen die al een procedure zijn gestart. Maar ook voor mensen die misschien al jaren overwegen te gaan adopteren en nu een onzekere tijd tegemoet gaan.
Wie al over een zogeheten beginseltoestemming beschikt mag de procedure nog afronden. Maar we geven voorlopig geen nieuwe toestemmingen meer af.
Ik besef dat dit voor sommige mensen pijnlijk is, maar laten we de reden van dit besluit niet uit het oog verliezen. Door op te schorten beschermen we kinderen en hun biologische ouders tegen mogelijke misstanden.
Afsluiting
Voordat ik overga tot beantwoording van uw vragen, wil ik nog één ding kwijt. De uitkomsten van het onderzoek zijn hard en raken vele mensen. Allereerst geadopteerden zelf, maar ook hun ouders – en mensen die nu bezig zijn met adoptie. Voor degenen die de misstanden al vermoedden zal het rapport vooral een bevestiging zijn. Maar voor wie zijn of haar adoptieverleden nooit een issue is geweest, breekt misschien wel een verwarrende tijd aan. Omdat zijzelf ineens onbeantwoorde vragen hebben of omdat hun omgeving ernaar vraagt.
Ik hoop dat het rapport, de excuses en de maatregelen helpen om op een gegeven moment rust te vinden. Zonder dat het onnodig dingen kapot maakt.
Ik hoop dat het bij elkaar de gewenste erkenning biedt.
En tot slot hoop ik dat het bijdraagt aan het vinden van een eigen identiteit. Zodat het heden van geadopteerden niet meer in het gisteren ligt, maar in het vandaag.