Toespraak van minister Van Engelshoven bij bezoek aan Hanzehogeschool, op 3 september 2019
Minister Van Engelshoven sprak tijdens een bezoek aan de Hanzehogeschool in Groningen, op 3 september 2019.
(het gesproken woord geldt!)
Beste mensen,
Dank voor de uitnodiging om hier te komen spreken. Op een half uurtje hier vandaan ben ik geboren, en het voelt altijd speciaal om weer in de buurt van Delfzijl te zijn. Een thuis van lang geleden.
Gister was ik wat dichter bij mijn huidige, Haagse thuis, en opende ik het academisch jaar in Leiden. U heeft ongetwijfeld gehoord van het pleidooi dat ik daar hield, voor meer samenwerking en minder concurrentie in het hoger onderwijs. Een pleidooi voor beheerste concurrentie, in plaats van een onbedoelde Hobbesiaanse strijd om geld en studenten. Dat geldt voor hbo’s net zo goed als voor universiteiten.
De opening van het academisch jaar was niet m’n enige optreden gister. Ook ontving ik van de Vereniging Hogescholen de agenda voor de komende jaren. En wat ik in handen kreeg, dat geeft me vertrouwen.
De komende tien minuten wil ik gebruiken om samen met u officieel te beginnen aan het hogeschooljaar. Stilstaan bij de start. Het moment markeren, door te kijken wat het jaar ons kan brengen. Geen futuristisch vergezicht, maar simpelweg: de komende 365 dagen beschouwen.
Wat is er allemaal gebeurd als we over een jaar terugkijken en waar heeft dat aan bijgedragen?
Hier in het noorden, en in de rest van het land?
Ongetwijfeld is het weer een jaar geweest waarin we merkten hoe snel de wereld verandert. En dan bedoel ik niet die clichématige ‘wereld om ons heen’. We spelen geen rol in het verhaal over een abstracte toekomst – we maken die toekomst zelf. Juist in het onderwijs.
Elke dag hebben we de kans om een nieuw hoofdstuk te schrijven.
Dus laten we eens kijken wat er in het hbo is gebeurd, als we volgend jaar terugblikken:
- U denkt dan uiteraard aan de vele studenten die hun diploma’s haalden, aan de boeiende lessen die u gaf, tentamens waarop gezweet is en innovaties waar u aan heeft meegewerkt.
- Ik zou het niet gek vinden als u de successen van het praktijkgerichte onderzoek noemt, of de Centres of Expertise, die wederom een succesvolle jaargang beleefden.
- U noemt hopelijk een mooie reeks van maatschappelijke vraagstukken die dankzij u weer een stap dichter bij hun antwoord zijn.
- U bent ondertussen niet vergeten om de mensen die het onderwijs verzorgen net zo te waarderen en dezelfde loopbaankansen te bieden als onderzoekers.
- Ook hier in Groningen zijn er ongetwijfeld weer nieuwe associate-degree-opleidingen, zodat er een mooie doorgang blijft bestaan vanuit het mbo.
- En door slimme experimenten met het BSA werkt die zoals bedoeld: als richtingaanwijzer naar de juiste studie of als bevestiging van een goede keuze.
- Tot slot heeft u hopelijk allemaal de trots gevoeld op alweer een groep ‘professionals voor morgen’ die de samenleving instromen.
Geen gekke oogst, lijkt mij!
Toch weet ik ook wat ik nog meer hoop te zien naast al deze mooie vanzelfsprekendheden…
Allereerst hoop ik, in het licht van meer samenwerking en minder concurrentie, dat rendement zo langzamerhand een verboden woord is geworden. En ‘studentsucces’ daar vanzelfsprekend voor in de plaats is gekomen.
Ook hoop ik bij u, en bij de andere instellingen in het hoger onderwijs, de inkt van onze strategische agenda’s te herkennen.
Die van u is al gereed en opgedroogd. De agenda van OCW, in overleg met de sector, komt in december.
Als ik volgend jaar om deze tijd terugkijk, dan hoop ik die agenda te herkennen:
- Ik hoop dat het stelsel nog toegankelijker is geworden, en dat er minder eerstegeneratiestudenten en studenten met een migratie-achtergrond zijn uitgevallen.
- De toestroom vanuit het vwo is net als afgelopen jaar, hopelijk weer gegroeid.
- En ik kijk uit naar nog meer hogescholen die een herkenbare, unieke identiteit en aantrekkingskracht hebben ontwikkeld – en blijven ontwikkelen, afhankelijk van de vragen vanuit maatschappij en werkgevers.
Maar wat ik daarnaast door de bril van meer samenwerking ook graag zie volgend jaar… kan ik toch echt niet anders omschrijven dan met een verschrikkelijke beleidsterm.
Sorry. Excuus.
‘Meer flexibiliteit’.
Het bekt misschien niet lekker, maar het is wel wat ik zie dat het hoger beroepsonderwijs nog kan gebruiken. Want het hbo – óns hbo, jullie Hanzehogeschool – is voor ons land een belangrijk instituut van vooruitgang en innovatie. Zo’n instituut wil ik graag deugdzaam onderhouden. Zodat het nog jaren meekan.
Wensen en behoeften van studenten en werkgevers veranderen zo snel, vertellen bestuurders mij, dat lesprogramma’s niet kunnen achterblijven. Spreek ik volgend jaar om deze tijd opnieuw, dan hoop ik dus ook te zien dat studenten ervaren hoe flexibel hogescholen zijn. Dat studenten de kans hebben gehad om op eigen tempo hún pad te lopen naar een plek in de samenleving.
Ik hoop te zien dat onderwijsinstellingen, maar liever nog ‘wij als samenleving’ erkennen dat elke student iets anders nodig heeft om succesvol te zijn. Vanuit zijn of haar unieke achtergrond. En ik wens ‘mijn’ generatie van bestuurders toe dat we de wensen van de jongeren in ons land – wie ze zijn en wat ze doen – scherp op ons netvlies blijven hebben. Dat we jongeren blijven bevragen op hun plannen voor de toekomst – zodat we ze kunnen ondersteunen in het behalen daarvan. Om een betekenisvol leven in onze maatschappij vorm te geven.
Dát is waarom ik meer studentsucces nastreef. Voor elke student een eerlijke kans, om op de juiste opleidingsplek te komen en de studie met succes af te ronden. Dat doe ik ook omdat ik meen dat dit leidt tot meer gelukkige starters op de arbeidsmarkt.
En waar flexibiliteit de student veel kan brengen, geldt dat ook voor werkgevers. Volgend jaar om deze tijd zijn werkgevers hopelijk weer voorgesteld aan een grote groep professionals die het verschil gaan maken voor ze.
Jonge mensen met vakspecifieke kennis, die tegelijkertijd zijn uitgerust met de vaardigheden om complexe taken op te pakken. Probleemoplossers – die niet zitten te wachten op routine. Ze hebben moraal, zijn sociaal, en digitaal. Want er zullen steeds meer banen zijn waarin je niet zonder die combinatie kunt.
Kortom: volgend jaar om deze tijd zijn de ‘professionals van morgen’, van vandaag geworden.
Beste mensen,
We keken vandaag samen één jaar vooruit. U hoorde mij zeggen hoe tevreden ik ben over ons hoger onderwijs.
Ik ben blij dat dat niet alleen mijn perspectief is – maar wordt bevestigd, in grote vergelijkende onderzoeken van de OESO en individuele accreditaties.
En als het om samenwerken gaat, kan ik met eigen ogen zien hoe goed dat hier in het noorden al gaat, met de Rijksuniversiteit en de mbo’s om u heen.
Ik hoop dat dat volgend jaar alleen maar beter is geworden. Laten we er in het hoger onderwijs samen zorgen dat we er goed op blijven staan. Internationaal – in de regio, én voor elk talent dat op de deur klopt.
Tussen de trots en tevredenheid, kwamen er vandaag stiekem ook nog aardig wat toekomstwensen voorbij. Dat was met voorbedachten rade.
Het houdt u scherp. Ik wens u een heel goed jaar.
Dank u wel.