Toespraak van minister Eric Wiebes over de Staat van de Economie 2020
Toespraak van minister Wiebes (EZK) tijdens de Staat van de Economie bij het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS) op 13 februari 2020 in Den Haag.
Klaas Knot, directeur van de Nederlandsche Bank, heeft een paar weken geleden onze economie een negen gegeven. Maar dan is het wel heel duidelijk dat Klaas Knot alleen ons economieproefwerk heeft nagekeken, want voor biologie zouden we vermoedelijk een veel minder mooi cijfer hebben gekregen. We hebben ons proefwerk biodiversiteit niet goed geleerd, de stikstofoverhoring is ook niet tot een succes gemaakt en voor klimaat hebben we een heel mooi werkstuk gemaakt, maar het is nog niet nagekeken. Economie een negen, maar er zijn wel wat dingen met de welvaart aan de hand.
De manier waarop we onze welvaart produceren, kunnen we niet nog twintig jaar voortzetten: stikstof, CO2 en noem maar op. Maar ook met de omvang van de welvaart is iets aan de hand.
Sinds 2001 is de welvaart met 25% toegenomen. Maar een heleboel mensen hebben daar in hun huishouden bijzonder weinig van gemerkt. Die welvaartsstijging is ergens heengegaan. Begin nou niet over de arbeidsinkomensquote of de ongelijkheid, want daar is het niet in gaan zitten. Mensen hebben het niet gemerkt, omdat de welvaartsstijging totaal is gaan zitten in zorg, in de oude dag – AOW en pensioenen – en in de aflossing van de staatsschuld. En voor de huishoudens bleef eigenlijk heel weinig over.
Die drie doelen zijn heel nuttig. Op welke partij jullie ook gestemd hebben, deze top drie zat er altijd in. Het zijn nuttige doelen, maar het huishouden is er niet wijzer van geworden.
Als we dat de komende jaren blijven doen, gaat het weer hetzelfde. De planners en de ramers verwachten dat we nu twee decennia tegemoet gaan met een groei van nauwelijks boven de één procent. Er wordt een ongekende toename verwacht als gevolg van de vergrijzing, van de kosten van de oude dag, de kosten van zorg en je mag defensie ook op het lijstje zetten. Al deze dingen samen, daar gaat onze totale welvaartsstijging in zitten. En dan hebben we nóg twee decennia waarin de welvaart toeneemt en de huishoudens er niets van merken.
Is dat erg? Economie gaat niet over geld, maar welvaart is de optelling van alle dingen die we met elkaar doen zonder dat we elkaar kennen. Het is een optelsom van alle inspanningen om hier een mooie samenleving van te maken.
Mensen zijn niet geïnteresseerd in economie, maar in koopkracht en daarvoor gaan ze naar het Malieveld. Wat ze wel interesseert, is dat ze er als gevolg van kosten voor bijvoorbeeld het klimaat, niet op achteruit gaat. Wat ze wel interesseert is dat we al die collectieve arrangementen nog kunnen blijven betalen. Dat interesseert mensen wel. En in die hoedanigheid is welvaart belangrijk.
We kunnen de economie best laten groeien. Jullie economen hebben goed werk gedaan. Jullie hebben tientallen rapporten over groei gepubliceerd. Als je die onderzoeken optelt, dan zouden we tot 2030 wel drie tot vijf procent economische groei kunnen hebben. 3 tot 5? Er is niemand hier die dat gelooft.
Ik denk ook niet dat dat realistisch is, want dan moeten we perfect worden en alles doen wat intelligente mensen voor ons verzonnen hebben. Maar ik heb vorig jaar bij de Staat van de Economie gezegd: zullen we nou eens streven naar halfje erbij? Dus we zitten in de raming op ruim 1% economische groei de komende twintig jaar – dat is waarschijnlijk fout, want het gaat over twintig jaar –, zullen we eens proberen een halfje erbij te doen. Niet 3 tot 5, maar een half erbij. Dat levert ons over twintig jaar honderd miljard extra inkomen op.
En dat zijn we gaan doen. We hebben een aantal economen gevraagd – ik heb er zelfs een Nobelprijswinnaar voor mogen interviewen– : wat moeten we daar zou voor doen om de welvaart te vergroten? Je kunt wel honderd dingen bedenken. Ongeveer alles is belangrijk voor welvaart, tot en met het verhogen van de dijken en de rechtsstaat. We hebben gevraagd: noem nou eens vijf dingen die het allerbelangrijkste zijn. Het zijn er zes geworden.
De algemene les van al die onderzoekers is: hou op al terreinen eens op met al die kleine, incrementele stapjes. Dat werkt niet meer. De enige manier om nog iets te doen, is een grote stap zetten. En de enige manier om nog iets te bereiken, is op al die terreinen tegelijk iets doen.
Jammer is, dat alle zes punten die eruit kwamen, oude bekenden waren. (…) Maar het zijn de dingen waarin we veel grotere stappen moeten maken, brutaler moeten zijn en durven.
Nou, daar komen ze.
- Het funderend onderwijs. Al vijftien jaar zakken we op de ladders. We weten wat de soorten oplossingen zijn, maar dat is wel heel griezelig.
- Het leven-lang-ontwikkelen, een onderwerp dat al tien jaar op de agenda staat. Waarbij je niet alle leerinspannnigen aan het begin van je leven doet, maar dat je het uitspreidt. Dat is helemaal niet raar. Als je een nieuwe dakkapel op je dak zet, hoef je die dertig jaar niet te onderhouden. Maar mensen zijn geen dakkapellen. Dus moeten zij hun leven lang zich blijven ontwikkelen. Dat weten we echt al lang, maar het is moeilijk daar iets aan te doen.
- Participatie. Ik lees vaak: in participatie zit niet zoveel rek. Hoezo? Van de vrouwen die hier afstuderen, en die hun eerste baan krijgen, gaat al de helft in deeltijd werken. Willen ze dat echt? Dat weten ze eigenlijk niet, maar iedereen doet het. Wij zijn wereldkampioen deeltijd. Wat ooit een oplossing was op de arbeidsmarkt, is nu een probleem op de arbeidsmarkt. Mensen zeggen in interviews dat ze best graag meer willen werken, maar ja, dat gelazer in die kinderfase, ingewikkeld, toeslagen, hartstikke duur… Wij zijn de enige ter wereld die zo’n systeem hebben.
- Research and development. Onderzoek en ontwikkeling. Dertig jaar al roepen we dat we er eigenlijk te weinig geld aan besteden. Dat doen we ook. Alle toplanden met groeiende economieën besteden er veel meer geld aan.
- Infrastructuur weten we ook allemaal.
- En dat we op allerlei manieren transities moeten doormaken zoals met klimaat, de agrarische sector, en stikstof. Dat al die transities met elkaar te maken hebben, wordt ook steeds helderder.
Maar er is één nadeel aan deze zes. Het kost geld. Het kost ook overheidsgeld. Het bedrijfsleven gaat dit niet allemaal doen. Dat is misschien de onaangename conclusie voor mij: er is meer overheidsregie nodig, maar er moeten ook meer publieke middelen in.
Een daarom zijn we gekomen met een investeringsfonds. We denken aan vijftig tot honderd miljard over een periode van twintig tot dertig jaar. In deze kabinetsperiode willen we daar al enige miljarden voor vrijmaken om met echt goede voorstellen op deze zes terreinen aan de gang te gaan.
En dat is nodig. Dat is interessant voor overheden, die van alles moeten doen wat ze vroeger minder intensief deden. Maar het is ook heel interessant als je hier economie studeert, want het doet ertoe: op het Malieveld, in de Trêveszaal, in de samenleving, in het bedrijfsleven. Dit is de taak die wij hebben in de komende decennia: een halfje erbij, zes dingen.