Minister Van Engelshoven presenteert de Strategische agenda hoger onderwijs en onderzoek

Minister Van Engelshoven presenteert de Strategische agenda hoger onderwijs en onderzoek

MINISTER VAN ENGELSHOVEN: Beste studenten, docenten onderzoekers, bestuurders, en ieder ander die hier is die het hoger onderwijs een warm hart toedraagt.
Goed dat u er bent. Dank ook aan alle eerdere sprekers.
Ik wil vandaag graag beginnen met een compliment aan u allemaal.
Ons hoger onderwijs presteert buitengewoon goed.
En dat doet dat dankzij u.
Onze opleidingen, onze onderzoekers, onze docenten zijn van wereldklasse.
De openheid en toegankelijkheid van het Nederlandse systeem worden wereldwijd geprezen.
En rapporten en ranglijsten vertellen ons jaar na jaar dat we onze euro's opmerkelijk effectief uitgeven.
Twee weken geleden was ik op werkbezoek in Zweden en daar werd mij gevraagd: Wat is dat toch, hoe doen jullie dat nou dat succes van het Nederlandse hoger onderwijs?
De eerlijkheid gebood mij om op dat moment te zeggen dat we in een spannend hoofdstuk zitten van dat succesverhaal.
Want het gaat zo goed met het hoger onderwijs dat het piept en kraakt.
Bij studenten, die steeds meer druk ervaren.
Bij docenten en onderzoekers, die soms schapen met vijf poten moeten zijn.
En bij instellingen, die soms worstelen met de studentenaantallen.
Dat is zo niet langer vol te houden.
En het laatste wat we willen, is dat we ten onder gaan aan ons eigen succes.
Hoogwaardig onderwijs vraagt intensief onderhoud.
We zien dat ook in de zorg, bij de pensioenen en de manier waarop we voortdurend moeten werken aan de duurzaamheid van onze democratie.
De langdurige houdbaarheid van publieke voorzieningen staat hoog op de Haagse agenda.
Daarmee bereiden we ons steeds opnieuw voor op de toekomst.
Dat kleurt ook mijn denken en handelen, iedere dag weer.
Willen we ons excellente en toegankelijke hoger onderwijs behouden dan is het nu niet de tijd voor een lading nieuwe ideeën uit Den Haag.
Wat dat betreft, is het rapport van de commissie-Dijsselbloem ook vandaag nog een heel wijze les.
Daar waar het kan, kies ik dan ook voor ruimte in plaats van regels.
Liever samenwerken op basis van vertrouwen dan controle.
Ik ben ervan overtuigd dat dit het beste is voor student, docent en onderzoeker.
Laat studenten de ruimte hebben om hun eigen pad te vinden en dat hoeft niet altijd een rechte lijn te zijn.
Laat docenten zich vrij voelen om te experimenteren met innovaties in het onderwijs.
En laten we zorgen dat onderzoekers er niet alleen voor blijven staan in aanvraag- en publicatiedruk.
Daarmee zetten we, volgens mij, de lijn voort die we met de sectorakkoorden in 2018 hebben ingezet.
Ik gaf daar destijds ook al aan, net als nu dat het krijgen van ruimte en vertrouwen niet gelijk staat aan vrijblijvendheid.
Er komt wel degelijk ook een verplichting bij kijken.
Een verplichting aan jezelf als professional een verplichting richting collega-instellingen richting ministerie, richting samenleving.
Maar vooral een verplichting richting studenten, docenten en onderzoekers.
Want bij ruimte krijgen hoort ook verantwoording afleggen.
En wil je vertrouwen genieten, dan laat je zien dat je je verantwoordelijkheid pakt.
Inmiddels twee jaar later, nu eind 2019, zie ik dat dat lijkt te werken.
U kent de twee meest recente bewijzen.
Halverwege vorige maand bijvoorbeeld. Ik nam het voorstel in ontvangst voor een nieuwe manier van erkennen en waarderen in de wetenschap.
Een document waarin de academische wereld zelf een richtlijn opstelt voor de waardering van het wetenschappelijk presteren.
Wetenschappers niet alleen waarderen op wetenschappelijke prestaties maar ook voor excellentie in onderwijs, impact en leiderschap.
En dat is een unicum.
Enkele weken eerder kon ik heel Nederland laten zien dat de studievoorschotmiddelen daadwerkelijk leiden tot hogere kwaliteit in het onderwijs.
Studenten, docenten en bestuurders maakten samen plannen waardoor er bijvoorbeeld ruimte is voor betere begeleiding, kleinere werkgroepen en meer studiewerkplekken.
Hoe de kwaliteit verbetert, verschilt per instelling.
Dat het gebeurt, is wat telt.
Ondanks dit bewijs dat ruimte geven werkt weet ik ook dat er knelpunten in ons systeem zitten.
Daar moet de politiek soms grenzen stellen.
Neem de discussie over het Engels.
Daar is meer behoefte aan sturing om de juiste balans te vinden tussen het belang van internationalisering enerzijds en het gebruik en behoud van de Nederlandse taal anderzijds.
Zo zijn er meer terreinen waarin u mij vraagt om aan de knoppen te draaien.
Om het piepen en kraken van het stelsel te verstommen. Op z'n minst.
Daarom deze Strategische Agenda.
Met naast ruimte en vertrouwen ook een oproep om samenwerking in plaats van concurrentie.
Een lijn die ook de SER onderschreef in zijn recente rapport.
We zien al vanaf halverwege de jaren 80 de groeiende onderlinge competitie tussen universiteiten en tussen hogescholen.
Het systeem kreeg prikkels die daartoe hebben aangezet.
Neem de strijd om zo veel mogelijk studenten.
Financiering die is verbonden aan inschrijvingen en diploma's blijft tot vandaag de dag concurrentie in de hand werken.
In het boek dat vorig jaar verscheen ter gelegenheid van 100 jaar OCW werd dat treffend omschreven.
In een wereld vol concurrenten is sturen op omvang een veilige koers, las ik daarin.
Of het nu gaat om aantallen studenten of publicaties in die wereld vol concurrenten staat je eigen overleven voorop niet dat van het collectief.
De Maastrichtse rector, Rianne Letschert, formuleerde dit nog iets scherper door te zeggen dat op dit moment een zekere vorm van wetenschappelijk egoïsme loont.
Mijn omschrijving van het probleem is vergelijkbaar: de solist zet nu de toon.
En als we niks veranderen, blijft hij gedwongen om dat te blijven doen.
Zo is het bijvoorbeeld ronduit onverstandig dat we van wetenschappers en hun werkgevers blijven vragen om in álles uit te blinken.
Dan doen we de individuele onderzoeker, instelling en de diversiteit in de academische gemeenschap tekort.
Tot hier en niet verder, zou ik dan ook willen zeggen.
Want zelfs de allerbeste solist gaat onder te hoge druk valse noten spelen.
Zoals er destijds redenen waren om te kiezen voor het pad van competitie, rendement en individueel presteren is die tijdgeest na bijna drie, vier decennia wel veranderd.
De wil om te winnen, om de beste te willen zijn, dat blijft heel gezond.
Maar een overdaad aan competitie werkt destructief.
Een onderwijssector die op z'n toppen wil presteren moet juist sturen op kwaliteit en samenwerking.
Beste mensen, in alle gesprekken die ik voer met studenten, docenten, onderzoekers en bestuurders merk ik dat de grens van het systeem is bereikt.
In mijn Strategische Agenda leest u dan ook dat ik de studentgebonden bekostiging wil aanpassen.
Dat ik het onderwijs de waardering wil geven die het verdient bijvoorbeeld met een Onderwijsprijs van 2,5 miljoen per jaar.
Dat ik de werkdruk voor docenten wil verkleinen.
En uiteraard zet ik het student-succes centraal met aandacht voor welzijn en een teveel aan stress.
Zo sluit deze Strategische Agenda aan bij de toekomstrichtingen waar al hard aan wordt gewerkt door u allen.
En niet te vergeten, zo vergroot deze Agenda ook uw ruimte.
Ruimte voor de student om zich te ontwikkelen.
Ruimte voor docenten om nog beter onderwijs te geven.
En ruimte voor instellingen om de keuzes te maken die bij hún prioriteiten passen.
Ik hoop dan ook dat u, zoals u eerder bewezen heeft, ruimte blijft pakken en blijft bewijzen dat u het vertrouwen verdient.
Zo mag u erop vertrouwen dat ik op zoek ga naar mijn ruimte om in het onderwijs te blijven investeren.
Onze premier trok in dat licht onlangs een aardige parallel bij de Algemene Politieke Beschouwingen in de Eerste Kamer.
Hij refereerde daar aan de NAVO-doelstellingen voor Defensie.
Hij zei: Daar moeten we zicht op houden.
En dat geldt dus ook, zei hij, voor de Lissabon-doelstellingen.
We zitten nu rond de 2 procent, de doelstelling voor 2020 is 2,5 procent.
Daar zit dus nog ruimte voor investeringen.
En ik ga mijn uiterste best doen om die ruimte te vinden.
Beste mensen, aan het begin van mijn verhaal vertelde ik u over mijn bezoek aan Zweden, twee weken geleden.
Ik vertelde u dat Zweden graag wil leren van ons succes.
Uiteraard bracht het bezoek mij ook inzicht en niet alleen in het Zweedse hoger onderwijs.
Ze vertelden me in Stockholm dat de Zweden een woord hebben voor een fenomeen waar geen enkel ander volk in de wereld een woord voor heeft.
Dat woord is: mångata.
Het zei mij ook weinig, dus ik help u even.
Stelt u zich voor een groot, uitgestrekt meer.
Een meer gevuld met kalm water.
Vanuit hoog in de hemel schijnt de maan haar licht in de nacht, over dat kalme water.
Kijk je vanaf de oever in de verte dan lijkt het alsof zich over het meer heen een lange, rechte weg uitstrekt.
Dat is mångata. Uitzicht. Perspectief.
Een basisvoorwaarde om het beste uit jezelf te halen.
Deze Strategische Agenda draagt daaraan bij.
En met deze Agenda zetten we de eerste stap op de weg die voor ons ligt en maken we het hoger onderwijs houdbaar voor de toekomst.
Dank u wel.