Toelichting van Wim Kuijken bij zijn rapportage ‘Kleine korrels, grote discussie’ over granuliet en het Besluit bodemkwaliteit
Vanaf 1 april heb ik op verzoek van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat de besluitvorming in de casus ‘granuliet’ onderzocht. In korte tijd heb ik, door het voeren van gesprekken en het lezen van documenten, een goed beeld gekregen van deze complexe zaak. Dat heeft geresulteerd in een rapport waarin ik feiten en bevindingen rapporteer, conclusies trek en aanbevelingen doe over de regelgeving.
Mijn onderzoek en de evaluatie Kwalibo
De casus moet gezien worden in het licht van het Besluit bodemkwaliteit en het zogenaamde Kwalibo-stelsel. Ik heb kennis kunnen nemen van de evaluatie van het Kwalibo-stelsel en die evaluatie betrokken bij deze rapportage. Er is een duidelijke samenloop tussen mijn bevindingen over de casus granuliet en de bevindingen uit de evaluatie. Ik doe aanbevelingen die bij een eventuele aanpassing van het stelsel en de regelgeving van belang zijn.
Betrokkenheid van belanghebbenden
Het onderzoek heeft mij inzicht gegeven in de leefwereld van belanghebbenden, betrokken burgers en bedrijven in relatie tot - in dit geval - het diepe plassenbeleid en de toepassing van het Besluit bodemkwaliteit bij het verondiepen van de diepe plassen. Hun belangen en invalshoeken verschillen. De overheid zou deze moeten overbruggen door heldere regelgeving, rechtsbescherming, overleg en transparant handelen.
Tijdens mijn onderzoek merkte ik emotie bij handhavers (RWS) die zich zorgen maken over het toepassen van materialen en stoffen in diepe plassen. Emotie was er ook bij de bodemintermediair/de producent GIB, die al jarenlang granuliet produceert en zich vanaf 2018 met willekeur voelde behandeld. Emotie merkte ik ook op bij burgers in de gemeente West Maas en Waal die zich zorgen maken over de natuur, het (rivier-)water in de diepe plas, hun achtertuin.
Besluitvormingsproces
In mijn onderzoek heb ik het interne discussie- en besluitvormingsproces binnen IenW gereconstrueerd. Daaruit blijkt dat dit proces langdurig was, geen goede aansturing kende en onduidelijkheden liet zien in rollen en verantwoordelijkheden. Ook was er intern een gebrekkige afstemming en communicatie. Een proces dat, wat mij betreft, geen schoonheidsprijs verdient.
Gedurende het interne besluitvormingsproces waren er contacten met de producent GIB en zijn vertegenwoordigers. De belangen van de producent waren, zo bleek uit de stukken, een factor in de besluitvorming. Maar deze gaven, zo blijkt uit mijn onderzoek, volgens de betrokkenen niet de doorslag bij de uiteindelijke beslissing van het ministerie om granuliet (zoals dat al vanaf 2008 het geval was) als grond te blijven beschouwen in de zin van het Bbk. De ongewijzigde omstandigheden waren bepalend.
Beoordelingsrichtlijnen
Verder heb ik de gang van zaken rond de relevante beoordelingsrichtlijnen (BRL-en) in kaart gebracht. Dit zijn normdocumenten die onder meer van belang zijn voor het verlenen van productcertificaten aan bodemintermediairs. Vanaf 2009 is granuliet onder werking van BRL 9321 voor grond gebracht nadat het Implementatieteam een besluit had genomen over granietzand. Vervolgens is er, door de certificerende instelling, een productcertificaat voor granuliet afgegeven. Dat is hun bevoegdheid. Dit gebeurde in het private deel van het Kwalibo-stelsel. Gedurende vele jaren was bekend dat er een probleem bestond met het normdocument en dat een aanpassing of een nieuwe BRL nodig was. Maar er gebeurde binnen het private deel van het stelsel weinig. De toezichthouders zagen geen reden om hierin te interveniëren. De overheid heeft zelf geen mogelijkheid om hierin het initiatief te nemen. Dit behoeft verbetering.
Nationale regie
Uit de gang van zaken rond BRL 9321 en de concept BRL 9344 leid ik af dat bij de stelselverantwoordelijkheid rond Kwalibo een nationale regie gemist wordt. De overheid is te ver af komen te staan van de private zelfregulering. Er is een ‘hoeder’ nodig van het nu ontheemde stelsel. Gesignaleerde knelpunten moeten worden opgelost.
De omvang van het grondverzet groeit, er zijn nieuwe stoffen, de balans privaat-publiek en nationaal-decentraal is naar mijn mening niet meer goed in evenwicht. Er is ruimte voor aanpassing. Ik doe daartoe concrete voorstellen.
Diepe plassen
Het diepe plassenbeleid is mijns inziens nu te veel gericht op het economische verdienmodel van verdiepen en verondiepen. Er moet meer aandacht zijn voor de ecologie. Voorts is er betere en transparante begeleiding nodig. Ik adviseer per project van het begin af aan (al voor de vergunningverlening door de provincie) een bestuurlijke stuurgroep in te stellen onder leiding van de betrokken provincie of gemeente met alle betrokkenen - publiek en privaat -. Dit met het oog op de begeleiding van het project en een ordelijke uitvoering, in goed contact met de direct betrokkenen in het gebied.