Koningspreek door minister Wopke Hoekstra in de Remonstrantse kerk Bussum
Koningspreek door minister Hoekstra in de Remonstrantse kerk Bussum op zondag 22 september 2019.
Het gesproken woord geldt.
Ik lees u voor uit het evangelie volgens Marcus hoofdstuk 10, vers 17 tot en met 25:
17. Toen hij zijn weg vervolgde, kwam er iemand naar hem toe die voor hem op zijn knieën viel en vroeg: ‘Goede meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?’
18. Jezus antwoordde: ‘Waarom noemt u mij goed? Niemand is goed, behalve God.
19. U kent de geboden: pleeg geen moord, pleeg geen overspel, steel niet, leg geen vals getuigenis af, bedrieg niemand, toon eerbied voor uw vader en uw moeder.’
20. Toen zei de man: ‘Meester, sinds mijn jeugd heb ik me daaraan gehouden.’
21 Jezus keek hem liefdevol aan en zei tegen hem: ‘Eén ding ontbreekt u: ga naar huis, verkoop alles wat u hebt en geef het geld aan de armen, dan zult u een schat in de hemel bezitten; kom dan terug en volg mij.’
22. Maar de man werd somber toen hij dit hoorde en ging terneergeslagen weg; hij had namelijk veel bezittingen.
23. Jezus keek de kring rond en zei tegen zijn leerlingen: ‘Wat is het moeilijk voor rijken om het koninkrijk van God binnen te gaan.’
24 De leerlingen schrokken van zijn woorden. Maar Jezus zei nog eens uitdrukkelijk: ‘Kinderen, wat is het moeilijk om het koninkrijk van God binnen te gaan.
25. Het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan.’
Dames en heren, buurtgenoten,
Wat bijzonder om hier te mogen staan en u vanaf deze plek toe te mogen spreken.
Vanuit mijn huidige functie sta ik geregeld voor een zaal vol mensen, maar dat heeft toch echt een andere lading dan hier in dit huis van bezinning.
En juist in een week waarin onze rechtsstaat, en daarmee ons land in het hart is geraakt, voelt het goed om met zoveel anderen samen te zijn en stil te staan.
Een uitnodiging als deze om de Koningspreek te geven, noopt natuurlijk onmiddellijk tot graafwerk in de ziel. Het dwingt je om te midden van een druk, vol en hectisch leven een pas op de plaats te maken. Om jezelf een aantal vragen te stellen.
Wat betekent geloof voor mij?
Wat betekende het in mijn jeugd en wat betekent het nu? Leef ik mijn leven op een zinvolle manier?
Alleen al daarom bedank ik de Remonstrantse kerk voor de eer om hier te spreken.
Ik vind het bovendien ontzettend leuk dat juist Claartje in onze kerk terecht is gekomen. Dat zij deze dienst begeleidt was voor mij een extra reden om ja te zeggen.Ik heb haar jaren geleden leren kennen als een gelijkgestemde ziel, en heb goede herinneringen aan onze eerdere gesprekken, onder andere bij haar aan de keukentafel, over de grotere vragen des levens.
Dus hier sta ik vandaag. En in het gejaagde leven van politiek Den Haag zou je kunnen zeggen dat zo’n afgedwongen moment van bezinning een zegen is. Al dachten sommige medewerkers bij Financiën daar in de drukke weken voor Prinsjesdag, toen deze voorbereiding er even bij moest, wel wat anders over.
Een moment van bezinning is een zegen. Dat gevoel staat ook dicht bij wat de kerk en het geloof vandaag voor mij betekenen.
Ik kom uit een vrijzinnige familie. Mijn moeders familie is van oorsprong Nederlands-hervormd en mijn vaders familie al heel lang remonstrants. En erg kerkelijk zijn beide families al decennia niet meer.
Een 17e -eeuwse voorouder Meijer, zo gaat het verhaal, werkte op de meierij in een bisdom, ik denk in Gelderland. Hij werd remonstrant en de generaties na hem zijn dat gebleven.
Als kind ging ik naar een doopsgezinde zondagsschool. Mijn ouders wilden mij de beginselen van het christendom meegeven, maar hebben ook altijd gezegd dat het aan onszelf was om ons daartoe te verhouden.
Nu kom ik weinig in de kerk, in déze kerk, – een ieder die hier het afgelopen jaar geweest is, zal dit kunnen beamen. Toen ik me daar bij Maarten den Ottolander ooit voor verontschuldigde zei hij: 'Bij de remonstranten mag dat.’
Ik vond dat ontwapenend. Het niet-dogmatische van deze kerk heeft me altijd aangesproken.
Bestaat God?
Ik denk het, ik hoop het, maar ik heb meer vragen dan antwoorden. Ook daarom voel ik mij thuis bij de remonstrantse kerk, die daarvoor alle ruimte biedt, waar je die vragen kan stellen, en tegelijk de boodschap van naastenliefde, van betrokkenheid op meer dan het ik, ten volle kunt omarmen.
Een kerkdienst vervult daarin de rol van een plaats van verstilling en bezinning. Van reflectie en relativering. Rustend op een stevig fundament van door het geloof ingegeven normen en waarden.
Wat het voor mij bijzonder maakt?
Je hoort in een week van alles en nog wat, spreekt mensen, leest dingen, maar zelfs als dat iets levensbeschouwelijks is, heb je het zelf uitgekozen.
Op zondag tijdens de dienst wórdt je iets verteld, iets dat een ander belangrijk vond om jou te zeggen. Een nieuw perspectief. Een confronterende vraag. Een moment om geïnspireerd te raken door het hogere. Tijd voor bezinning op het materiële dat in de samenleving van vandaag zo dominant is – zeker ook in mijn baan. Want die draait volledig om geld, al is het voor de samenleving.
Het is een plek om je nog eens wat te laten gezeggen, om elkaar te ontmoeten en in de ogen te kijken, om later thuis of op het werk over door te denken.
Van mijn kerkbezoeken door de jaren heen zijn er flarden die ik met me meeneem, die mijn denkwereld beïnvloeden.
De rijke jongeling uit Marcus 10 is voor mij zo’n verhaal dat me is bijgebleven. Een jaar of 5 geleden stelde de predikant dit verhaal centraal tijdens de dienst hier bij ons in de kerk. Het was het verhaal zelf, of misschien wel veel meer de manier waarop zij het vertaalde naar het nu, dat een stevig appel op mij deed. Dit verhaal gaat ook over mij, en over mijn generatiegenoten, is wat ik toen dacht.
Toen ik mij voorbereidde op vandaag en het verhaal teruglas, kon ik een glimlach niet onderdrukken. Het is radicaler dan in mijn herinnering. Het absolute ervan: moet je nu álles verkopen, écht alles?
Wat ik ervan onthouden heb, klonk best te doen. Dat radicale is ook zeker niet wat ik vind dat u ervan zou moeten meenemen, dus maakt u zich geen zorgen. Dat zou ook vreemd zijn voor iemand die gelooft dat de vrije markteconomie in combinatie met een aantal stevige waarborgen, toch echt het beste vertrekpunt is. Voor wie geld, materie, het bevorderen van de welvaart en de koopkracht, als minister dagelijkse kost is. En die vindt dat economische affluentie niet iets is om je voor te schamen.
En dat hoeft dus ook niet. De verhalen in de bijbel inspireren ons vandaag. De boodschap is dieper dan de tekstuele feiten. De rijke jongeling is voor mij een verhaal met een kern die raakt.
Dames en heren,
Ik ben opgegroeid in Zeist. En over die jeugd, over die omgeving en over dat dorp is veel positiefs te zeggen.
Maar mijn vader noemde de buurt waarin ik ben opgegroeid ook wel eens het reservaat. En mijn ouders hielden ons wel eens de spiegel voor of het er soms niet erg veel over materie, over spullen en over dure kleren ging. En mijn ouders vonden, denk ik, de kinderen in de buurt, en ook de kinderen van henzelf, soms wel eens wat verwend. Soms vraag ik mij wel eens af of mijn kinderen niet in een zelfde soort omgeving opgroeien.
Ik moet dan de neiging onderdrukken om de woorden van mijn vader te herhalen.
Want wat wonen wij hier prachtig, in deze groene, bosrijke omgeving. Wat zijn de huizen mooi, wat zijn de scholen goed, wat ligt de omgeving er aangeharkt bij.
Ik denk dat u het met mij eens kunt zijn, als ik zeg dat wij ons hier in dit land, maar in het bijzonder in een dorp als dit, in een bevoorrechte positie bevinden.
De materiële zorgen van velen in deze omgeving gaan niet verder dan de nieuwe uitbouw of die extra vakantie. Velen van ons komen toch vooral in aanraking met mensen zoals wijzelf. Hoogopgeleid, blank, een goede baan, een vast contract, 2, 3 of 4 kinderen.
Ik chargeer natuurlijk, want ook in Bussum is het beeld gedifferentieerder dan dat. Maar de basis is wel: materieel is er als we echt eerlijk zijn eigenlijk weinig om te willen.
Hetzelfde geldt natuurlijk voor mij. Ik woon hier ook. Ik zie mezelf niet als materialistisch. Maar als ik eerlijk ben, is dat lekker makkelijk als je verdient wat ik verdien, want ik kan het me dus veroorloven.
Maar Jezus zei: ‘Kinderen, wat is het moeilijk om het koninkrijk van God binnen te gaan.’ […] Wat is het moeilijk voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan.’
Bezit en welvaart, tot een zeker punt bevordert het ons geluk en welzijn. Maar daarna nauwelijks meer, laten onderzoeken zien. Het is de bekende piramide van Maslow: als we voldoende geld hebben voor een zeker bestaan, volgen er andere vragen.
Besteed ik mijn tijd op de juiste manier?
Wat laat ik achter?
Het zijn de fundamentele vragen, want wie is er op zijn sterfbed verdrietig omdat hij te weinig geld heeft verdiend? En daar biedt de kerk, het geloof, het contact dat we daar met elkaar maken, en de durf om moeilijke vragen te stellen – een uitweg. Een anker.
Dames en heren, je krijgt in het leven geen antwoord op de vraag wat de zin van het leven is. Maar eigenlijk is dat wel de vraag die aan ons allen wordt gesteld: wat is de zin van jouw leven? Het enige en absolute antwoord bestaat niet, maar ik geloof wel dat het een opdracht is in het leven om er je persoonlijke antwoord op te formuleren.
Wat is het leven voor mij? Is het een flikkering tussen 2 afgronden – ultrakort, zoals iemand dat wel eens beschreven heeft?
Of is het een enorm geschenk, en is het de kunst om het een paar decennia mee te dragen en dan weer door te geven aan de volgende generatie? Is het een uitzonderlijk voorrecht om er te mogen zijn, zelfs al voelt dat niet elke minuut van de dag zo?
Voor mij is belangrijk dat we deel uitmaken van een groter geheel. Dat we ergens vandaan komen, en ergens naartoe gaan. Wie zijn je ouders, je grootouders, en wat kwam daar nog voor? Wie komen er na jou? Dat heeft je iets te zeggen – in het klein of in het groot.
In mijn opvoeding waren vrijheid en verantwoordelijkheid centrale waarden. Waarden die ik nu probeer door te geven aan mijn kinderen.
Mijn vader was internist, mijn moeder heeft pedagogiek gestudeerd en begeleidde op het blindeninstituut Bartiméus kinderen met een visuele beperking. Thuis werd er veel gesproken over wat ze meemaakten op hun werk. Het was ons als kinderen duidelijk wat ze deden en ook waarom ze het deden. En ook dat zij daarmee een bijdrage wilden leveren aan de maatschappij.
Maar wat ze mijn broer, mijn zus en mij ook voorhielden, was: ‘denk erom, je kan niet kiezen waar je wordt geboren, maar je kunt er wel voor kiezen om hard te werken. En goed je best te doen.’
Dat deden ze niet door te preken. Preken en moraliseren deden ze sowieso niet. Maar ze deden het door het ons voor te leven. Wij zagen elke dag met eigen ogen hoe zij hun leven invulden. Tegelijkertijd gaven ze ons veel vrijheid. Ze waren, met een woord van deze tijd, heel relaxt over wat we in onze vrije tijd uitspookten, over onze schoolresultaten, over onze keuzes qua studie en werk.
Dat verantwoordelijkheidsgevoel hangt samen met het idee dat je je tijd niet moet vermorsen. Het besef van vergankelijkheid zit in onze familiegeschiedenis verweven.
Zelf werd ik daarmee geconfronteerd doordat mijn moeder ernstig ziek werd toen ik op de lagere school zat, genas, maar opnieuw ziek werd toen ik het huis uit was, en overleed toen ik 20 was.
En opnieuw toen ons jongste kind een paar jaar geleden ernstig ziek bleek. We zijn nog niet uit de zorgen, maar het ziet er gelukkig echt goed voor hem uit.
Dat gold helaas niet voor alle kinderen, die we zagen in het Prinses Máxima Centrum waar hij werd behandeld. Dat is niet te verteren. Dan vraag ik me af waar dit allemaal voor nodig is. Waarom kinderen lijden.
Het gevoel dat je je tijd niet moet vermorsen, maakt tegelijkertijd iets calvinistisch in mij los. Voor mij persoonlijk is daarom een belangrijke leidraad in het leven – en ook één die ik graag uitdraag – die van de dubbele verantwoordelijkheid.
Verantwoordelijkheid nemen voor je eigen leven, voor je familie en directe omgeving is 1.
Maar als je dat nou kan, als je de ruimte hebt, wat kan je dan nog meer? Hoe kan je verantwoordelijkheid nemen voor meer dan het ik en in het hier en nu – en juist voor het wij en het later? Hoe richt je je leven zo in dat je bijdraagt aan onze samenleving, op een manier die verder gaat dan een keer de planten van de buurvrouw water te geven?
Dames en heren, stelt u voor dat u straks 50, 60 of 70 jaar in deze buurt heeft geleefd. U sterft en wat blijft er dan over? Wat is er dan neergedaald?
Laten we iets meer doen, met alles wat we hebben. En dan heb ik het niet alleen of per se over bezit, maar ook over onze mogelijkheden.
Laat ik voor mezelf spreken: mijn opleiding, mijn baan, ons huis –ja ik heb het bereikt door hard te werken, maar toch ook vooral door een flinke portie geluk. Met de mensen die op mijn pad kwamen. Misschien herkent u dat. En dat schept een plicht.
Op de kaarten die je in het leven krijgt toebedeeld heb je vaak geen invloed. Maar de vraag die het leven, God en de samenleving aan je stellen, is: wat doe je? Hoe ga je hiermee om?
Dat is niet alleen een appèl op u, maar ook een appèl op mijzelf. Want als je met zo’n verhaal als dit bezig bent volgt onherroepelijk de vraag: wat doe ik zelf eigenlijk? En kort daarna de conclusie: misschien wel te weinig.
Datzelfde gevoel bekruipt me wel eens als mijn kinderen me bevragen, over onderwerpen groot en klein.
Over het klimaat: papa, waarom hebben we geen zonnepanelen?
Of over donaties: jij vindt dat toch een heel goed doel? Waarom geef je dan niet meer?
Als ze de herdenkingen vanwege 75 jaar vrijheid op televisie zien: kan dat nog eens gebeuren?
En natuurlijk kan ik mijzelf op de borst kloppen en zeggen dat ik een baan in het bedrijfsleven heb verruild voor mijn huidige functie, waarbij het belang van ons land in alle grote en kleine keuzes centraal staat.
Ja, ik ben gaan werken voor de publieke zaak. Eerst in de Eerste Kamer en nu als minister. Maar het eerlijke verhaal is dat ik deze baan – naast een enorme eer en grote verantwoordelijkheid – vooral ontzettend leuk vind. Een opoffering? Geen sprake van.
En daarnaast herken ik hoe gezin, werk, sport en een poging tot een sociaal leven de uren opslokken en de dagen, maanden en jaren voorbij doen vliegen, zonder dat je jezelf de tijd en ruimte geeft om iets te doen dat groter is dan jijzelf – hoe klein de daad of het gebaar in zichzelf ook kan zijn.
Want net zoals je een enkele uitspraak van een predikant of een zin in een boek decennialang met je mee kan dragen, zo kan een klein gebaar of gesprek een groot verschil maken.
Een druppel in het water, maakt een kring, en nog een, en nog een, steeds groter, totdat er wezenlijk iets veranderd is.
Mensen – mijzelf incluis - denken vaak: dat ga ik allemaal later nog wel een keer doen. Later ga ik vrijwilligerswerk doen, later ga ik mijn talenten inzetten voor de maatschappij, later ga ik braaf mijn best doen in de buurt. Het is verleidelijk om te denken, dat ga ik nog een keer doen. Het sust ons geweten.
En natuurlijk is het waar: voor alles is een plaats en een tijd. En niet alles hoeft nu. Maar zoals een wijsgeer ooit heeft gezegd: ik geloof in de eeuwigheid, dus ik heb haast. Uitstel heeft mogelijk een prijs. Laten we waken voor dat moment waarop we met spijt denken: was ik er maar eerder aan begonnen.
Dames en heren, ik denk geregeld terug aan het boek Happier van de Amerikaans-Israëlische Tal Ben-Shahar. Een aantal jaar geleden had ik de eer deze Harvard-professor te ontmoeten: hij doet al jarenlang onderzoek naar geluk.
1 van zijn belangrijkste bevindingen: het helpen van anderen is essentieel voor een gelukkig leven. Hij citeert de filosoof Ralph Waldo Emerson die zegt:'It is 1 of the most beautiful compensations of this life that no man can sincerely try to help another without helping himself.’
Voor mij komt alles uiteindelijk samen in dat ene gebod: heb uw naaste lief als uzelf.
Het hoopvolle is dit: zoek het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden. Klop en er wordt opengedaan. Reik de hand naar de ander, stap buiten het reservaat en wie weet wat er op je pad komt. Ga de wijde wereld in en deel je geluk.
Dank u wel.