Compensatie coronacrisis voor gemeenten
Gemeenten, provincies en waterschappen krijgen een eerste steunpakket van ruim 566 miljoen euro voor het overeind houden van dienstverlening richting hun inwoners. Dat hebben minister Ollongren van Binnenlandse Zaken, staatssecretaris Vijlbrief van Financiën en de medeoverheden met elkaar besproken. Lokale en regionale overheden hebben door het wegvallen van inkomsten en het uitvoeren van extra taken door de coronacrisis moeite hun dienstverlening op peil te houden.
Ollongren: ‘De coronacrisis heeft een enorme impact op alle Nederlanders. Het zijn gemeenten, provincies en waterschappen die het dichtst bij mensen staan in deze onzekere tijd. In dit pakket vergoeden we de kosten voor kinderopvang, lokale culturele voorzieningen als bibliotheken, muziekscholen, en zorgen we dat Sociale Werkbedrijven openblijven en de Jeugdzorg en Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) blijft doorlopen.’
Vijlbrief: ‘Dit zijn onzekere tijden voor mensen, bedrijven, maar ook lokale overheden. Lokale overheden hebben minder inkomsten en ook de economische crisis gaat – helaas – onvermijdelijk gevolgen hebben. Het is goed dat we extra middelen beschikbaar hebben gemaakt voor belangrijke voorzieningen, én dat de inkomsten van de lokale overheden vanuit het Rijk in 2020 en 2021 zijn vastgezet, en niet meer kunnen schommelen. Dat geeft zoveel mogelijk rust.’
Teruglopende inkomsten
Gemeenten, provincies en waterschappen voelen de financiële gevolgen van de coronacrisis. Zo komt er bij gemeenten nauwelijks toeristen- en parkeerbelasting binnen, omdat door de coronamaatregelen in de periode tot 1 juni weinig of zelfs geen bezoekers en toeristen kwamen. Met een bedrag van € 225 miljoen worden gemeenten hiervoor tegemoetgekomen.
De belangrijkste inkomstenbron voor gemeenten en provincies is het gemeente- en provinciefonds. De grootte hiervan wordt jaarlijks aangepast aan de uitgaven van het Rijk. Deze schommelingen zorgen zeker in deze onzekere tijden voor onrust. Daarom is in overleg met VNG en IPO besloten voor de jaren 2020 en 2021 uit te gaan van de uitgavenniveaus zoals deze vorige maand bij de Voorjaarsnota zijn afgesproken – dit voorkomt schommelingen en geeft gewenste zekerheid.
Dienstverlening op peil
In deze onzekere tijd is het extra belangrijk dat de dienstverlening door medeoverheden op peil blijft. Al eerder zijn gemeenten gecompenseerd voor onder andere het kwijtschelden van huur van sportverenigingen (€ 90 miljoen) en van het niet innen van het abonnementstarief in de Wmo (€ 18 miljoen). Daarbovenop worden gemeenten nu gecompenseerd voor bepaalde extra uitgaven in het sociaal domein, zoals jeugdzorg en Wmo, met een voorschot van € 144 miljoen. Voor de extra kosten die gemeenten hebben gemaakt om de noodopvang voor kinderen van ouders met een cruciaal beroep te organiseren, komt er compensatie van € 23 miljoen. Verder wordt de Rijksbijdrage Wet sociale werkvoorziening voor sociale werkbedrijven verhoogd met € 90 miljoen voor de periode 1 maart 2020 tot en met 1 juni 2020.
Om ondanks de maatregelen die genomen zijn om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, toch zoveel mogelijk mensen te vervoeren, vraagt het kabinet de OV-sector te blijven rijden. De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu is in gesprek met de provincies, de metropoolregio Rotterdam-Den Haag, de vervoerregio Amsterdam en de vervoerders over een beschikbaarheidsvergoeding om de extra kosten hiervoor te compenseren.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het in stand houden van openbare bibliotheken, muziekscholen, musea, filmhuizen en de lokale informatievoorziening. Het kabinet vindt het belangrijk dat inwoners hiervan gebruik kunnen blijven maken. Daarom komt er compensatie van € 84 miljoen.
Lange termijn
De komende tijd wordt gebruikt om samen met de medeoverheden een volledig beeld te krijgen van de financiële gevolgen op korte en lange termijn. Zo lopen er nog gesprekken over de veiligheidsregio’s en de GGD-en, buurthuizen en het doelgroepenvervoer. Daarnaast spelen de medeoverheden een belangrijke rol in de aanpassingen in de openbare ruimte aan de 1,5 meter afstandsregel.