Toespraak door minister Van Engelshoven bij de uitreiking van de Prix de Rome

Toespraak door minister Van Engelshoven bij de uitreiking van de Prix de Rome, op 31 oktober 2019, te Amsterdam

Majesteit,

beste genomineerden,

vrienden, familie,

Kunst mag er zijn voor de kunst.

Het heeft een eigen, intrinsieke waarde.

Als uiting van allerdiepste gedachten of zielenroerselen,

Van schoonheid en verfijning,

of juist van rauwheid.

Daarnaast heeft kunst ook een belangrijke maatschappelijke functie.

Het kan confronteren en verbinden,

misstanden agenderen en aan de kaak stellen,

Of juist oplossingen aandragen.

Soms overheerst het een,

soms het andere.

Soms voert l’art pour l’art de boventoon,

Soms het engagement.

In zijn overzichtwerk van de moderne kunst vraagt de voormalige directeur van Tate in Londen, Will Gompertz, zich af of het nog wel kan: een geëngageerd, kritisch kunstenaar zijn.

‘Hoe maak je een werk over het milieu als je eigen kooldioxide-uitstoot veel groter is dan gemiddeld’, vraagt hij zich af.

‘Kun je een schilderij maken dat het onrecht toont van een samenleving waarvan je zelf niet overduidelijk profiteert?’ [1]

Gompertz geeft in zijn boek zelf het antwoord.

Tegenwoordig kunnen kunstenaars niet meer kritisch zijn, zegt hij.

Tenzij ze buiten de markt opereren en niets te verliezen hebben.

Gompertz heeft ongetwijfeld veel verstand van kunst.

In elk geval meer dan ik.

Maar hier slaat hij de plank toch finaal mis.

Het kan wél.

De finalisten van de Prix de Rome 2019 laten dat zien.

Zo maakten Sander Breure & Witte van Hulzen een totaalinstallatie die toont dat het ziekenhuis en het museum meer met elkaar gemeen hebben dan verwacht.

Ik citeer het juryrapport:

‘Door simpele ingrepen is de museumzaal getransformeerd tot een klinische ruimte, met als opvallend onderdeel de operatiecamera’s die vanuit de wanden de zaal binnendringen als ware het een lichaam.

De combinatie van sculpturen, performance, camera’s, televisieschermen en bezoekers veroorzaken onverwachte interactie.

Spannend is ook de tegenstelling tussen de steriele afstandelijkheid van de ruimte en de tactiele kwaliteit van de sculpturen.

De choreografie van performers en bezoekers krijgt een extra dimensie door de schermen waarop zij afwisselend live of geregistreerd verschijnen.’

Het resultaat is volgens de jury ‘een gelaagd werk dat verschillende perspectieven biedt op de choreografie in medische instituten en kunstinstellingen, maar tevens een poëtische reflectie biedt op ons eigen lichaam.’

Esiri Erheriene-Essi maakte in de afgelopen maanden ‘energiek geschilderde doeken waarop de alledaagse levens van zwarte mensen zijn geportretteerd’, zo schrijft de jury in haar rapport.

‘De scenes zijn gebaseerd op archieffoto’s van familie-uitstapjes, verjaardagen en andere ‘gewone’ gebeurtenissen uit de jaren ’60 en ’70.

Door de ‘gewone verhalen te tonen, vestigt zij de aandacht op de noodzaak een menselijk aspect toe te voegen aan de geschiedenis van zwarte mensen en niet alleen de negatieve elementen te belichten. De hoofdpersonen worden gecombineerd met archiefbeelden die verwijzen naar politieke en sociale gebeurtenissen in de geschiedenis en strijd van mensen uit de Afrikaanse diaspora. Op deze manier geeft de schilder context aan de situatie waarin de geportretteerden zich bevonden en de levens die zij hebben geleid.’

Daarnaast heeft de jury waardering voor de vrije manier waarop zij in haar werk verschillende schilderstijlen en patronen verwerkt.

‘De werken krijgen daarmee een collage-achtige kwaliteit die aansluit bij de artistieke reconstructie van een vergeten geschiedenis.’

Femke Herregraven brengt volgens de jury complexe onderwerpen samen in een gelaagde installatie die aansluit bij de diversiteit van haar artistieke praktijk.

Het nieuwe werk komt voort uit haar grondige onderzoek naar catastrofe-obligaties, zogenaamde catbonds, die door verzekeringsmaatschappijen worden uitgegeven.

‘Herregraven verbindt in de presentatie het concept van de catastrofe aan de duikreflex, die de mens beschermt tegen verdrinking, maar ook het vermogen tot zingen heeft gegeven. Hiermee maakt zij zichtbaar dat een catastrofe ook een positief kantelpunt kan zijn.

De uitkomst is een surrealistisch en actueel scenario dat (letterlijk) resoneert in de tentoonstellingsruimte.’

De jury heeft veel waardering voor Herregravens veelzijdige werkwijze, waarbij zij verschillende vormen van onderzoek combineert en herschikt.

‘De diverse onderdelen zijn in de installatie op een intelligente manier samengebracht en bieden een rijke ervaring.’

Rory Pilgrim neemt in zijn film de bezoeker mee in de wereld van een groep jongeren uit de Amerikaanse plaats Boise (Idaho).

De film kent een prachtige cinematografie, wonderschone muziek en een zorgvuldige montage, aldus de jury.

In de film snijdt de kunstenaar bovendien een reeks actuele thema’s aan.

De klimaatcrisis lijkt aanvankelijk het belangrijkste onderwerp te zijn, maar gaandeweg wordt duidelijk dat de jongeren ook andere problemen hebben.

Sommigen vechten tegen genderongelijkheid, anderen tegen onbegrip van ouders en weer anderen zijn dakloos.

Zo suggereert de film een subtiel verband tussen de aarde die aandacht en bescherming behoeft en de jongeren die een thuis nodig hebben voor intimiteit, veiligheid en hun toekomst.

Het resultaat is volgens de jury ‘een ontwapenend portret van de onzekerheden, hoop en verwachtingen van een generatie, een film bovendien waarin jonge mensen de kans krijgen om zich rechtstreeks tot de kijker te richten’.

De jury heeft veel waardering voor de wijze waarop de kunstenaar zich met deze groep geëngageerd heeft en hecht tevens belang aan zijn intentie om de samenwerking op andere manieren te blijven voortzetten.

Dit tekent de integriteit van het project en maakt nieuwsgierig naar het vervolg.

Rory Pilgrim toont zich niet alleen een meester in het maken van een film waarin beeld, muziek, inhoud, vorm en actualiteit samenkomen, ook zijn oprechte betrokkenheid is groots.

De jury heeft unaniem besloten om de Prix de Rome 2019 uit te reiken aan …

Rory Pilgrim!

[1] Will Gompertz, ‘Dat kan mijn kleine zusje ook. Waarom moderne kunst kunst is’, p. 422/3