Toegankelijkheid hoger onderwijs onveranderd door Studievoorschot
De invoering van het studievoorschot in 2015 heeft geen grote veranderingen gebracht in de doorstroom naar het hoger onderwijs. De financiële toegankelijkheid van het hoger onderwijs is geborgd door het sociaal leenstelsel. De doorstroom vanuit havo en vwo is nagenoeg op hetzelfde niveau als voor de invoering van het studievoorschot. Dit blijkt uit onderzoek van ResearchNed dat minister Van Engelshoven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de Tweede Kamer heeft gezonden. De directe doorstroom van mbo naar hbo toont wel een daling, naar de oorzaken hiervan volgt een apart onderzoek.
Studenten zijn vaker gaan lenen en lenen gemiddeld een hoger bedrag. Dit was ook de verwachting bij de invoering van het nieuwe stelsel. Studenten met ouders die zelf geen hoger onderwijs hebben gevolgd, hebben meer aversie tegen het aangaan van een lening dan studenten met hoger opgeleide ouders. Leenaversie speelt echter voor beide groepen geen rol bij de keuze om te gaan studeren. Bij mbo-studenten die door willen studeren spelen leenaversie en de kosten van studeren vaker mee dan bij havo- en vwo-leerlingen. Er is al langer sprake van een daling in de doorstroom van mbo naar hbo, ook voor de invoering van het studievoorschot.
Het kabinet is een onderzoek gestart naar de dalende trend in de doorstroom van mbo naar hbo. Minister van Engelshoven: “We zien dat het stelsel over de breedte goed functioneert, maar de dalende doorstroom vanuit het mbo is een zorgpunt. Het nu lopende onderzoek moet aantonen in hoeverre het studievoorschot hier een oorzaak van is. Met de uitkomsten van het onderzoek kunnen we bekijken hoe we drempels die doorstroom tegen gaan kunnen wegnemen. Ik vind het van groot belang dat het hoger onderwijs ook toegankelijk is voor iedere mbo-student die kan en wil doorstuderen.” Dit onderzoek moet na de zomer klaar zijn.
Als uit dit onderzoek naar voren komt dat mbo-studenten te vaak vanwege de kosten van studeren niet aan een hbo-opleiding beginnen, is het aanpassen van de 1 februari-regeling een mogelijke oplossing. Nu is het zo dat je als student je ontvangen aanvullende beurs en de waarde van het studentenreisproduct niet hoeft terug te betalen als je in je eerste jaar voor 1 februari stopt. Door die datum verder naar achter te verschuiven in het eerste studiejaar, wordt de drempel om te beginnen aan een opleiding lager.
Het onderzoek van ResearchNed laat zien dat de algemene kennis over studiefinanciering laag is onder (aankomende) studenten en hun ouders. Een punt van zorg hierbij is dat sommige studenten geen aanvullende beurs aanvragen terwijl ze daar wel recht op hebben en dat ze niet goed op de hoogte zijn van de sociale terugbetaalvoorwaarden van de studielening. Het Centraal Planbureau gaat onderzoek doen naar het niet-gebruik van de aanvullende beurs om hier gerichter met voorlichting op te kunnen sturen.
Het studievoorschot werd per 1 september 2015 ingevoerd met als doel om meer te investeren in de kwaliteit van het hoger onderwijs. De basisbeurs in het hoger onderwijs werd afgeschaft, de aanvullende beurs voor studenten uit gezinnen met lagere inkomens verhoogd en de terugbetaalvoorwaarden werden socialer gemaakt. Met de vrijgekomen middelen verbeteren hoger onderwijsinstellingen de kwaliteit van het onderwijs aan studenten