Toespraak van minister Van Engelshoven bij de lancering van de Strategische Agenda
Toespraak van minister Van Engelshoven bij de lancering van de Strategische Agenda, op 2 december 2019, te Utrecht
[Het gesproken woord geldt!]
Beste studenten, docenten, onderzoekers, bestuurders, en iedereen die het hoger onderwijs lief is,
Goed dat u er bent. Dank ook aan de eerdere sprekers. Ik begin vandaag met een compliment aan u allemaal.
Ons hoger onderwijs presteert buitengewoon goed. Dankzij u.
Opleidingen, onderzoekers en docenten zijn van wereldklasse. De openheid en toegankelijkheid van het Nederlandse systeem worden wereldwijd geprezen. En rapporten en ranglijsten vertellen ons jaar na jaar dat we onze euro’s opmerkelijk effectief uitgeven.
Twee weken geleden was ik op werkbezoek in Zweden – en daar werd mij dan ook gevraagd naar het succes van het Nederlandse hoger onderwijs. Eerlijkheid gebood mij om te zeggen dat we momenteel in een spannend hoofdstuk zitten van dit succesverhaal.
Het gaat zo goed met het hoger onderwijs dat het piept en kraakt:
- bij studenten, die steeds meer druk ervaren;
- bij docenten en onderzoekers, die soms schapen met vijf poten zijn,
- en bij instellingen, die soms worstelen met de aantallen studenten.
Hoogwaardig onderwijs vraagt intensief onderhoud
Dat is niet langer houdbaar. En het laatste wat we willen, is ten onder gaan aan ons eigen succes. Hoogwaardig onderwijs vraagt intensief onderhoud.
We zien het ook in de zorg, bij de pensioenen, of de manier waarop we voortdurend werken aan de duurzaamheid van onze democratie. De langdurige houdbaarheid van publieke voorzieningen staat in politiek Den Haag hoog op de agenda. Daarmee bereiden we ons steeds opnieuw voor op de toekomst.
Dat besef kleurt ook mijn denken en handelen, iedere dag.
Willen we ons excellente en toegankelijke hoger onderwijs behouden, dan is het nu niet de tijd voor een lading nieuwe ideeën vanuit ‘Den Haag’. [Wat dat betreft is het rapport van de commissie Dijsselbloem ook vandaag nog een wijze les].
Liever samenwerken op basis van vertrouwen, dan controle
Daar waar het kan, kies ik dan ook voor ruimte in plaats van regels. Liever samenwerken op basis van vertrouwen, dan controle.
Ik ben er van overtuigd dat dit het beste is voor student, docent en onderzoeker:
- laat studenten de ruimte hebben om hun eigen pad te vinden, en dat hoeft lang niet altijd een rechte lijn te zijn,
- laat docenten zich vrij voelen om te experimenteren met innovaties in het onderwijs,
- en laten we zorgen dat onderzoekers er niet alleen voor staan, in aanvraag- en publicatiedruk.
Daarmee zetten we de lijn voort die we met de sectorakkoorden in 2018 hebben ingezet.
Ik gaf daar destijds ook al aan – net als nu – dat het krijgen van ruimte en vertrouwen niet gelijk staat aan vrijblijvendheid. Er komt wel degelijk een verplichting bij kijken. Een verplichting aan jezelf, als professional, een verplichting richting collega-instellingen, richting ministerie, richting samenleving,
maar vooral aan studenten, docenten en onderzoekers.
Want, bij ruimte krijgen hoort verantwoording afleggen. En wil je vertrouwen genieten dan laat je zien dat je verantwoordelijkheid pakt.
Inmiddels twee jaar later, eind 2019, zie ik dat het lijkt te werken. U kent de twee meest recente bewijzen. Halverwege vorige maand bijvoorbeeld. Ik nam het voorstel in ontvangst voor een nieuwe manier van erkennen en waarderen in de wetenschap.
Een document waarin de academische wereld zélf een richtlijn opstelt voor de waardering van het wetenschappelijk presteren. Wetenschappers niet alleen waarderen op wetenschappelijke prestaties, maar ook voor excellentie in onderwijs, impact en leiderschap.
Een unicum.
Hoe de kwaliteit verbetert verschilt per instelling. Dát het gebeurt, is wat telt
Enkele weken eerder kon heel Nederland zien dat de studievoorschotmiddelen daadwerkelijk leiden tot hogere kwaliteit van onderwijs. Studenten, docenten en bestuurders maakten samen plannen, waardoor er bijvoorbeeld ruimte is voor betere begeleiding, kleinere werkgroepen en meer studiewerkplekken.
Hoe de kwaliteit verbetert verschilt per instelling. Dát het gebeurt, is wat telt.
Ondanks dit bewijs dat ruimte geven werkt, weet ik ook dat er knelpunten in ons systeem zitten. Daar moet de politiek de grenzen stellen. Neem de discussie over het Engels. Daar is meer behoefte aan sturing om de juiste balans te vinden, tussen het belang van internationalisering en het gebruik van de Nederlandse taal.
Zo zijn er meer terreinen waarop u naar mij kijkt om aan de knoppen te draaien. Om het piepen en kraken van het stelsel te verstommen. Op z’n minst.
Daarom deze Strategische Agenda.
Met naast ruimte en vertrouwen ook een oproep om samenwerking, in plaats van concurrentie. [Een lijn die ook de SER van harte onderschrijft].
We zien al vanaf halverwege jaren ’80 de groeiende onderlinge competitie tussen universiteiten en tussen hogescholen. Het systeem kreeg prikkels die daartoe aanzetten. Neem de strijd om zoveel mogelijk studenten. Financering die is verbonden aan inschrijvingen en diploma’s blijft tot vandaag de dag concurrentie in de hand werken.
In het boek dat vorig jaar verscheen ter gelegenheid van 100 jaar OCW, wordt dit treffend omschreven:
“In een wereld vol concurrenten is sturen op omvang een veilige koers” [1], las ik daar in. Of het nu gaat om aantallen studenten of publicaties: in die wereld vol concurrenten staat je eigen overleven voorop; niet dat van het collectief.
De Maastrichtse rector [Rianne Letschert] formuleerde dit nog iets scherper, door te zeggen dat op dit moment een zekere vorm van wetenschappelijk egoïsme loont.
Mijn omschrijving van het probleem is vergelijkbaar: de solist zet nu de toon.
En als we niks veranderen, wordt hij of zij er toe gedwongen dat te blijven doen.
[1] Pieter Slaman, 2018, p. 261
Tot hier en niet verder
Zo is het bijvoorbeeld ronduit onverstandig dat we van wetenschappers en hun werkgevers blijven vragen om in álles uit te blinken. Dan doen we individuele onderzoeker, instelling, én de diversiteit in de academische gemeenschap tekort.
Tot hier en niet verder – zou ik dan ook willen zeggen. Want zelfs de allerbeste solist gaat onder te hoge druk valse noten spelen.
Zoals er destijds redenen waren om te kiezen voor het pad van competitie, rendement, en individueel presteren, is die tijdgeest na drie, bijna vier decennia, veranderd.
De wil om te winnen, [de beste willen zijn], dat blijft gezond. Maar een overdaad aan competitie werkt destructief. Een onderwijssector die op z’n toppen wil presteren, moet juist sturen op kwaliteit en samenwerking.
Beste mensen,
In nagenoeg alle gesprekken die ik voer, met studenten, docenten, onderzoekers en bestuurders, merk ik dat de grens van het systeem is bereikt.
In mijn Strategische Agenda leest u dan ook dat ik: de student-gebonden bekostiging wil aanpassen, het onderwijs de waardering geef die het verdient, met een Onderwijsprijs van 2½ miljoen euro, de werkdruk voor docenten wil verkleinen, en uiteraard zet ik het student-succes centraal, met aandacht voor welzijn en het teveel aan stress.
Zo sluit deze Strategische Agenda aan bij de toekomstrichtingen waar al hard aan wordt gewerkt door docenten, bestuurders en studenten.
En niet te vergeten, zo vergroot deze Agenda uw ruimte:
- ruimte voor de student om zich te ontwikkelen,
- ruimte voor docenten om nog beter onderwijs te geven,
- en ruimte voor instellingen om keuzes te maken die bij hún prioriteiten passen.
Ik hoop dan ook dat u, zoals u eerder heeft bewezen, ruimte blijft pakken en blijft bewijzen dat u het vertrouwen verdient.
Daar zit dus nog ruimte voor investeringen
Zo mag ú er op vertrouwen dat ik zoek naar mijn ruimte, om in het onderwijs te blijven investeren.
Onze premier trok in dit licht een aardige parallel, bij de algemene politieke beschouwingen in de Eerste Kamer. Hij refereerde aan de NAVO-doelstellingen voor Defensie. Daar willen we zicht op houden. En dat geldt dus óók voor de Lissabon-doelstellingen. We zitten nu rond de 2%, de doelstelling voor 2020 is 2,5%. Daar zit dus nog ruimte voor investeringen.
En ik zal m’n uiterste best doen om die ruimte te vinden.
Beste mensen,
Aan het begin van mijn verhaal vertelde ik u over mijn bezoek aan Zweden, twee weken geleden. Ik vertelde dat de Zweden graag wilden leren van ons succes.
Uiteraard bracht het bezoek mij ook inzicht, en niet alleen in het Zweedse hoger onderwijs. Ze vertelden me in Stockholm dat de Zweden een woord hebben voor een fenomeen waar geen enkel ander volk ter wereld een woord voor heeft:
[Dat woord is…] ‘mångata’.
Het zei mij ook weinig, dus ik help u even. Stelt u zich een groot, uitgestrekt, meer voor. Een meer gevuld met kalm water. Vanuit hoog in de hemel schijnt de maan haar licht, in de nacht, over dat kalme water.
Kijk je vanaf de oever in de verte, dan lijkt het alsof zich over het meer heen, een lange, rechte weg uitstrekt. Dat is ‘mångata’.
Uitzicht. Perspectief. Een basisvoorwaarde om het beste uit jezelf te halen.
Deze Strategische Agenda draagt daar aan bij. En met deze Agenda zetten we een eerste stap op de weg die voor ons ligt, en maken we het hoger onderwijs houdbaar voor de toekomst.
Dank u wel.