Toespraak door minister Ferd Grapperhaus bij de herdenking van de Februaristaking, 25 februari 2020
Dames en heren,
Probeer u te verplaatsen naar de 25e februari 1941. De nazi-ideologie heeft bezit genomen van grote delen van Europa. Overal worden Joden vervolgd, onteigend, vermoord. Tot voorbij Midden-Europa regeren het recht van de sterkste, wreedheid en willekeur.
Velen zijn bang en kijken weg. Ze weten niet wat te doen en wat te vinden. Noties van beschaving, recht en menselijkheid dreigen te verworden tot zinloze abstracties uit een verleden dat met iedere misdaad verder weg lijkt.
Ook in ons land. Op de deuren van café’s borden met de tekst ‘Joden niet gewenscht’. In de voorgaande dagen hebben de eerste razzia’s op Nederlands grondgebied plaatsgevonden.
Heeft de bezetter gewonnen en is dit het nieuwe normaal? Mensen als Leendert Schijveschuurder, Hermanus Coenradi, Joseph Eijl, Eduard Hellendoorn en tienduizenden anderen geven op die 25e februari het antwoord. In naam van de Communistische Partij Nederland komen ze openlijk in verzet tegen de vervolging van hun Joodse medeburgers. De algemene staking breidt zich uit van Amsterdam naar de Zaanstreek, Haarlem, Velsen, Bussum, Weesp, Muiden, Utrecht en Hilversum. In die laatste plaats alleen al zouden die dag tienduizend mensen openlijk hebben gedemonstreerd.
Al die mensen maken op 25 februari 1941 een keuze. Een keuze die ver uitstijgt boven hun eigenbelang.
En wij, nu? Wij allen zien ons weleens gesteld voor gewetensvragen. Staan we dan op of laten we zaken passeren? Ik worstel vaak met die vraag. Zelfs vanuit mijn uiterst comfortabele positie met rugdekking van onze huidige rechtsstaat.
Schijveschuurder, Coenradi, Eijl en Hellendoorn hadden die rugdekking niet. Toch stonden ze op. Zij waren ook de eersten die daarvoor met hun leven moesten betalen. Evengoed is de Jodenvervolging doorgegaan. Maakt dat hun offer zinloos?
Geen sprake van. De betekenis van de Februaristaking valt niet te overschatten. In heel Europa is dit het enige massale protest tegen de Jodenvervolging door de nazi’s geweest. Temidden van verwording was het een krachtig signaal: ja, er is nog goedheid in de wereld. Deze gruwel accepteren wij niet.
Waar de Nederlandse overheidsinstanties het lieten afweten als hoeders van recht en veiligheid, sprongen burgers wel voor hun medeburgers in de bres. Met deze publieke bekommernis om het lot van de ander boden ze de hele wereld weer zicht op alles wat mensen, het leven en de wereld mooi maakt.
Ik voel dat als een opdracht. Er wordt van mij gelukkig niet de heldenmoed gevraagd die een man als Leendert Schijveschuurder toonde op 25 februari 1941. Want in onze rechtsstaat kun je opstaan tegen uitsluiting en willekeur. In onze rechtsstaat kun je opkomen voor de ander, voor medemenselijkheid, recht en rechtvaardigheid. Dat kan. Dat mag. Dat moet.
Dat moet. Ik hou mezelf dat iedere ochtend voor.
Dank u wel