Organisaties hadden te weinig grip op Philip O.
Betrokken organisaties hebben de mogelijkheden die ze hadden om Philip O. te straffen en behandelen onvoldoende benut. Dat staat in het kritische rapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJ&V) dat minister Dekker voor Rechtsbescherming en staatssecretaris Blokhuis van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vandaag, mede namens minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid, aan de Tweede Kamer sturen. Minister Dekker neemt de aanbevelingen van de inspectie over.
“In de ruim tien jaar dat organisaties Philip O. in beeld hadden, hebben betrokken organisaties onvoldoende gehandeld, zowel in het straf- als zorgtraject. In die periode kon O. verder ontsporen en daarvan is Joost Wolters het slachtoffer geworden. Dat is uitermate tragisch. Mijn gedachten gaan uit naar de nabestaanden.”
aldus minister Dekker.
Inspectierapport
Op 27 juli 2017 vond er een dodelijk steekincident plaats in de Amsterdamse metro. Hierbij werd een willekeurig slachtoffer doodgestoken door Philip O. O. verbleef toen met een gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis (AMC). De Inspectie Gezondheid en Jeugd (IGJ) heeft hier eerder onderzoek naar gedaan en ‘ernstige knelpunten’ in de geboden zorg geconstateerd. Het AMC heeft een aantal verbetermaatregelen doorgevoerd. De IJ&V heeft onderzoek gedaan naar het justitiële traject van O. Het rapport laat zien dat er op cruciale momenten onvoldoende is doorgepakt door de betrokken organisaties en daarmee mogelijkheden om grip te krijgen op O. onvoldoende zijn benut.
Zo kreeg O. bijvoorbeeld in 2006 een behandelmaatregel voor jeugdigen opgelegd, maar onderging deze niet. In plaats daarvan vertrok O. naar het buitenland. Signalering in de opsporingssystemen, zodat O. kon worden opgepakt, bleef achterwege. Ook op een later moment toen O. weer met justitie in aanraking kwam, werd de opgelegde maatregel niet alsnog uitgevoerd. Een ander voorbeeld is dat op het moment dat O. jaren later voorwaardelijk in vrijheid werd gesteld, de opgelegde bijzondere voorwaarden niet waren ingevuld.
Dekker:
“Ruim tien jaar lang heeft O. gezworven; tussen straf en zorg, en tussen verschillende hulpinstellingen. Te vaak waren organisaties vooral gericht op hun eigen werkterrein, op hun eigen verantwoordelijkheid. De samenleving verwacht dat alles op alles wordt gezet door al deze instanties om de maatschappij te beschermen. Dat is terecht. De betrokken organisaties doen er alles aan om herhaling zo veel mogelijk uit te sluiten.”
Maatregelen
De door de inspectie gesignaleerde knelpunten zijn eerder onderkend. Daartoe zijn de afgelopen tijd maatregelen genomen. Daarbij is de nadruk meer op veiligheid en risicobeheersing komen te liggen, en op betere samenhang tussen straf en zorgtrajecten. Drie omvangrijke wettelijke hervormingen gaan professionals helpen om meer grip en zicht te krijgen op deze personen. De nadruk ligt hierbij op een snelle en zekere uitvoering van opgelegde straffen. In de kern gaat het om een beter beeld, zorgvuldigere toetsing en helderder regie.
Beter beeld
Ten eerste de herziening van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen; de Wet USB. Die wet zorgt ervoor dat informatie over het uitvoeren van een straf volledig en betrouwbaar beschikbaar komt voor de professionals van OM, politie en reclassering, ook voor hun contacten met de zorg. Er wordt daarbij niet langer gekeken naar een zaak, maar naar de persoon en alles wat die op zijn kerfstok heeft. Een openstaande straf blijft zo niet onopgemerkt.
Zorgvuldigere toetsing
Ten tweede het wetsvoorstel straffen en beschermen. Dit voorstel herziet hoe een gevangenisstraf wordt uitgevoerd. De periode in detentie en de voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) worden meer in samenhang gezien. Zo zal bewuster worden gekeken naar risico’s voor de samenleving, het gedrag van de veroordeelde en naar de belangen van slachtoffers. Als er risico’s zijn, volgen strikte voorwaarden of wordt geen v.i. verleend.
Helderder regie
Ten derde de regeling gedwongen zorg. De wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en de Wet forensische zorg (Wfz) regelen een duidelijke verdeling van verantwoordelijkheden en leggen verbindingen tussen justitie en zorg. Helder is dat het OM verantwoordelijk is voor het proces en de geneesheer-directeur gaat over de zorg. Bovendien krijgt de strafrechter de mogelijkheid een zorgmachtiging op grond van de Wvggz op te leggen. Daardoor kan snel en bewust worden gekozen voor straf, zorg of een combinatie van beide.
Dekker:
“Deze nieuwe mogelijkheden moeten alle betrokkenen beter in staat stellen om te handelen en daarmee de maatschappij beter te beschermen. Ik weet dat een sleutel tot verandering ook zit in een goede en snelle invoering en uitvoering van deze veranderingen. Daar zie ik scherp op toe.”