Toespraak van minister De Jonge bij de viering van Nationale Heldendag 2019

Op donderdag 7 november 2019 sprak minister De Jonge bij de viering van Nationale Heldendag in Den Haag.

Beste mensen,

Vandaag zijn we hier om Nationale Heldendag te vieren. Een moment om de bijzonderste mensen van ons land in het zonnetje te zetten. Omdat ze onbaatzuchtig een hand naar een ander uitstaken. Soms niet eens hoefden na te denken over de vraag of ze hun naasten – of complete onbekenden - te hulp moesten schieten. Mensen die de nood van een ander als vanzelf zwaarder vonden wegen dan hun eigen belangen, hun eigen veiligheid zelfs.

Als we het over helden hebben, dan schiet ons allemaal wel iemand te binnen. Die leraar, die je liet inzien waar je talenten lagen. De politie, brandweerman of ambulancemedewerker, die in vaak lastige omstandigheden zijn werk moet doen. Of de mensen waar ik vannacht op bezoek was - de mensen in de jeugdzorg - die het verschil maken in het leven van kinderen die op ze rekenen. Of de man die elke dag even bij zijn oudere buurvrouw binnenloopt om de krant te brengen en koffie te zetten.

Of we noemen de helden die we op tv zien, Ireen Wust, Bibian Mentel, de oranje leeuwinnen. Onze veteranen. De verzetshelden van 75 jaar geleden, die in stilte opstonden tegen de Duitsers. Stuk voor stuk verdienen zij alle lof en eer.

Er dan zijn er nog de mensen voor wie standbeelden zijn opgericht. Zeevaarders die nieuwe landen ontdekten. Of topsporters, die jaar na jaar de Tour de France wonnen, geen moment leken af te zien op de Col du Tourmalet, de Col d’Izoard of de Col du Galibier. Die met stalen koppen ongenaakbaar naar de top reden. 

Helden over wie we verhalen vertellen en lezen. Aan wie we ons zouden willen spiegelen. Die we soms zo groot hebben gemaakt, dat ze bijna als vanzelf van het voetstuk af vallen. Sommige topsporters bleken niet zo makkelijk de berg op te fietsen omdat ze van superheld waren gemaakt, maar omdat ze dagelijks wat verboden chemicaliën aan hun ontbijt toevoegden. Grote helden kunnen ook enorm aan inflatie lijden, wil ik maar zeggen.

Maar vandaag eren we niet zulke helden. We eren vandaag helden gemaakt van mens. Zúlke helden herken je niet altijd aan hun uniform, en ze verschijnen ook niet op tv. Maar ze zijn er wel degelijk. En het mooie is, zúlke helden zijn de enige helden wiens daden nauwelijks aan inflatie onderhevig zijn, die niet door de geschiedenis ingehaald worden.

U hoorde net over Melvin Mulder, Henkjan Strieker en de Rob Geurtsen, die bij de Amsterdamse Groenburgwal de gracht insprongen om de inzittenden van een te water geraakte auto te bevrijden. En vandaag hoorden u ook over de broers Bjorn en Yannick van der Putten, en hun stiefvader, Marcel Eijkhout, zij zijn zojuist voor hun onbaatzuchtige inzet onderscheiden.

Samen met Joop Weeren, die hier vandaag ook is, wisten zij een brand in de keuken van de buren te blussen. De broers Van der Putten door de tuinslang op de brand te zetten, Joop Weeren deed dat door naar binnen te gaan en de gaskraan dicht te draaien.

Op het moment dat de brandweer er was, kon de inwoner van het vol rook staande huis veilig naar buiten worden gebracht. U allen heeft waarschijnlijk geen moment nagedacht over uw eigen veiligheid toen u in de bres sprong voor het leven van een ander. Dat maakt u elk tot een held. En vandaag eren we niet alleen de gebroeders Van der Putten en de heer Eijkhout. Ook uw daad, meneer Weeren, is niet onopgemerkt gebleven.

Meneer Weeren, wilt u even bij me komen staan.

Het heeft Zijne Majesteit de Koning behaagt u de erepenning voor Menslievend Hulpbetoon in brons te verlenen. Ik zal u nu de bijbehorende versierselen opspelden.