Toespraak minister-president Mark Rutte bij de start van de viering van 75 jaar vrijheid, Terneuzen.
Majesteiten, dames en heren,
Ik ben van na de oorlog.
Zoals inmiddels de meeste Nederlanders.
Voor mij, voor ons, is vrijheid de norm.
Een vanzelfsprekendheid.
Maar als we er even bij stilstaan: hoe bijzonder is het dat we leven in vrede en veiligheid?
Dat je jezelf kunt zijn, dat je anders mag zijn, en dat je dat zelf bepaalt?
Hoe bijzonder is het dat je vrij bent om je mening te geven, dat je kunt demonstreren, en zelf je vertegenwoordigers kiest?
Beseffen we wel voldoende hoe bijzonder het is om te leven in een land dat al bijna 75 jaar vrij is van oorlog, van tirannie en van dwang?
Misschien moet je daarvoor zelf de gruwelen van de oorlog meegemaakt hebben.
‘We hebben de hel gezien’, schreven mijn grootouders toen ze Rotterdam zagen branden na het verwoestende bombardement in 1940.
Hun verhalen en die van mijn ouders maakten als kind grote indruk op mij.
Maar inmiddels zijn oorlog en tirannie voor de meesten van ons abstracte begrippen geworden.
Alleen via beelden op het journaal of door verhalen van vluchtelingen komen we er nog mee in aanraking.
Voor de inwoners van het dorp Biervliet, hier enkele kilometers vandaan, was oorlogsgeweld allesbehalve abstract.
In 1944, tijdens de Slag om de Schelde, lag Biervliet midden in de vuurlinie.
De dochter van de dorpssmid, 22 jaar oud, beschrijft in haar dagboek de angstaanjagende taferelen.
Op 12 oktober noteert ze:
‘In onze polder zijn reeds honderden granaten gevallen. (…)
Het granaatvuur is nu zo hevig, dat je elkaar niet meer kunt verstaan.’
Haar hele familie, inclusief haar oma van 86, schuilt in een waterafvoer onder een weiland.
De buurvrouw bevalt van een zoon, terwijl er vier granaten boven de schuilplaats ontploffen.
In haar dagboek schrijft ze:
‘Overal brandt het. Het is een hel op aarde.’
Gelukkig wordt dankzij het moedige optreden van de geallieerde soldaten ook Biervliet een paar dagen later bevrijd.
De opluchting is enorm, maar uitbundig zijn de dorpelingen niet.
‘Daar hadden we teveel voor meegemaakt’, schrijft de jonge vrouw in haar dagboek.
Dit aangrijpende verhaal van het dorp Biervliet, en de dochter van de smid, is ook het verhaal van ontelbare andere dorpen en steden in Nederland - en van ontelbare andere vrouwen, mannen, jongens en meisjes.
Het is het verhaal van de bevrijding.
Een verhaal van hoop.
Hoop om eindelijk verlost te worden van de verschrikkingen die de oorlog en de bezetting met zich mee brachten.
Maar ook een verhaal van strijd, van honger en van uitputting.
De gevechten om Nederland te bevrijden en de lange hongerwinter eisten duizenden levens van Nederlandse burgers.
En nog eens duizenden geallieerde soldaten sneuvelden binnen en buiten Nederland om ons van het nazi-juk te bevrijden.
Het zijn grote offers die gebracht zijn voor onze vrijheid.
En het is belangrijk dat we erbij stilstaan dat die vrijheid van nu, toen is bevochten.
Of beter gezegd: heroverd.
Straat voor straat, dorp voor dorp, stad voor stad.
En daarvoor zijn we onze bevrijders eeuwig dankbaar.
Tegen de veteranen die vandaag naar Terneuzen komen, wil ik namens alle Nederlanders zeggen: dank u wel dat u ons onze vrijheid heeft teruggegeven.
Dank u wel dat we vandaag vrij zijn om te zijn wie we zijn.
Vrij om onze eigen mening te hebben.
Vrij om ons leven en ons land in te richten zoals wij dat willen.
Voor ons lijken het vanzelfsprekendheden, maar op een dag als vandaag beseffen we hoe bijzonder dat eigenlijk is.
Dat vrijheid iets is wat we moeten koesteren, beschermen en blijven vieren.
En dat we de verantwoordelijkheid hebben het door te geven aan de volgende generaties.
Thank you.
Merci.
Dziękujemy [DZJÈN-KOE-JÈ-MIE]
Tusen Tak [TUUSEN TAK]
Dank u wel.